Denkend aan Groen

Denkend aan Groen

22 maart 2019 om 12:00 by Lambert Pasterkamp (onderzoeker), Laurens Wijmenga

‘Opruimen is niet kiezen wat je weggooit, maar wat je wil bewaren’, zo luidt het devies van de Japanse opruimgoeroe Marie Kondo. Zo nu en dan ruimen we bij het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie onze bibliotheek op. We bladeren dan heel wat af, door vergeelde publicaties over de grote maatschappelijke vraagstukken van toen en we bedenken wat het bewaren waard is. Kernbegrippen uit de neocalvinistische traditie, zoals ‘soevereiniteit in eigen kring’ en ‘publieke gerechtigheid’, komen daarbij steeds opnieuw langs. Ze zijn al tijden het bewaren waard. Maar helpen deze neocalvinistische leerstukken ons ook in het zoeken naar antwoorden op een stijgende zeespiegel, groeiende polarisatie en de immense opgave van transitie? ‘Groen moet je doen’, houden we elkaar voor. Maar wat zou Groen ervan denken?

Globalisering | Onze tijd is een andere dan die van Groen van Prinsterer en Abraham Kuyper. Andere vragen en nieuwe uitdagingen vormen onze politieke en sociale context. Een van de belangrijkste ontwikkelingen die onze tijd en onze wereld ‘vormt’ is die van globalisering. Grote maatschappelijke vragen, zoals de omgang met klimaatverandering, kunnen daar niet los van worden gezien. In het uitdragen en toepassen van de neocalvinistische traditie moeten we rekening houden met die context van globalisering. Door globalisering – een beweging waarin de wereld verwordt tot één handelingsruimte – krijgen we te maken met de hele wereld en de hele wereld krijgt te maken met ons. De wereldeconomie bepaalt mede ons consumptiepatroon, terwijl onze uitstoot consequenties heeft voor mensen ver weg. De Spaanse socioloog Manuel Castells legt uit dat globalisering een netwerksamenleving oplevert.1 In een netwerk is geen dui- delijke hiërarchie en de rollen van de actoren liggen niet vast. Netwerken kunnen echter moeilijk worden aangesproken op hun verantwoordelijkheden. Die liggen namelijk bij iedereen en bij niemand in het bijzonder.

Kringen en ordening | Zie daar de uitdaging van een tijd van globalisering en van globale vraagstukken als klimaatverandering. De notie van soevereiniteit in eigen kring veronderstelt het bestaan van vitale maatschappelijke verbanden, zoals gezinnen, vakbonden en kerken. Maar wie heeft welke verantwoordelijkheid in een globaal en omvattend vraagstuk als klimaatverandering? Er is niet één duidelijk aanwijsbare verantwoordelijke. Eerder is het een globaal vraagstuk, waarin iedereen zijn verantwoordelijkheid moet nemen. In een netwerksamenleving is geen sprake van duidelijk afgebakende maatschappelijke verbanden. Verschillende sferen van gezag zijn niet makkelijk af te bakenen en dus hebben maatschappelijke uitdagingen ook niet één duidelijk aanwijsbare eigenaar. Dat het afhaken van mi- lieuorganisaties nauwelijks effect had op de onderhandelingen over het klimaatakkoord, toont gelukkig aan dat het klimaatprobleem niet slechts één eigenaar heeft. Maar hoe brengen we de nodige verandering teweeg?

Ook publieke gerechtigheid wordt een lastig begrip, dankzij globalisering. Publieke gerechtigheid veronderstelt dit publieke element, maar dat is gegeven globalisering niet zonder meer mogelijk. Augustinus wijst er in De stad van God op dat de aardse vrede niet kan bestaan zonder een vorm van liefde. Deze liefde is wat mensen op elkaar betrekt of, met andere woorden, wat een publiek doet ontstaan. Denk hierbij aan de politieke gemeenschap en haar instituties als democratie, rechtsstaat of het publieke debat. Zij vormen de afbakening of be- grenzing waarbinnen de  inrichting van de publieke orde kan plaatsvinden. Deze (samen)bindende instituten staan door globalisering echter onder druk. Globalisering is een vorm van ‘ontruimtelijking’, de afbakening verliest haar vanzelfsprekendheid. De gevolgen daarvan zien we vandaag de dag in polarisatie, gemeenschapserosie en politieke apathie. Publieke gerechtigheid vormt een normatieve opvatting over de richting en inrichting van de publieke orde, samenleving en politiek. Welke richting wijst de overheid in een tijd van globalisering? Hoe bindend is de gewezen richting voor een samenleving waar collectiviteit en binding onder druk staan?

