“Eerbied voor grijze haren” - over de houdbaarheid van de oudedagsvoorziening
“Eerbied voor grijze haren” - over de houdbaarheid van de oudedagsvoorziening
12 februari 2005
In dit artikel[i] komen enkele belangrijke vraagstukken omtrent het ouderenbeleid aan bod en wordt aangegeven hoe de ChristenUnie zich daarbij tot nu toe heeft opgesteld. We beginnen met het neerzetten van een paar bijbelse noties.
Eerbied voor grijze haren en hen die ze dragen is een bijbelse opdracht. In Leviticus 19:32 lezen we: “Voor het grijze haar zult gij opstaan en aan de oude zult gij eer bewijzen en uw God zult gij vrezen”. Ook tegen de jonge Timotheüs zegt de apostel Paulus in het Nieuwe Testament: “Wordt niet heftig tegen een oude man, maar vermaan hem als een vader (...) en oude vrouwen als moeders.”
Noten
[i] Dit artikel is een bewerking van een lezing die is uitgesproken door Reinier Koppelaar voor de KV van Krimpen a/d IJssel op 26 april 2004.
De Bijbel roept dus op tot eerbied en een respectvolle houding naar ouderen. Opvallend is dat dit in verband wordt gebracht met de dienst aan de Here: jongere generaties zijn de oudere niet alleen dank verschuldigd voor wat zij eerder voor hen hebben gedaan. Dat zou slechts horizontale solidariteit veronderstellen: ‘voor wat hoort wat’. Wat jongere generaties echt motiveert om ouderen met liefde en respect te behandelen is dat ouderen hen van God gegeven zijn, ook om voor te zorgen als het niet meer gaat. Een mooi voorbeeld in de bijbel is de zorg van Ruth voor Naomi.
We lezen in de brief van Paulus aan Timotheüs omgekeerd ook iets over de positieve taak van ouderen: “Oude mannen moeten nuchter zijn, waardig, bezadigd, gezond in het geloof, de liefde en de volharding. Oude vrouwen eveneens, priesterlijk in haar optreden, niet kwaadsprekend, niet verslaafd aan veel wijn, in het goede onderrichtende…”. We lezen hierin dat ouderen een opdracht hebben in de samenleving, gericht op het voorleven en overdragen van ‘het goede’ (zeg maar: waarden en normen!) aan jongeren en, voor wie de gezondheid het toelaat, ook gericht op deelname aan kerkelijk en maatschappelijk leven, bijvoorbeeld vrijwilligerswerk.
Samenvattend twee uitgangspunten voor een christelijke beoordeling van het ouderenbeleid:
1) eerbied voor de ouderen geeft jongere generaties verantwoordelijkheid voor hen; en
2) ouderdom verplicht ook om zich dienstbaar te blijven inzetten voor de samenleving.
Vergrijzing
Bovengenoemde uitgangspunten geven nog geen antwoord op de vraag wat tot de verantwoordelijkheid van de overheid en wat tot die van de samenleving behoort. Dat is echter wel de belangrijkste vraag voor de politiek ten aanzien van de collectieve voorzieningen voor ouderen. We zullen ingaan op de twee belangrijkste vraagstukken, te weten de oudedagsvoorziening - de AOW en de pensioenen - en het zorgstelsel. De reden dat beide prominent op de politieke agenda staan is de vergrijzing. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft een bevolkingsprognose opgesteld tot 2050. Daaruit blijkt dat de verhouding tussen ouderen boven de 65 en de beroepsbevolking tussen 15 en 65 drastisch gaat veranderen.
