Water: Een pleidooi voor verduurzaming van het waterbeleid

Water: Een pleidooi voor verduurzaming van het waterbeleid

1 maart 2019 om 12:00 by Mark Zandvoort (Onderzoeker vakgroep landschapsarchitectuur en ruimtelijke planning (WUR))

Onlangs mochten we onze stem uitbrengen voor het bestuur van de waterschappen. Over die verkiezingen wordt soms wat meewarig gedaan. Onterecht, want de waterschappen zijn verantwoordelijk voor het regionale waterbeheer en gaan bijvoorbeeld over het grondwaterpeil; in een dichtbebouwd en agrarisch land als Nederland is het belang van goed waterbeheer niet te onderschatten. In dat beheer moeten keuzes gemaakt worden, zeker nu de duurzaamheid van het Nederlandse waterbeheer door klimaatverandering onder druk staat. Waarom is verandering van het huidige waterbeheer noodzakelijk? En wat is een christelijk-sociaal perspectief voor deze uitdagingen?

De geschiedenis van Nederland is gestempeld door onze omgang met water. Het land is gevormd door de aanleg van dijken, sloten en gemalen. Hierdoor ontstonden karakteristieke landschappen, zoals veenweidegebieden en kleipolders. De term ‘waterbeheer’ gaat over de inzet van technische middelen om verschillende functies zoals wonen, landbouw en natuur te realiseren.

Het huidige Nederlandse waterbeheer kent veel uitdagingen. We willen snel neerslag afvoeren bij extreme regenval, we willen echter ook voldoende water vasthouden voor droge, warme tijden. Klimaatverandering zorgt dat de kansen op grote hoeveelheden neerslag en op drogere tijden toenemen. Het snel kunnen afvoeren van water na extreme regenval blijft onverminderd belangrijk. Tegelijkertijd leerde de droge zomer van 2018 ons dat waterafhankelijke functies zoals boerenbedrijven, natuur, scheepvaart en drinkwatervoorziening in het gedrang kunnen komen.

Depolderzaktendampt | Juist het typerende Nederlandse polderlandschap – denk aan Kinderdijk en de weilanden in de Alblasserwaard – heeft grote problemen. Het gaat om kleipolders en veengronden die sinds de tiende eeuw kunstmatig afgewaterd worden zodat ze geschikt zijn voor landbouw, vooral voor veehouderij. Verlaging van het grondwaterpeil bood boeren de mogelijkheid te intensiveren, uit te breiden en hun productie te optimaliseren. Door continue bemaling zakt het grondwaterpeil en daardoor oxideert het aanwezige veen. Dit leidt jaarlijks tot de uitstoot van zeven megaton CO21 terwijl de reductie daarvan juist een doelstelling is in het Klimaatakkoord. Waterstandsverlaging leidt ook tot inklinking en bodemdaling, waardoor de polder weer natter wordt en dieper bemalen moet worden. Dat zich herhalende proces brengt kosten met zich mee voor waterbeheerders. De schade door bodemdaling, bijvoorbeeld als gevolg van paalrot in funderingen, werd in 2016 door het Planbureau voor de Leefomgeving geraamd op €22 miljard in 2050. Daarnaast komt in kleipolders meer zout grondwater naar boven, en dat veroorzaakt problemen voor gewassen. De enige remedie tegen deze negatieve gevolgen van bemaling is vernatting, zodat bodemdaling en veenoxidatie stoppen. Dit belemmert echter de bedrijfsvoering van boeren. Gebruik van het land is bij vernatting soms helemaal niet meer of alleen seizoensgebonden mogelijk.

Ook breder zijn er uitdagingen. Het watersysteem is vaak erg nauwkeurig ingeregeld. Hierdoor is er op basis van huidige functies weinig flexibiliteit in het waterpeil mogelijk. Zeker waar intensieve landbouw plaatsvindt, maar ook in stedelijk gebied, moet de waterbeheerder zorgen voor een voldoende hoge, maar niet te hoge waterstand zodat de gewassen optimaal kunnen groeien en de funderingen van vastgoed en infrastructuur ondersteund worden door het grondwaterpeil. Lage grondwaterstanden kunnen tot inkomstenderving en schade door verzakkingen leiden.