Wat nu? | Globalisering stelt nieuwe vragen aan de neocalvinistische traditie. Termen als soevereiniteit in eigen kring en publieke gerechtigheid gingen over de publieke onderlinge verhoudingen. De vragen rond globalisering zijn echter van een andere orde. De staat is nu niet meer de ‘omvattende orde’ waarbinnen we op zoek gaan naar het juiste ordeningsprincipe. In een geglobaliseerde netwerksamenleving zijn de kringen niet meer zo statisch en vastomlijnd als in de tijd van Groen, Kuyper en Dooyeweerd. Ook kunnen ze een stuk minder eigenmachtig opereren. Globalisering doet een nationale samenleving met geordende verbanden vervagen en brengt ons een mix, een versmelting. Het ‘publieke’ verliest daarmee aan gezag en binding. Wat ons bindt en waaraan we ons binden staat vaker en fundamenteler ter discussie. Denk aan discussies over de multiculturele samenleving of de Europese Unie. Als er politieke actie nodig is, zoals bij het klimaatvraagstuk, zullen we daarom niet zonder meer soevereine kringen of een ordenende overheid aan kunnen spreken.

Wat nu? In een tijd waarin we minder goed kunnen terugvallen op kringen, instituten en ordening komt het aan op onze politieke bindingen. Weten we anderen werkelijk aan te spreken? Gelukkig bieden oude begrippen ook daarvoor nog steeds inspiratie. Denkend aan Groen en zijn politieke erfgenamen bieden we vijf ijkpunten voor een eigentijds en christelijk-sociaal klimaatbeleid.

  1. Adresseer mensen in gemeenschappen. Het sterke aan de neocalvinistische traditie is dat ze aandacht vraagt voor een levensniveau tussen dat van het individu en dat van de staat in. Meer nog dan autonome éénling of deel van een collectief, is de mens iemand te midden van anderen. De relaties die hij aangaat maken hem bijzonder. Dat gebeurt op allerlei plek- ken. Kuyper gebruikte daarvoor het woord kring. Ook in een tijd waarin die kringen niet meer zo vastomlijnd zijn, relateren mensen zich aan anderen. Niet voor niets gaat het in het klimaatdebat vaak over ‘onze kinderen’. Dat geeft uitdrukking aan een relatie. Een zinvol klimaatbeleid sluit daarbij aan. Dat vraagt om alle ruimte voor energiecoöperaties, collectieve inkoop,  buurtverenigingen met energieplannen, zonnecollector-initiatieven, enzovoort. De landelijke overheid kan een aanjager zijn van de energietransitie, maar de benodigde omslag moet vooral lokaal plaatsvinden. Daarbij mag er ruimte zijn voor lokale en regionale verschillen, bijvoorbeeld als het gaat om de plaatsing van windmolens, het verschillende gewicht dat aan horizonvervuiling wordt toegekend of de beschikbaarheid van restwarmte vanuit de industrie.

  2. Denk aan het draagvlak. Hoewel de urgentie van het klimaatprobleem groot is: een overschot aan daadkracht kan averechts werken. Als het draagvlak wegvalt, kan namelijk geen enkele klimaatmaatregel worden uitgevoerd. Een begrip als soevereiniteit in eigen kring leert ten diepste iets over vrijheid. Ten opzichte van elkaar zijn we vrije indivi- duen. Dat betekent dat we erkennen dat ieder een geweten heeft en daarmee een ‘eigen’ verhouding tot God. Evenzo is er voor verschillende maatschappelijke verbanden vrijheid. De staat bepaalt niet hoe het gezinsleven eruit moet zien en de wetenschap bepaalt niet hoe de kerk moet zijn. We erkennen dat in verschillende verbanden een ‘eigen’ roeping en een eigen verantwoordelijkheid bestaat. Deze fundamentele waardering van vrijheid is soms lastig – wat als de ander echt fout zit? Toch is het nodig om de samenleving goed te laten functioneren. Het is belangrijk de eigen kijk op de zaak en de eigen verantwoordelijkheid van de ander serieus te blijven nemen. Ook partijen die niet mee willen doen aan de energietran- sitie, of niet geloven in klimaatopwarming, moeten gehoord blijven worden en niet worden gedemoniseerd.

  3. Blijf weg bij utopisme. Realisme ten aanzien van het tekort van het menselijk handelen in  het  algemeen  kenmerkt het neocalvinisme. Groen waarschuwde in zijn tijd voor het utopisme van de Revolutie. Ook klimaatactivisme heeft utopische kenmerken. Want hoe pijnlijk het ook is, Thierry Baudet heeft gelijk met zijn stelling dat onze klimaatinspanningen slechts leiden tot een fractie minder opwarming. De schepping kan niet worden hersteld door politieke actie, dat is hoogmoed. Het Koninkrijk van God kan niet via politieke weg gevestigd worden. We moeten dus geen overspannen verwachtingen koesteren van klimaatactie en oppassen voor te idealistische retoriek.Kritische vragen in het klimaatdebat mogen. Twijfels bij warmtepompen of van het gas af zijn niet meteen uitingen van ‘afvalligheid’. Eerder zijn ze een uitnodiging tot gesprek over verantwoordelijkheden en manieren om daar invulling aan te geven. Laten we daarbij het hoofd koel houden!

