Overijssel = Nederland in geconcentreerde vorm

Overijssel = Nederland in geconcentreerde vorm

water platteland zonsondergang - Folkert Rinkema

14 december 2021 by prof. dr. Jan Hoogland (Bijzonder hoogleraar Christelijke Filosofie en universitair docent Bestuurswetenschappen)

Interview met gedeputeerde Bert Boerman

Een gesprek met Bert Boerman, gedeputeerde namens de ChristenUnie in Overijssel, is een ervaring. Dat komt door de betrokkenheid en het enthousiasme waarmee hij weet te spreken over een op het eerste gezicht nogal ‘droog’ thema. Luisterend naar zijn inbreng wordt duidelijk hoe enerverend het thema is en tegelijk hoe complex.

Foto: Folkert Rinkema


Boerman is in 1999 bij de RPF aangesloten ‘geraakt’. Hij kreeg een uitnodiging van een buurman eens mee te gaan naar een partijvergadering. Die hield hij af, want hij was al actief genoeg in tal van besturen, rasnetwerker als hij is. Maar in 1999 kwam het er toch van. Al gauw had hij door dat hij in de politiek zijn ei wel kwijt kon. Van het een kwam het ander. Voor hij het wist zat hij in de commissie die het partijprogramma van de pas opgerichte ChristenUnie moest schrijven voor de gemeenteraadsverkiezingen in Kampen. Twee fusies kwamen bij elkaar: de fusie tussen de gemeentes van Kampen en IJsselmuiden en de fusie van de fracties van het GPV en de RPF tot de ChristenUnie.

Door de gunstig verlopen verkiezingen kwam de nieuwe ChristenUniefractie met twee wethouders in de coalitie. Daardoor was Boerman, nummer drie op de lijst, meteen ook fractievoorzitter. Daarmee begon een langdurige verbintenis met de ChristenUnie. Eerst als wethouder in Kampen (2006), vervolgens sinds 2011 als Gedeputeerde in Overijssel. Hoewel Boerman een financiële achtergrond heeft, pakten vraagstukken rond ruimtelijke ordening en waterbeheer hem meteen. Kampen is natuurlijk een IJsselstad, de enige van allemaal die vanuit Overijssel bezien aan de overzijde van de IJssel ligt, dichtbij de monding ervan in het IJsselmeer.

Kampen ligt, net als Zwolle en de Weerribben, in de Delta van Overijssel: het laagste punt waar al het water naartoe stroomt. Maar Overijssel kent ook hoge zandgronden, waarheen geen watertoevoer mogelijk is, veengebieden die om een relatief hoge grondwaterstand vragen, 24 Natura 2000-gebieden. Je kunt rustig zeggen dat Overijssel een laboratorium is waar je alle vragen rond droogte tegenkomt.

Bert werkt veel samen met wethouder Ed Anker in Zwolle. Ed vertegenwoordigd de wethouders rond zijn aandachtsveld binnen de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Boerman zit namens zijn collega’s in het Interprovinciaal Overleg (IPO). Dus komen zij elkaar niet alleen binnen de provincie, maar ook op nationaal niveau regelmatig tegen. Bovendien is Boerman betrokken bij één van de in het kader van de Nationale Omgevingsvisie aangewezen NOVI-gebieden, namelijk Regio Zwolle.

