Loon voor zonsondergang

Loon voor zonsondergang

1 maart 2018 om 12:00 by Erik Dannenberg

We hebben geen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, we hebben een arbeidsmarkt met afstand tot bepaalde mensen. De Nederlandse arbeidsmarkt is niet toegankelijk voor iedereen. We hebben dat probleem bij het individu neergelegd en een warrig systeem opgetuigd om dat probleem op te lossen; maar beter zou het zijn om niet kortzichtige politiek, maar bezielde maatschappelijke visie, wetenschappelijke inzichten en lokale/regionale ervaring leidend te laten zijn.

We zijn een sociale samenleving. We voelen ons betrokken op mensen die minder makkelijk mee kunnen komen. Na periodes waarin ondersteuning vooral werd gegeven binnen grote familieverbanden en later in de religieuze en ideologische ‘zuilen’ waartoe men behoorde, ontstond vanaf de jaren zestig een groeiend systeem van overheidsvoorzieningen, aangeduid met ‘verzorgingsstaat’. De verzorgingsstaat regelde de ziekenzorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg, meedoen op de arbeidsmarkt, inkomenszekerheid, hulp aan jeugd in de knel, ondersteuning binnen het onderwijs, sociale volkshuisvesting enzovoort.

In elke sector vonden van tijd tot tijd wijzigingen plaats, maar vooral voor arbeidsmarkt en sociale zekerheid was er flinke turbulentie. Waar bijvoorbeeld de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten met de nodige revisies nog meeging van 1968 tot 2015, zagen we in de sociale zekerheid de ene na de andere regeling langskomen met een voortdurende herverkaveling van regelingen en uitvoerende organisaties. Een greep hieruit: Sociale activering, banenpoolers, Melkertbanen, in- en doorstroombanen, begeleid werk, wet inschakeling werkzoekenden, werken met behoud van uitkering, re-integratietrajecten, sociale werkvoorziening, beschut werk, flexwet, 100.000 banenplan, Wajong, no-risk polis, loonkostensubsidie, loondispensatie. Bent u er nog?

Het maakt helder dat Nederland een reeks pogingen doet tot reparatie van een hoofdstructuur op de arbeidsmarkt die niet voor ieder toegankelijk is. De laatste plotselinge wending van het beleid is het voornemen om de loonkostensubsidie, ingevoerd met de Participatiewet in 2015, nu al weer af te schaffen. Waarom zijn we niet in staat iedereen op een natuurlijke wijze te laten participeren?


27 regelingen en 8 definities
Al die wijzigingen leiden tot vergaderzalen vol mensen uit ‘de bovenkant van de arbeidsmarkt’ die praten over het probleem van mensen aan ‘de onderkant van de arbeidsmarkt’. Het nieuws en de overheidsbrieven hierover brengen de bevolking in grote onzekerheid.

Waar je vroeger met één baan per gezin, bijvoorbeeld als postbode, je gezin kon onderhouden, je huur kon betalen, je kinderen naar school kon laten gaan, moet je tegenwoordig met z’n tweeën van alles bij elkaar flexen om het hoofd boven water te houden. Wie dat niet (helemaal) redt, kan een beroep doen – want we zijn een sociaal land – op inkomensondersteuning. Maar de gekte die we daarin hebben gecreëerd slaat werkelijk alles! Bij het aanvragen van inkomensondersteuning kan iemand te maken krijgen met 27 regelingen en 8 definities van het begrip inkomen of vermogen. Dan nog heeft een arm huishouden een tekort van gemiddeld €217 per maand. 850.000 mensen hebben te weinig geld om in hun basisbehoeften te voorzien. Inmiddels heeft 1 op de 5 Nederlandse huishoudens risicovolle schulden. 40% van de arme mensen heeft werk als belangrijkste inkomstenbron!