  4. Doe een beroep op elkaar. Het lijkt wel- licht alsof de neocalvinistische traditie vooral terughoudendheid gebiedt. Niets is minder waar, want juist het erkennen van ieders eigen verantwoordelijkheid maakt een beroep op de ander mogelijk. Het klimaatprobleem plaatst ons allemaal voor grote uitdagingen. Sommigen zijn hiervan meer doordrongen of overtuigd dan anderen. Het gaat om onze wereld, om ons milieu. Vanuit de politiek mag daarom een beroep klinken op maatschappelijke partners om hun verantwoordelijkheid te nemen, zoals gebeurt aan de klimaattafels. Klimaatstakende scholieren doen een beroep op de generatie van hun ouders: doe iets! In de samenleving en via de politiek kunnen we een beroep doen op elkaar. Op Europese politici: regel internationale treinverbindingen. Op vliegtuigbouwers: kom met schoner vervoer. Op elkaar: mag de kachel een graadje lager?

  5. Wemoeten ons bekeren. Verandering begint niet bij een vliegtaks, maar eerder bij een petitie van twee Zweedse moeders die elkaar beloven maximaal één keer per jaar te vliegen. Gevolg? Een nieuw fenomeen, vliegschaamte, en veel mensen die zich bewust worden van hun eigen gedrag. In een netwerk- samenleving is verandering vaak niet een aanwijsbare actie van een of enkele actoren. Verandering volgt veeleer uit wat je inspiratie zou kunnen noemen. Iemand begint ergens mee en weet de anderen mee te krijgen, te bewegen, te inspireren. Werkelijke verandering vergt vooral een verandering van hart, van onze waarden en normen. Een christelijk-sociale benadering van het klimaatvraagstuk vraagt dus ook om inspiratie, om spreken vanuit het hart. Het huidige klimaatdebat is technisch (warmtepompen, Tesla’s, subsidies) en rationeel (dit zijn de afspraken, zo gaan we het doen) gedreven. Het moet ook over waarden gaan. We moeten het echt hebben over ons consumptiegedrag, consumptievermindering en een andere leefstijl.
    Als de VVD zegt dat we onze leefstijl niet hoeven aan te passen, mag dat best tegenspraak krijgen. Klimaat gaat over ons koopgedrag bij Primark en Action, over onze vliegreizen, over het eten van vlees. Dat hoeft echt niet alleen met het opgeheven vingertje. Eerder gaat het over spreken over wat van waarde is. Wie willen we zelf zijn voor de wereld van morgen? Wat voor gemeenschap zijn wij? We mogen hoopvolle perspectieven schetsen. Idealen hebben een grote motiverende kracht.

 
Christelijk-sociaal klimaatbeleid | Wat betekent dit voor nu? We spreken in Nederland met elkaar over het klimaat- beleid. De overheid moet daarin handelen en dat mag best ambitieus. Er moeten knopen doorgehakt worden en de ChristenUnie heeft daarbij gelukkig een eigen, ambitieuze inbreng. De uitdaging is om  de inspiratie uit de eigen traditie en de omstandigheden in deze tijd bij elkaar te brengen. Denkend aan Groen komen we daarom uit bij een klimaatbeleid met oog voor elkaar. We spreken elkaar aan, maar hebben de waarheid niet in pacht. We laten de ander in zijn waarde, maar doen wel een beroep op hem of haar. We zijn bescheiden, maar gepassioneerd. Dat is een christelijk-sociaal klimaatbeleid, met inspiratie uit oude bronnen.

Onze tijd vraagt om het tegen het licht houden van de eigen traditie, maar de basis hoeft niet overboord. De condities in de dagen van Groen en zijn navolgers Kuyper en Dooyeweerd zijn niet meer de condities van vandaag. Het ordenende verband van de natiestaat maakte plaats voor een globe met nieuwe uitdagingen van formaat. De geschiedenis ontwikkelt, de ontwikkelingen gaan door. Zolang dat gebeurt, is er hoop en vernieuwing. Gods handelen in de geschiedenis gaat door.

Het geloof in die God inspireerde de grote denkers in de christelijk-sociale traditie. Het geloof in diezelfde God inspireert ons om ons in te zetten voor een duurzame wereld. Bij het opruimen op het Weten- schappelijk Instituut kon er best het een  en ander naar de milieustraat, maar onze oude bronnen blijven we bewaren.


Lambert Pasterkamp is algemeen wetenschappelijk medewerker bij het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie. Hij houdt zich bezig met het thema globalisering.

Laurens Wijmenga is algemeen wetenschappelijk medewerker bij het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie.