Het kleine hondje dat hoog kon springen
Het kleine hondje dat hoog kon springen
23 november 2020
Er was eens een klein hondje dat het liefst in zijn hokje bleef, waar het droog en warm was. Soms ging hij even naar buiten om in de tuin te ravotten met zijn puppy-vriendjes. Maar wanneer er dan grote honden voorbij het tuinhek liepen, draafde hij snel terug naar zijn hok en kroop hij zo ver mogelijk naar achteren. En als de grote honden de brokjes uit zijn voerbak opaten, wat niet zelden gebeurde, kefte hij nijdig naar hen. Maar vechten? Nee, dat deed hij toch maar niet.
Eigenlijk zou het kleine hondje het liefst ook een grote sterke hond zijn waarvoor de andere honden respect hadden. Een hond die zorgeloos door de buurt kon rennen en kon meedoen met alle spelletjes van de grote honden. Maar tot die tijd was het hok een veilige schuilplaats. Daar, in de schaduw, konden de grote honden hem niet zien en hij hen niet. Het was er alsof de boze buitenwereld niet bestond.
Toen, op een zonnige dag, zochten de grote honden een speelkameraadje en vroegen het kleine hondje om naar buiten te komen. Ze beloofden dat ze niet naar hem zouden blaffen en hun brokken eerlijk zouden delen. Dat liet het kleine hondje zich geen twee keer zeggen. Vrolijk blaffend rende hij achter hen aan, blij dat hij mee mocht doen.
En al snel was hij al zijn angst voor de grote honden vergeten. Gewillig deed hij mee aan ieder spel dat de grote honden maar voor hem verzonnen. IJverig apporteerde hij ballen en takken en sprong hij door de hoepels die hem werden voorgehouden. Steeds hoger werden de hoepels en zelfs de grote honden verbaasden zich er over hoe hoog het hondje kon springen. Ze zouden hem bijna hun brokjes geven, zo zeiden ze onder elkaar, zo deed het hondje zijn best.
Bijna, want toen de zon achter de wolken verdween bedachten de grote honden een ander spel waarvoor ze het kleine hondje niet meer nodig hadden. In het vuur van het nieuwe spel waren ze het kleine hondje snel weer vergeten. Zo zijn grote honden nu eenmaal. Nog even liep het hondje kwispelend achter hen aan, kwijlend om de lekkere brokjes die hem beloofd waren. Tot hij zich realiseerde dat het spel voorbij was en zijn maag leeg. Hij slofte teleurgesteld terug naar zijn hok, waar zijn lege voerbakje wachtte. Oef, wat had hij een spierpijn.
Laurens Wijmenga werkt bij het Wetenschappelijk Instituut en kan weken overleven op koffie, boeken en falafel.
Elke maandagmiddag verschijnt op deze plek een nieuwe column van één van onze columnisten. Vorige week schreef Jan Steven Eilander de column 'Brusselse zelfreflectie'. Tot volgende week!