Iemand die uit de bijstand wil ontsnappen, komt vaak terecht in tijdelijke- of flexbanen met een wisselend laag inkomen en krijgt te maken met deinende inkomensondersteuning en kwijtscheldingen. De burger raakt verstrikt in het doolhof en moet regelmatig achteraf onterecht ontvangen toeslagen terugbetalen. Dit veroorzaakt zoveel stress dat mensen angstig worden voor de overheid, in schulden belanden en er niet meer van slapen. Ze krijgen problemen in hun mentale gezondheid en spanningen in relaties. Recent onderzoek van het Ministerie van SZW liet zien dat ruim 58% van het budget van de geestelijke gezondheidszorg ingezet wordt voor mensen in een uitkeringssituatie. Er zijn een paar reparaties geweest (garantie beslagvrije voet) en aangekondigd (huursubsidie wordt niet ineens teruggevorderd als je één euro teveel hebt verdiend) maar het steunstelsel als geheel is een warboel. Het systeem kent hoge uitvoeringskosten, waaronder schuldhulpverlening en bewindvoering.


Hoe heeft het zover kunnen komen? Vijf antwoorden
We willen steunend zijn naar mensen met minder zelfredzaamheid in werk en inkomen, maar we maken het chaotisch en onveilig. Hoe zijn we in deze situatie beland?

Ten eerste valt op dat wetgeving niet flexibel kan inspelen op de economische conjunctuur en wijzing van het soort werkgelegenheid. Bedacht beleid wordt uitgevoerd in een tijd die alweer veranderd is. En mensen worden niet goed geholpen zich aan te passen aan een snel veranderende vraag, want omscholingsbudgetten in Nederland zijn erg laag.

Ten tweede zijn bijstand, inkomensondersteuning en arbeid meer onderhevig aan politieke ideologieën dan bijvoorbeeld jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning. Politieke stromingen generaliseren de complexe werkelijkheid tot een beeld van de gemiddelde burger op wiens situatie de politieke overtuiging wordt geprojecteerd: is iemand zielig of lui? Dit belemmert het ontwerpen van een rationeel, overzichtelijk, samenhangend systeem van inkomensondersteuning.

Ten derde wordt de kans op onbedoeld gebruik of misbruik van overheidsvoorzieningen zo groot geacht, dat werk van de uitvoerende medewerkers in de sociale zekerheid compleet is dichtgeregeld. De nadruk ligt op uitvoering van regelingen en toetsingen van ‘het systeem’. De ondersteuning zoekende burger voelt zich bejegend als een ‘potentiële fraudeur’ en ervaart ‘een gevecht met computers’.

Ten vierde valt op dat Nederland de problemen van z’n burgers individualiseert, al vanaf de jaren dat we veel maatschappelijke taken op Rijksoverheidsniveau zijn gaan organiseren. We denken niet meer in families, communities en sociale steunstructuren en maken er dus ook geen gebruik van. De sociale omgeving van de burger komt alleen in beeld als ‘fiscaal partner’, ‘voordeurdeler’ of ‘gebruikelijke zorg’ met als doel de individuele verstrekking wat te kunnen verminderen.

Ten vijfde, samenhangend met het vorige punt, zijn we de groep mensen die minder makkelijk meekomt, gaan labelen met taal die de afstand vergroot tussen ‘normale mensen’ en ‘mensen waar iets mee is’. Hoe meer je erop let, hoe vaker je het hoort. Gebruikt u wel eens de term: ‘mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt’? Met dit zinnetje wordt subtiel het probleem bij die individuen gelegd, in plaats van bij het collectief. En wat doet het met je als je dagelijks moet horen dat de kansrijken jou iemand vinden met een afstand tot de arbeidsmarkt?


In- en outsiders op de arbeidersmarkt
Draai het eens om. Je kunt met evenveel recht zeggen: ‘we hebben een arbeidsmarkt met afstand tot bepaalde mensen’. Dan ligt de nadruk erop dat de arbeidsmarkt zoveel afstand heeft gecreëerd dat een grote groep mensen niet meer makkelijk kan meedoen. We hebben jargon ontwikkeld in onze formulieren en indicatiesystemen in termen van handicaps, beperkingen, stoornissen, ziektebeelden en gebreken. Wie niet kan aantonen dat er iets aan de hand is, krijgt weinig hulp. Dit is het rechtstreeks gevolg van vijftig jaar organiseren in een ‘verzekeringsmodel’ waarbij je eerst moet aantonen wat er mis is met je, voordat je hulp krijgt. En wie net geen indicatie kan krijgen om bij een bepaalde doelgroep te horen, is vaak nog slechter af dan degenen die deze wel ontvangen.

De Nederlandse arbeidsmarkt kent, mede door inzet van de vakbeweging, een goede bescherming van mensen met een (vaste) baan. Dit is een verdienste, want het voorkomt uitbuiting en geeft bestaanszekerheid. Mensen kunnen daardoor verplichtingen aangaan, zoals het kopen van een huis en het volgen van een studie. Het gaf ons constructen zoals de cao’s, ontslagbescherming, loondoorbetaling bij ziekte, minimumloon en pensioenen.

De keerzijde van de goede bescherming van medewerkers die ‘binnen’ zijn, is dat het tegelijk een hindernis opwerpt voor de mensen die voor een werkgever niet 100% loonvormende arbeid kunnen verwerven. Daarmee is de ondergrens van de arbeidsmarkt zo hoog opgetrokken, dat een grote groep burgers minder of geen kans meer maakt. En daar ontstaat het woud van doelgroepen en regels. Je kunt als werkgever immers niet meer zeggen: ‘Kees loopt half zo hard als een ander, dus geef ik hem ook half geld’. Daarvoor moet iemand eerst in een van de vele regelingen komen. Waar ‘Den Haag’ denkt dat het verschillende groepen burgers zijn, loopt het in de praktijk vaak door elkaar. In een Sociale Werkplaats-bedrijf staat iemand met een goed loon van voorheen de Wet sociale werkvoorziening, ernaast staat iemand met behoud van uitkering werkervaring op te doen en daarnaast staat iemand die vanwege de WMO een eigen bijdrage moet betalen voor de dagbesteding. Het is niet meer uit te leggen.


Loon vóór zonsondergang
Het wordt tijd om een perspectief te schetsen op hoe het ook zou kunnen. Voordat ik een paar praktische richtingen schets, wil ik graag stilstaan bij de visie op samenleven en samen werken die daaronder ligt. De lezers van dit blad zullen zich herkennen in de bron van het joods-christelijke denken. Ver voor de komst van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap lag daarin al een basis voor het denken in termen van een ‘inclusieve samenleving’.

Zo was het verboden een blokkade op te werpen voor blinden. Onbelemmerde toegang dus! Job, door God gezien als rechtvaardige, beschrijft hoe sociaal hij in de samenleving stond. Hij was als ogen voor de blinde en voeten voor de lamme. Hij kleedde armen met de wol van zijn schapen. Hij deed aan ziekenzorg, jeugdhulp en wat niet al. In bijna alle Bijbelboeken wordt gesproken over zorg voor de maatschappelijk kwetsbaren, de weduwen en wezen. Opvallend is dat hen het eten niet aan de deurkruk werd gehangen, maar dat grondeigenaren niet mochten oogsten aan de randen van het veld, zodat de armen hun eigen oogst konden binnenhalen. Ze moesten er dus wat voor doen, kwamen actief onder de mensen zodat er ontmoetingen konden plaatsvinden. Wie dagloner was, had er recht op nog voor zonsondergang zijn loon te krijgen. Het effect van het werk van Christus was steeds dat mensen door herstel weer actief konden meedoen in de gemeenschap. Hoe zouden we deze denklijnen kunnen uitwerken in de praktijk, waarbij we ook de eerder genoemde knelpunten kunnen opruimen?


Wat te doen
We kunnen de kracht van de lokale gemeenschap weer beter benutten. Zoals de wethouder die een zaal vol ondernemers vroeg: “Wat hebben jullie nodig om te zorgen dat niemand in dit dorp werkloos is?” Dan maak je resultaatafspraken op populatieniveau, in plaats van individuele mensen tot probleemgeval te bestempelen. Ik ben optimistisch over de bereidheid van werkgevers, gelet op de resultaten van de afgelopen jaren. Een toenemend aantal bedrijven voert actief beleid voor diversiteit en inclusie. Zij verenigen zich in organisaties als Locus, de Normaalste Zaak en maken echt werk van een inclusieve arbeidsmarkt. Er zou meer wettelijke en fiscale ruimte moeten ontstaan voor ‘sociale ondernemingen’, zodat we meer mensen beroepstrots kunnen geven. Het werkt! Ik hoorde een jonge vrouw, die voordien in een vorm van dagbesteding zat zeggen: “Nu ben ik niet meer iemand van zo’n doelgroep.”

Het beleid op Rijksniveau zou meer op hoofdlijnen vormgegeven kunnen worden. In de 35 arbeidsmarktregio’s kan gezamenlijk invulling gegeven worden door gemeenten, onderwijsinstellingen, werkgevers en werknemers. Men kan dan oplossingen kiezen, passend bij regionale arbeidsmarktvraagstukken. Verantwoording aan het Rijk kan plaatsvinden op maatschappelijk resultaat in plaats van op het nakomen van gedetailleerde regels.

Het werken aan een inclusieve arbeidsmarkt moet meer gestuurd worden vanuit maatschappelijke visie, wetenschappelijke inzichten en lokale/regionale ervaring dan op polariserende politieke ideologieën. Daarbij past meer ruimte voor bezielde, handelingsbekwame professionals in een context van een lerende organisatie. Welke methode pas je in welke situatie toe en waarom? Kun je met de cliënt werken volgens het principe van ‘shared decision making’ en de herstelgerichte benadering, waardoor de relatie gelijkwaardiger wordt?

Inkomen uit loon en uitkeringen moet voldoende zijn om de basisbehoeften – een woning, eten en drinken, gas, water, licht – te kunnen betalen. Dan kan het aantal inkomensregelingen en arbeidstoeleidingssystemen enorm worden uitgedund en weet de burger ‘vóór de zon ondergaat’ precies waar hij aan toe is. Nederland kan veel leren van Estland waar burgers zelf houders zijn van een overzichtelijk digitaal dossier.

Ik pleit voor een ‘voorportaal’ voor de arbeidsmarkt, met één ondersteuningsregeling waarin mensen zoveel mogelijk meedoen in een reguliere context, waar ieders inspanning loont en waar de communicatie zich richt op talenten, passies en mogelijkheden. Waar wat minder beroepseisen gelden als men werkt naast een bekwame collega. Dit voorportaal dient een soepele verbinding te hebben met de reguliere arbeidsmarkt en er mag geen sprake zijn van ‘ziektewinst’ of ‘armoedeval’. Voor wie dat nodig heeft, wordt een werkplek aangepast aan iemands persoonlijke profiel. In welke context komt je sterke kant het best naar voren?


Systeeminnovatie graag
Deze kabinetsperiode zou kunnen worden benut om tussen overheid en sociale partners na te denken over een echte systeeminnovatie in plaats van allerlei kleine aanpassingen zwaar te bevechten aan een niet kloppende hoofdstructuur. Hoe kunnen we, zonder de rechtvaardigheid te vergeten, meer organiseren op basis van vertrouwen in plaats van wantrouwen?

Ik hoop van harte dat onze samenleving een beter functionerend stelsel van bestaanszekerheid en ontwikkeling kan ontwerpen voor burgers in een kwetsbare positie. De bovenstaande punten vergen nog veel doordenking, uitwerking en bespreking.

Divosa, de vereniging van gemeentelijke directeuren in het sociaal domein, wil daaraan actief en van harte bijdragen.