Klimaatverandering zal in de toekomst het voorkomen van lage (grond)water- standen vergroten. Ook leidt klimaatverandering tot zeespiegelstijging en extremere perioden van droogte. Die zorgen samen voor zoutindringing vanuit de Noordzee via de grote rivieren en het Noordzeekanaal. Zoutindringing brengt de zoetwatervoorraad in gevaar, heeft negatieve gevolgen voor landbouw en bedreigt zoetwaterecosystemen. Waterbeheerders zullen steeds minder goed in staat zijn om de gewenste peilen te hand- haven en om voldoende wateraanvoer en –afvoer te garanderen. Deze gevolgen maken duidelijk: er is een transitie nodig naar een nieuwe vorm van waterbeheer die robuuster is voor klimaatextremen en veranderingen zoals bodemdaling. Vooral de agrarische sector zal de pijn van deze effecten gaan voelen, maar kringlooplandbouw kan als oplossings- richting een bijdrage leveren.

Kringlooplandbouw als oplossingsrichting | Kringlooplandbouw staat aan de basis van de Visie van het ministerie van LNV en minister Schouten. Biedt deze visie een deel van de oplossing voor de uitdagingen in het waterbeheer? De visie stelt namelijk: “Landbouw, tuinbouw en visserij zijn volop in beweging en willen tegemoetkomen aan wat de samenleving, de natuur, de bodem, het water en het ecosysteem van hen vragen.” Juist hierin zit de koppeling naar een nieuwe vorm van waterbeheer.
Waar nu het peil ingesteld wordt op bepaalde functies, zoals hoogwaardige tuinbouw of intensieve veehouderij, leidt het tegemoetkomen aan bodem, natuur en ecosysteem tot een keuze voor het meest wenselijke peil waar functies op ingericht worden. Met andere woorden: in plaats van het huidige ‘functie bepaalt waterpeil’, zou bij een kringloopvisie ingezet moeten worden op ‘waterpeil bepaalt functie’. In veenweidegebieden betekent dit dat eerst het peil zo ingesteld zou moeten worden dat veenoxidatie niet optreedt. Daarna kan gekeken worden welke functies mogelijk zijn. Hetzelfde geldt voor kleipoldergebieden, waar bo- demdaling voorkomen moet worden. Een ander peil kan betekenen dat de huidige agrarische of stedelijke functies op de langere termijn niet houdbaar zijn.
Kringlooplandbouw, zoals het woord zelf aangeeft, focust op het realiseren van een kringloop van alle grondstoffen en producten die agrariërs betrekken bij hun proces. Dit heeft waterbeheervoordelen. Kringlooplandbouw zorgt voor een betere bodemstructuur door organische stof in de bodem te brengen. De bodem neemt dan sneller water en nutriënten op, kent een hoger bergend vermogen en versnelt het vastleggen van CO2, wat bijdraagt aan de reductiedoelstellingen.
Door uit te gaan van systeemcondities, zoals kringlooplandbouw voorstelt, is dus op meerdere fronten winst te behalen. Dit betekent echter niet dat er geen kosten en gevoeligheden aan dergelijke keuzes vastzitten.

Lusten en vooral lasten verdelen | Wijzigingen in waterbeheer komen met een verandering van gewoonten en culturele standaarden. Die verandering doet pijn bij betrokkenen en brengt zowel materiële als sociaal-culturele kosten met zich mee. Hoe kunnen nieuwe functies  bij een ander peil gerealiseerd worden? En wat betekent een christelijk-sociaal perspectief daarvoor?
Vanuit een christelijk-sociaal perspectief bezien denken we dat de idee van maakbaarheid die onder principes in het waterbeheer ligt te ver is doorgeschoten. De schepping, zeker in veenweidegebieden, kreunt en zucht soms haast letterlijk onder het menselijke beheer. Biodiversiteit die veengebieden karakteriseerde is verdwenen, CO2 en methaan worden uit- gestoten en veen oxideert en verdwijnt, terwijl agrarisch gebruik nu al ternau- wernood rendabel is. Aan ons wordt gevraagd goede rentmeesters te zijn en waar mogelijk te streven naar herstel. Er moet echter ook een sociaal perspectief zijn: uitzicht voor agrariërs en herstel van het land binnen cultuurhistorische waarden.
Zo’n perspectief begint bovenal met aandacht voor een eerlijke verdeling van de lusten en de lasten. De hele samenleving is gebaat bij een gezonde agrarische sector en evenwichtige ecosystemen met hoge biodiversiteit. Dit betekent in het licht van de herziening van de water- schapsbelasting dat in elk geval een deel van de omschakeling van ‘waterpeil volgt functie’ naar ‘functies volgen peil’ collectief gefinancierd moet worden. De lasten horen dus niet alleen bij de belastinggroep ‘bemalen gebied: onbebouwd’ terecht te komen. In de herverdeling van de lusten en de lasten zien we ook ruimte om de hoeveelheid belasting te koppelen aan de mate van duurzaam waterbeheer per deelgebied. Duurzaam waterbeheer in een polder of veenweidegebied is verhoging van het peil en dat mag beloond worden.
Een tweede criterium is het creëren van een goed perspectief op het ondernemersklimaat. Om investeringszekerheid te bieden aan agrariërs, moeten er nu keuzes voor de langere termijn gemaakt worden. Dit moet aangevuld worden met onderzoek en experimenten voor nieuwe agrarische verdienmodellen bij andere peilen en met subsidies die de productie verleggen naar natuurlijk beheer. Als er gekozen wordt voor een vanuit de boer bezien onrendabel peil, dan is een goede onteigenings- of uitkoopregeling onontbeerlijk. Deze zou ruimhartig en daadkrachtig moeten zijn.
Het is belangrijk om watervragen in samenhang te zien met natuur omdat natuurbeleid en waterbeleid elkaar beïnvloeden. De afstemming kan soms beter. We denken dan bijvoorbeeld aan flexi- beler maaibeheer/schouw. Wateroverlast wordt regelmatig verergerd door te laat   te maaien in de zomer, onder invloed van natuurwetgeving, terwijl er ook situaties zijn waar te vroeg wordt gemaaid met droogteschade tot gevolg. Weersextremen vragen hierin meer flexibiliteit en gebiedsgerichte afwegingen. Ook zien we toegevoegde waarde van de inrichting van natuurgebieden met de dubbelfuncties natuur en wateropvang. Belangrijk is de aandacht voor weersextremen in de herziening van de derogatierichtlijn, die bepaalt in welke mate agrariërs waterafvoer van hun land regelen in het licht van de afstroming van nutriënten, zoals fosfaat. Dit is van belang om de bodem te beschermen en de waterkwaliteit blijvend op orde te houden.
De bijdrage van kringlooplandbouw voor verduurzaming van het waterbeheer vraagt doorontwikkeling. Belangrijke succesfactoren zijn de mate waarin alle lokale belanghebbenden betrokken worden bij het vormgeven van de toekomst van hun gebied en de ontwikkeling van nieuwe verdienmodellen. Een andere succesfactor is het eerlijk blijven kijken naar de duurzaamheid van ingrepen, en een eerlijke en transparante afweging van de kosten, baten en risico’s voor alle partijen. Alleen dan is er hoop op herstel van het land en het landschap, waar het Nederlands waterbeheer aan mag, of beter gezegd: aan moet bijdragen.


Dr. Ing. Mark Zandvoort is onderzoeker bij de vakgroep landschapsarchitectuur en ruimtelijke planning aan de Wageningen Universiteit en adviseur water en infrastructuur, Tauw BV. Zandvoort stons op plaats 6 van de lijst van Waterschap Vallei en Veluwe.
Gersom van der Elst is voorzitter van het themanetwerk duurzaamheid, studeerde Environmental Sciences aan de Wageningen Universiteit en is beleidsmedewerker Klimaat & Bossen bij de directie Inclusieve Groene Groei van het Ministerie van Buitenlands Zaken.

Ook Jos Schouten, Harm de Vries en Wilhelm Kolkman werkten mee aan dit artikel, allen lid van het themanetwerk duurzaamheid van de ChristenUnie.