Dat is van belang, omdat wij in Nederland de AOW, waarop iedere Nederlander na zijn 65e recht heeft - de voornaamste en bekendste erfenis van minister-president Drees - sinds de invoering in 1957 wordt gefinancierd via een omslagstelsel. Dat was nodig, omdat de toenmalige ouderen niet hadden kunnen sparen voor hun oude dag vanwege de oorlog en de daaraan voorafgaande crisisjaren. Werkenden betalen dus niet voor hun eigen AOW, maar voor dat van hun ouders en grootouders. Daarnaast sparen de meeste Nederlanders via collectieve pensioenregelingen, en sommigen hebben nog een aanvullende pensioenregeling getroffen. Dit zijn de drie pijlers van ons pensioenstelsel.
Momenteel betaalt 62% van de bevolking de oudedagsvoorziening voor 14%. In 2050 krimpt de beroepsbevolking naar verwachting tot 56% en groeit het aantal 65-plussers tot 22%! Anders gezegd: nu zijn er drie 65-plussers op elke tien werkenden. Dat worden er zes op de tien in 2050! Dat betekent dat de grijze druk[ii] toeneemt van 23% nu naar ruim 40% in 2050. En dat is nog niet alles, want er zijn ook dingen veranderd in de levensloop: mensen gaan niet meer op hun 15e werken, maar leren langer en worden dus pas later actief op de arbeidsmarkt. Aan de andere kant van de piramide stoppen steeds meer Nederlanders eerder met werken, soms al op hun 55e, al wordt dat, na het sociaal akkoord dat in november jongstleden werd bereikt, wel moeilijker voor de mensen die nu jonger zijn dan 55 jaar. En als klap op de vuurpijl blijft het geboortecijfer constant laag (1,7 kind), terwijl de levensverwachting blijft stijgen: van mannen van 75 naar 80, en van vrouwen van 81 naar 83 jaar. Het moge duidelijk zijn: de vergrijzing leidt tot problemen als er niet wordt ingegrepen. Puntig samengevat is dan ook de vraag: hoe houden we onze oude dag betaalbaar?
In haar rapport “Generatiebewust beleid” stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid dat het collectieve stelsel van oudedagsvoorzieningen en gezondheidszorg houdbaar is onder drie voorwaarden: 1. vergroten arbeidsparticipatie; 2. beteugelen zorguitgaven; en 3. verbreden van de financieringsgrondslag.
Financieringsmaatregelen
Om met het laatste te beginnen: regering en parlement hebben niet stilgezeten de laatste jaren. Er zijn al heel wat maatregelen getroffen in de financiële sfeer. In 1998 is een AOW-spaarfonds ingesteld, dat wordt gevuld uit de belastingopbrengsten. De verwachting is dat daar in 2020 126 miljard euro in zit. Een andere strategie die is ingezet is de aflossing van de staatsschuld. Heel belangrijk, want de vrijvallende ruimte voor rente en aflossing kan worden aangewend om eventuele tekorten in de AOW-fondsen aan te vullen uit de algemene middelen. Dan zijn er nog twee andere knoppen waaraan kan worden gedraaid: de hoogte van de AOW-uitkering en de grondslag voor heffing van de AOW-premies.
Dat men zich in de politiek niet bepaald populair maakt door voorstellen te doen over aantasten van de AOW-uitkeringen, ervoer het CDA in 1994, toen mede in reactie op uitspraken over het bevriezen van de AOW het Algemeen Ouderen Verbond werd opgericht, dat onverwacht zes zetels haalde! Bevriezen is dan ook niet logisch: de AOW moet welvaartsvast zijn, dus gekoppeld worden aan de algemene loonstijging, zodat de koopkracht van ouderen mee ontwikkelt met die van de rest van de samenleving. Dat vraagt solidariteit, en is bovendien billijk, rekening houdend met het verzekeringskarakter van de AOW. Anderzijds: de AOW is een verzekering voor bestaanszekerheid, een garantie voor het minimum. Veel ouderen genieten daarenboven nog een goede pensioenaanvulling; het ligt daarom wel enigszins voor de hand om de AOW-uitkering meer inkomensafhankelijk te maken (via een omweg, de zogeheten ouderenaftrek, gebeurt dit ook al).
We noemden ook nog de grondslag voor premieheffing. Iedereen boven de 65 jaar is vrijgesteld van premiebetaling, ook weer geredeneerd vanuit het verzekeringskarakter. Maar is het nu echt zo vreemd om ook boven je 65e mee te betalen aan de AOW van minder draagkrachtige generatiegenoten? Wat ons betreft een interessante gedachte die ook werd opgeworpen in het jongste ontwerpadvies van de SER over een toekomstgericht ouderenbeleid: evenwichtige lastenverdeling in het belang van alle generaties[iii]. De SER stelt in dit ontwerpadvies onder andere voor om de financieringsbasis van de AOW structureel te verbreden door een geleidelijke uitbreiding van de financiering uit de algemene middelen. Niet alleen 65-minners, maar ook AOW-gerechtigden dienen volgens de SER een evenredige bijdrage te leveren aan de financiering van de toename van de AOW-lasten. Dit zou dan echter niet moeten gelden voor personen met alleen een AOW-uitkering en/of een klein aanvullend pensioen.
Arbeidsparticipatie
Een andere voorwaarde voor de houdbaarheid van de ouderdomsvoorzieningen is een toename van de arbeidsparticipatie. Het Paarse kabinet heeft haar beleid vooral gericht op de arbeidsparticipatie van vrouwen. Via diverse fiscale prikkels en bijvoorbeeld het stimuleren van kinderopvang werd een cultuuromslag nagestreefd.
Terzijde: ook het huidige kabinet gaat op deze voet voort. Dat is bijvoorbeeld te zien aan de Wet Basisvoorziening Kinderopvang. De ChristenUnie stelde daarbij dat de overheid met deze aanpak te ver gaat in haar bemoeienis met de verdeling van arbeid en zorgtaken. Het wordt financieel aantrekkelijk gemaakt om allebei te werken en de kinderen in de opvang te stoppen, maar wie besluit om thuis voor de kinderen te gaan zorgen ziet daar niets voor terug. Daarom heeft de ChristenUnie bij herhaling gepleit voor een kindgebonden budget.
Dit kabinet zette voor het eerst krachtig in op de bevordering van de arbeidsparticipatie van ouderen: langer doorwerken wordt de norm. Waarom moeten mensen zonodig door de staat worden gesteund wanneer zij willen stoppen met werken op hun 55e? Ooit werd de VUT-regeling ingevoerd om de jeugdwerkloosheid tegen te gaan: ouderen moesten als het ware plaatsmaken. Daarna werd het echter als een recht beschouwd om fiscaal gefaciliteerd vervroegd te stoppen. De ChristenUnie heeft de richting die het kabinet inslaat gesteund, maar heeft zich ervoor ingezet om een aantal scherpe kanten van de aanvankelijke voorstellen af te halen. Het sociaal akkoord van november bevatte veel wat eerder door PvdA, GroenLinks, SP, ChristenUnie en LPF was voorgesteld. Maar met alleen maar afschaffen van VUT en prepensioen ben je er nog niet. Veel werkgevers blijken immers bepaald niet happig om oudere werknemers in dienst te houden of te nemen. Bij reorganisaties vliegen oudere werknemers er vaak uit, omdat ze te duur zijn, of onvoldoende bijgeschoold. Daarom heeft de ChristenUnie voorgesteld om ook positieve maatregelen te treffen en voorwaarden te scheppen waardoor het aantrekkelijker wordt om oudere werknemers in dienst te houden. Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van een specifieke afdrachtvermindering voor werkgevers die een oudere in dienst nemen. Staatssecretaris Wijn heeft inmiddels toegezegd dit instrument te zullen onderzoeken. Ook wordt steeds meer aandacht besteed aan het zogenaamde levenslang leren.
Iets anders om over na te denken - vooral door de sociale partners en minder door de politiek - is demotiebeleid. Het zou dan in bepaalde beroepen maatschappelijk normaal moeten worden dat iemand in zijn laatste werkzame jaren minder gaat verdienen dan daarvoor; in veel beroepen geldt dat het voor oudere werknemers niet aantrekkelijk meer is om zich te blijven verdiepen in vernieuwde technieken of wordt de werkdruk op den duur te hoog.[iv] Eind vorig jaar werd deze gedachte ook naar voren gebracht door CNV-voorzitter Terpstra. Ook de RMO doet in zijn jongste adviezen over ouderenbeleid voorstellen in deze richting.[v]
Zorguitgaven
Als laatste voorwaarde voor de houdbaarheid van het stelsel van oudedagsvoorziening wordt genoemd het beheersbaar houden van de zorguitgaven. Deze stijgen zeer hard de laatste jaren. Momenteel gaat 13,5% van de inkomens alleen al op aan de AWBZ. Zonder maatregelen zou dat oplopen tot 20% in 2020. Deze stijging wordt voor een deel veroorzaakt door de bevolkingsgroei en voor een deel door de vergrijzing (zie vorige artikel).
Maar dat niet alleen: in de zorg worden steeds betere, maar ook steeds duurdere behandelingen geïntroduceerd. Een andere oorzaak is dat het in de zorg niet eenvoudig is om de productiviteit te verhogen: een patiënt verzorgen vraagt nu eenmaal een bepaalde tijd. De productiviteit stijgt dan langzamer dan de loonkosten. Wel zijn veel ziekenhuizen er bijvoorbeeld in geslaagd de ligduur na een operatie te bekorten, en de logistiek beter te organiseren. En er kan nog veel gedaan worden aan een efficiëntere organisatie van de zorg. Met de vernieuwing van het zorgstelsel zal meer ruimte moeten komen voor vergelijking van prestaties van zorginstellingen, zodat de zorgvrager beter weet waar hij goed wordt geholpen. Introductie van meer vraagsturing in de zorg wijst de ChristenUnie dan ook niet af. Daarbij moeten we wel oppassen dat essentiële publieke waarden zoals onderlinge solidariteit en toegankelijkheid van de zorg voor iedereen blijven gewaarborgd.
Een essentiële vraag is dan ook welke vormen van zorg tot de eigen verantwoordelijkheid van mensen behoren en welke collectief verzekerd moeten blijven. We hebben de afgelopen maanden de discussie over de breedte van het verzekerde basispakket gehad. De discussies gingen over: wat komt daarin en wat moet via aanvullende verzekeringen? En hoe hoog wordt het eigen risico in de vorm van een no-claimregeling, en welke eigen betalingen komen daar nog bovenop? De ChristenUnie heeft gepleit voor een breed basispakket, waarin zoveel mogelijk voorzieningen voor chronisch zieken en gehandicapten blijvend zijn opgenomen. Alleen dan vonden wij een eigen risico of no-claim-regeling bespreekbaar, omdat daarbovenop dan geen dure aanvullende verzekeringen en eigen betalingen moeten worden gedaan. Dat is juist heel belangrijk voor ouderen, onder wie zich veel chronische patiënten bevinden. Mede om deze reden heeft de Tweede Kamerfractie tegen invoering van de no-claimkorting gestemd.
Net voor het kerstreces is aan een deel van de onzekerheid over het nieuwe stelsel een einde gekomen. Besloten is om per 1 januari 2006 te komen tot één basisverzekering, met een verzekeringsplicht voor de verzekerden en een acceptatieplicht voor de verzekeraar. De verzekeraar mag mensen met mogelijk hoog gezondheidsrisico niet weigeren. Door de invoering van één basisverzekering wordt het kunstmatige onderscheid tussen het ziekenfonds en de particuliere verzekeringen opgeheven. Het pakket van deze basisverzekering wordt helaas gebaseerd op het huidige ziekenfondspakket. Helaas, omdat er geen slag gemaakt wordt ten gunste van de chronisch zieken en gehandicapten op het gebied van het vergoeden van fysiotherapie en zelfzorgmedicijnen. Succesvoller was de inzet van de ChristenUnie, samen met de SGP, voor de mogelijkheid voor zorgverzekeraars om een pakket te kunnen aanbieden dat niet voorziet in controversiële onderwerpen, zoals abortus en euthanasie.
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
De meeste ouderenzorg valt onder de AWBZ. Dan hebben we het over de intramurale zorg in verpleeg- en verzorgingshuizen en over de extramurale zorg zoals thuiszorg, ondersteuning en persoonlijke verzorging. Wat de AWBZ-zorg betreft benadrukt het kabinet dat mensen er rekening mee moeten houden dat zorg en ondersteuning in de toekomst alleen nog beschikbaar zijn voor hen die het echt nodig hebben. De discussie hierover is momenteel nog volop gaande, ook binnen de ChristenUnie.
Het kabinet heeft ingestemd met de voorstellen van staatssecretaris Ross van VWS om te komen tot een Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Deze behelst een vergaande versobering van de hoeveelheid zorg die tot nu toe via de AWBZ verzekerd was. Het streven is om mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Dat is een uitgangspunt dat de ChristenUnie kan onderschrijven. In de WMO wordt een scheiding voorgesteld tussen de professionele zorg en verpleging en de lichtere vormen van welzijn, hulp en ondersteuning. De gemeenten zouden verantwoordelijk moeten worden voor de laatste categorie. De gemeente zal bij een hulpvraag van ouderen scherper toetsen of ouderen wel recht hebben op verzekerde zorgvormen. Eerst zal gekeken worden of er niet via mantelzorg en de sociale omgeving hulp kan worden geboden. Is dit niet het geval, dan pas ontstaat aanspraak op professionele huishoudelijke hulp of persoonlijke verzorging. Dat klinkt heel sympathiek, en ligt zelfs dicht tegen een christelijke maatschappijvisie aan, waarin mensen zorgzaam omgaan met hun naasten. Wat ons echter een belangrijke vraag lijkt, is of het niveau van de mantelzorg in Nederland al niet zodanig hoog ligt, dat onder meer door de druk om allemaal betaald te werken de rek er zo langzamerhand uit lijkt te zijn. Verder is mantelzorg in de huidige situatie gewoonlijk niet een vervanging voor, maar een aanvulling op professionele thuiszorg of verzorging.[vi]
Vormen van welzijn worden met de WMO uit de AWBZ gehaald, en zullen ook veelal zelf moeten worden betaald. Dat is op zichzelf begrijpelijk: niet voor niets heette deze wet Bijzondere Ziektekosten, en was deze oorspronkelijk bedoeld als volksverzekering en bijdrage aan de onverzekerbare kosten van langdurige opname in de gehandicaptenzorg, bejaardenzorg en de GGZ-zorg. Voorts wordt een scherpere scheiding tussen wonen en zorg nagestreefd. Dat betekent dat een oudere blijft betalen voor de huur van een kamer in een verzorgingshuis, maar dat de zorg verzekerd is. Dit creëert bijvoorbeeld meer ruimte voor op maat gesneden, kleinschalige vormen van verzorgd wonen. De ChristenUnie denkt dat hiermee inderdaad meer tegemoet wordt gekomen aan de wensen van veel ouderen (en overigens ook van veel gehandicapten). Heel deze ontmanteling van de AWBZ roept echter wel de zeer dringende vraag op waar vanaf nu het geld vandaan moet komen. Volgens de kabinetsvoorstellen krijgen de gemeenten al het geld dat voorheen via de AWBZ werd uitgegeven, maar over de hoogte van het bedrag wordt nog onderhandeld. Maar de operatie was toch mede bedoeld om de kostenstijging te beheersen? Kennelijk verwacht het kabinet dat de vraag naar het genoemde welzijnsaanbod drastisch zal dalen. Ook mogen gemeenten straks van ouderen (en van gehandicapten) een hogere eigen financiële bijdrage vragen. De vraag is of dat ook kan: de inkomenspositie van veel ouderen (en gehandicapten) is niet riant. De verzekerde zorg zal meer inkomensafhankelijk, maar wellicht ook meer vermogensafhankelijk moeten worden vormgegeven.
Het is duidelijk dat de richting waarin het kabinet zich beweegt er één is van minder collectieve solidariteit, althans solidariteit met een beperkter aantal mensen, namelijk zij die het werkelijk nodig hebben: voor chronisch zieken, of voor ernstig zieken die professionele medische zorg nodig hebben blijft in de AWBZ namelijk wel gewoon een basispakket gehandhaafd.
Inmiddels is in het debat over de WMO op 9 december gebleken dat niet alleen de ChristenUnie, maar ook andere politieke partijen moeite hebben met de door de staatssecretaris ingeslagen weg. De WMO wordt daarom gefaseerd ingevoerd. In 2006 gaat vooralsnog alleen de enkelvoudig, huishoudelijke zorg over. Tegelijkertijd worden er pilots gestart voor de eventuele invoering van de WMO op andere onderdelen.
Daarnaast heeft de ChristenUnie van de staatssecretaris toegezegd gekregen dat zij wil nagaan of gemeenten een zorgplicht kan worden opgelegd in het kader van de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Daarmee kan de gemeenten worden gedwongen minimaal een bepaald niveau van zorg aan te bieden.
Vanuit het oogpunt van de houdbaarheid van de zorguitgaven zijn maatregelen noodzakelijk. De ChristenUnie sluit zich voor deze noodzaak niet af. Maar ‘eerbied voor grijze haren’ betekent dat ouderen geen bezuinigingspost mogen worden! Laten zorginhoudelijke argumenten voor de overheid leidend zijn boven financiële. De vraag naar de betaalbaarheid moet de discussie over de kwaliteit van de zorg niet gaan overheersen. Zo’n standpunt betekent hoe dan ook dat we bereid moeten zijn tot voldoende solidariteit: tussen jongere en oudere generaties, tussen hoge en lage inkomens en tussen gezonden en zieken. Iets dat ook past bij de bijbelse eerbied voor grijze haren waarmee we dit artikel begonnen.
Noten
[i] Dit artikel is een bewerking van een lezing die is uitgesproken door Reinier Koppelaar voor de KV van Krimpen a/d IJssel op 26 april 2004.
[ii] Het percentage 65-plussers als aandeel van de 20-64-jarigen.
[iii] Voor meer informatie over het ontwerpadvies, zie http://www.ser.nl/publicaties/default.asp?Desc=pers_20041230.
[iv] De op middelloon gebaseerde pensioenvoorzieningen waar steeds meer bedrijven op overstappen zorgen ervoor dat de financiële schade daarvan beperkt blijft.
[v] Voor meer informatie over de adviezen van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling over ouderenbeleid, zie http://www.adviesorgaan-rmo.nl/?id=66&s=3.
[vi] Ook neemt helaas de vereenzaming in de samenleving toe, waardoor niet iedereen sterke sociale netwerken heeft. Voorts roept het voorstel vragen over de praktische toepassing op: in hoeverre wordt bijvoorbeeld een hardwerkende partner geacht als mantelzorger op te treden, terwijl deze ook het onderhoud van de kinderen moet verdienen? Kortom: meer mantelzorg is een aansprekende gedachte, maar wel één die veel vragen oproept.
Door Reinier Koppelaar en Pieter Grinwis, voormalig resp. huidig beleidsmedewerker Tweede Kamerfractie ChristenUnie
Gepubliceerd in Denkwijzer 2005, 1
Door Reinier Koppelaar en Pieter Grinwis, voormalig resp. huidig beleidsmedewerker Tweede Kamerfractie ChristenUnie
Gepubliceerd in Denkwijzer 2005, 1