Laboratorium Overijssel | Bert Boerman: ‘Water en droogte zijn een hot topic in Overijssel. Alles wat er op dit terrein in Nederland voorkomt, is in geconcentreerde vorm ook in Overijssel aan de orde. We hebben de delta in het Noordwesten van Overijssel (de monding van de IJssel, de Weerribben), maar we hebben ook de hoge zandgronden (Twente, Haaksbergen en omgeving, grenzend aan de Achterhoek, de Holterberg en omgeving, delen van Salland). Bovendien zijn er grote gebieden waar geen wateraanvoer mogelijk is. Dus er is zeker sprake van droogte en daarmee samenhangende problematiek. Dat is ook de reden dat we al sinds 2012 samen met Noord-Brabant en Gelderland een appel ‘Hoge Zandgronden’ hebben gedaan, om bewustwording op gang te brengen over de risico’s van deze problematiek. 45% van de Nederlandse economie speelt zich af op deze hoge zandgronden. Denk bijvoorbeeld aan Bavaria en Grolsch. Die pompen nogal wat water op voor hun product. Als dat niet meer voldoende voorradig is, levert dat grote problemen op. De agrarische sector kan daar veel last van hebben, bijvoorbeeld door droogteschade. En dan hebben we nog de natuur. Er zijn 24 Natura 2000-gebieden in Overijssel met hoge instand- houdingsdoelen. Met name op de hoge zandgronden is het ongelooflijk moeilijk die doelen te realiseren. Als je in zo’n gebied bijvoorbeeld hoogveen moet zien te handhaven, valt dat niet mee, zeker niet als er ook agrariërs in de buurt actief zijn en er tevens drinkwater wordt gewonnen. Er is geen sprake van veel intensieve landbouw in Overijssel, maar er zijn wel veel traditionele melkveebedrijven.

Peilkannietaltijddefunctievolgen |In 2019, nog voor corona dus, hadden we een deltacongres in Middelburg. Daar heb ik voor het eerst mede namens het IPO kunnen zeggen dat het niet langer houdbaar is dat men in het waterbeheer altijd probeert het waterpeil in een bepaalde regio aan te passen aan de functies van de bodem in dat gebied. Dat wordt ook wel ‘peil volgt functie’. De noodzaak wordt steeds sterker voelbaar om naar een omkering te gaan waarbij de functie het peil meer zal moeten volgen. Dat is een enorme opgave die direct aan die droogteproblematiek raakt. Wij proberen functies die om water vragen te handhaven op plaatsen waar we geen water kunnen aanvoeren. Tegelijkertijd laten we water weglopen in gebieden waar we het eigenlijk wel zouden willen vasthouden voor drogere periodes. Ik heb het hier vaak over, omdat dit volgens mij de echte basis is van de in onze provincie noodzakelijke klimaatadaptatie. Wij moeten het lokale waterpeil weer in evenwicht brengen met de lokale functie van de bodem. Eeuwenlang waren wij er primair op gericht het water zo snel mogelijk af te voeren. Daar zijn we beroemd mee geworden. Het omturnen naar een systeem waarin we water meer vasthouden, is een zware job. Het water van de Vecht dat bij onze landsgrens binnenkomt, doet er vandaag de dag nog maar acht tot negen uur over voordat het in het IJsselmeer terechtkomt. Vroeger duurde dat meerdere dagen. Het is de kunst om het water enerzijds zo lang mogelijk vast te houden, maar anderzijds wateroverlast te voorkomen. Tot op heden probeerden we echter het water zo snel mogelijk uit de haarvaten naar de rivier af te kunnen voeren en vervolgens via de rivier naar het IJsselmeer.

De gebieden waar geen watertoevoer mogelijk is en die dus helemaal van regen afhankelijk zijn, hebben er heel veel belang bij dat dat regenwater zoveel mogelijk wordt vastgehouden. Die situatie geldt voor grote delen van Twente.

Dus kun je Overijssel gerust zien als een laboratorium voor de droogteproblematiek in brede zin: simultaan voorkomen van droogte op de hoge zandgronden en veel water in de Delta. In 2018 en 2019 was er veelvuldig sprake van oproepen om zuinig te zijn met water. Denk maar aan de sproeiverboden. Tegelijkertijd was er in West-Overijssel geen enkel tekort aan water. Maar uiteindelijk gaat het om totale voorraad van het water, om de balans. Als er te weinig water wordt aangevoerd door vooral de IJssel, dan komt ook de zoetwatervoorraad in het IJsselmeer, onze belangrijkste nationale zoetwaterbuffer, in gevaar.

Belangrijkste thema’s | Als ik zo deze problematiek waarmee ik intensief bezig ben overzie, dan houden mij vooral drie dingen bezig:

  1. De bevordering van het bewustzijn over deze problematiek: het gaat het mij vooral om de omschakeling in denken van het model dat het waterpeil de bodemfuntie volgt (‘peil volgt functie’ naar het model dat de aan de bodem toegekende functie goed moet passen bij het ter plaatse vigerende waterpeil (‘functie volgt peil’). Dat is een enorme omschakeling omdat je voor een deel eeuwenoude patronen moet doorbreken.
    In die bewustwording moet je iedere doelgroep op een eigen manier benaderen. Zo moedigen we de mensen in stedelijke gebieden aan tuinen aan te leggen met veel minder tegels onder het motto ‘tegel eruit, groen erin’ of harde materialen te vervangen door waterdoorlatende materialen, regentonnen, daktuinen. Ook kun je in dit kader denken aan de toepassing van plastic-road, fietspaden van gerecycled plastic met ingebouwde waterbuffers daarin. Overtollig water wordt daardoor vertraagd afgegeven. Later kan dit wellicht ook in grotere wegen worden toegepast. En dit alles in samenwerking met de lokale industrie. Ik zie het als een typische rol van de provincie om dit soort innovaties aan te jagen door het creëren van experimenteerruimte.
    Ook de boeren zijn in dit verband een belangrijke groep. De wijze waarop zij werken is van groot belang voor de droogteproblematiek. Soms kunnen relatief kleine veranderingen grote effecten hebben. Denk bijvoorbeeld aan sproeien, een zeer ineffectieve bewateringsmethode. Druppelirrigatie kost veel minder water en is veel effectiever. Ook proberen we boeren ervan te overtuigen dat vermeerdering van organische stof in de bodem van groot belang is om het water langer te kunnen vasthouden. Ook moet her en der verandering van functie in het bodemgebruik worden overwogen, maar dat kost om begrijpelijke redenen wel tijd. Ik vind dat je daarbij altijd moet handelen uit respect voor de traditie waaruit veel boerenbedrijven voortkomen.

  2. Het treffen van de goede maatregelen in het gebied en wel langs meerdere lijnen. Ik denk dan bij voorbeeld aan het Delta-programma Ruimtelijke Adaptatie waar we met behulp van stresstesten et cetera proberen meer greep te krijgen op de balans tussen hitte, droogte en wateroverlast; een tweede programma waaraan ik denk is Zoetwatervoorziening Oost-Nederland, waarin beekherstel, vasthouden van water, retentiebekkens (opvangmogelijkheden voor overtollig water om in tijden van droogte dat water vrij te kunnen geven).
    Verder zijn we intensief op zoek naar win-winsituatie als het gaat om de combinatie van de Natura 2000-gebieden, de zoetwateropgaven, de Kaderrichtlijn Watermaatregelen en de stikstofproblematiek: dus werken aan oplossingen waarin zoveel mogelijk al deze doelen worden meegenomen. Denk aan de aanleg van waterrijke bufferzones, het verminderen van stikstofuitstoot; Ruimte voor de Vecht, waarbij we de oude loop van de Vecht van voor de kanalisering zoveel mogelijk proberen te herstellen, of het aanmoedigen van het zaaien van andere gewassen op landbouwgronden, zoals bijvoorbeeld meer klaverhoudend gras, waardoor de bodem meer water kan opnemen en meer stikstof gebonden kan worden.

    Verder zijn we intensief op zoek naar win- winsituatie als het gaat om de combinatie van de Natura 2000-gebieden, de zoet- wateropgaven, de Kaderrichtlijn Water- maatregelen en de stikstofproblematiek: dus werken aan oplossingen waarin zoveel mogelijk al deze doelen worden meegeno- men. Denk aan de aanleg van waterrijke bufferzones, het verminderen van stiksto- fuitstoot; Ruimte voor de Vecht, waarbij we de oude loop van de Vecht van voor de kanalisering zoveel mogelijk proberen te herstellen, of het aanmoedigen van het zaaien van andere gewassen op land- bouwgronden, zoals bijvoorbeeld meer klaverhoudend gras, waardoor de bodem meer water kan opnemen en meer stikstof gebonden kan worden.

  3. Het uitvoeren en monitoren van de maatregelen: vanaf 2011 zijn we al volop bezig met de ontwikkeling, maar vooral ook uitvoering van deze programma’s. Denk aan Ruimte voor de Vecht of de Zoetwatervoorziening Oost Nederland. Na zes jaar uitvoeringsprogramma staan we alweer aan het begin van een tweede periode van zes jaar. Dat geldt ook voor alle maatregelen rond de Kaderrichtlijn Watermaatregelen. Er zijn dus al behoorlijke prestaties neergezet. Maar het is nog lang niet voldoende. We zijn nu vooral bezig met ‘Boeren voor Drinkwater’ om ervoor te zorgen dat er meer organische stof in de grond komt (bodemverrijking). Dat doen we vooral in de waterintrekgebieden, waarin we toegaan naar precisiebemesting. We pakken dat breed aan door kwaliteit van de bodem en droogte-opgaven te combineren. De zoektocht naar een duurzame waterwinning moet voorkomen dat we onze grondwatervoorraden uitputten. Samen met waterbedrijf Vitens en de waterschappen werken we aan de vraag: hoe kunnen we de waterwinning duurzamer en robuuster maken om aan de toenemende watervraag te voldoen? Kortom: we zijn goed op weg, maar zijn er nog lang niet.



Enorme uitdagingen | Een voorbeeld van een gebied waar het ongelooflijk spannend is en waar je de uitdagingen goed in zicht krijgt is het Wierdense Veld. Het gebied bestaat aan de ene kant uit hoogveen, dat heel veel water vraagt en waar we veel voor over hebben om het te behouden (een Natura 2000-gebied). Maar er zijn daar ook agrariërs gevestigd, traditionele boerenbedrijven. Bovendien is het een drinkwaterwinningsgebied voor een groot aantal bewoners in de wijde omgeving. Er is sprake van verdroging. Zowel het hoogveen als de landbouw vragen om veel water. Voor het behoud van het hoogveen zou je eigenlijk een groot deel van het boerenbedrijf moeten opheffen, het grondwaterpeil flink moeten verhogen en buffers moeten aanleggen. Voor de drinkwatervoorziening zou je ervoor moeten zorgen dat particulieren geen vergunning meer krijgen om daar water te blijven oppompen. Bovendien duurt het zeker nog zeker wel tien tot vijftien jaar voordat er vervangende watervoorzieningen zijn. Dit laat goed zien hoe complex de opgaven kunnen zijn. Daarom heb ik ook de vraag aan de minister voorgelegd: hoe moeten wij dit oplossen? Wat gaat voor, wat is het belangrijkst? Het simpele antwoord is: alles is belangrijk, maar het hoogveen mag in ieder geval niet worden aangetast, want dat is een Natura 2000-gebied. Zo’n prioritering maakt de problematiek heel complex en moeilijk uitlegbaar. Mijn ervaring is dat er met de meeste partijen prima afspraken gemaakt kunnen worden. Het probleem is alleen dat alle problemen eigenlijk vandaag nog geregeld zouden moeten zijn. We hebben het probleem zo geconstrueerd, dat er eigenlijk geen oplossing meer is. Want om alle maatregelen echt effectief te maken hebben we gauw tien tot vijftien jaar nodig en ik weet niet of het hoogveen dan nog in stand is. Er is gewoon weinig manoeuvreerruimte.

‘Omwisselbesluit’ | In het kader van het programma Ruimte voor de Rivier is destijds bij Kampen een bypass gemaakt tussen de IJssel en het Drontermeer, het Reevediep, dat de IJssel bij hoogwater kan ontlasten, met een waterstandsdaling stroomopwaarts tot voorbij Zwolle. Door dit project is bovendien ook nog 350 hectare nieuwe natuur ontstaan, ontzettend rijk, met heel veel biodiversiteit. Gewoon onvoorstelbaar! Dat lukt dus zonder heel grote investeringen. Het gebied moest natuurlijk wel aangelegd worden, maar verder ontwikkelde het zichzelf. Dat laat zien hoe ongelooflijk krachtig de natuur is. Misschien niet ‘precies dat plantje op precies die plek’, maar wel heel veel mooie, nieuwe natuur. Ik ben een groot voorstander van het behoud van de natuur, maar de manier waarop kan soms een flink knellend korset zijn.

Ik zou het belangrijk vinden om deze discussie toch meer aan te gaan. Niet omdat ik de noodzaak van de klimaatadaptatie ter discussie zou willen stellen, maar wel om het te hebben over de vraag wat de meest effectieve wegen zijn om daar te komen. Ik ben ervan overtuigd dat er met de verschillende sectoren beslist effectievere wegen te vinden zijn. Maar dat mag nooit een reden zijn om die doelen los te laten. Waar ik altijd voorstander van ben is wat wel het ‘omwisselbesluit’ wordt genoemd. Een bepaalde maatregel is gezien de omstandigheden goed, maar als je een betere maatregel hebt die hetzelfde doel bereikt, dan mag je die daarvoor inwisselen. Een heel sterk instrument. Tineke Huizinga paste dat destijds heel goed toe in Ruimte voor de Rivier. Toen ging het om de waterrichtlijn. De stelregel was: kun je het doel langs verschillende wegen bereiken, dan mag je een maatregel altijd inwisselen tegen een betere die hetzelfde doel bereikt. Die ruimte is er nu niet. Dat ligt vooral aan de afspraken die we zelf met Europa hebben gemaakt en waar wij nu door Europa aan gehouden worden.

De waterschappen | Het is erg belangrijk in al deze agenda’s goed samen te werken met alle partijen, niet het minst ook de waterschappen. In Overijssel zijn dat er vijf. Daarbij moet natuurlijk worden uitgegaan van de onderlinge verdeling in mogelijkheden en bevoegdheden. Het is aan de provincie om vanuit haar verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke ordening te zeggen welke functie waar plaats moet vinden. Maar wijzigingen in de bestemming van de bodem kunnen niet van de ene op de andere dag gerealiseerd worden: iets wat in eeuwen gegroeid is kun je niet in twee dagen even omturnen. Dus zullen we met elkaar wegen moeten zoeken hoe dat te doen en moeten onderzoeken waar de manoeuvreerruimte ligt. In dat laatste kan het waterschap prima een heel proactieve rol spelen. Partijen moeten niet onderling naar elkaar kijken om af te wachten wie de rekening van de afwaardering betaalt. Je zou als overheden niet op zo’n manier met elkaar om moeten willen gaan. Maar hier in Overijssel loopt de samenwerking wat mij betreft voortreffelijk.

IJsselmeer | Ik wil dit interview niet afsluiten zonder iets over het IJsselmeer te hebben gezegd. Niet dat het IJsselmeer onderdeel is van Overijssel, maar de onderlinge band is intens. Het IJsselmeer is het grootste zoetwaterreservoir van Nederland en wordt voor een belangrijk deel gevoed door de rivieren die door Overijssel stromen. Sinds 2011 ben ik ook al betrokken bij het Bestuurlijk Platform IJsselmeergebied, waar ik duovoorzitter van benis. Een platform dat bestaat uit zes provincies, zeven waterschappen, een groot aantal gemeentes, maar ook maatschappelijke organisaties en Rijkswaterstaat. Het heeft de opgave om ervoor te zorgen dat de zoetwaterbuffer enerzijds gewaarborgd blijft en anderzijds de waterveiligheid niet in het gedrang komt, zodat de functies in de zones die aan het meer grenzen ook gehandhaafd kunnen blijven. Deze opgave sluit heel nauw aan bij de klimaatadaptatie, omdat het verreweg de grootste zoetwatervoorraad is die we hebben. Het handhaven van het peil in het IJsselmeer is al niet eenvoudig, maar als er minder aanvoer is, kan dat peil onder druk komen te staan. Tegelijkertijd treedt er in de buurt van de Afsluitdijk verzilting op, wat de drinkwaterwinning van Noord-Holland onder druk zet, die voor 77% afhankelijk is van het IJsselmeer. Om die verzilting tegen te gaan moet er meer gespuid worden, maar dat zet het peil van het IJsselmeer nog sterker onder druk. Alweer zo’n dilemma waar je voortdurend zoekt naar de speelruimte die je hebt om de verschillende belangen met elkaar te blijven verzoenen.'

Besluit | Uit voorafgaande blijkt wel hoezeer Boerman in Overijssel met alle kanten van de droogteproblematiek wordt geconfronteerd. Op de vraag of hij zichzelf als de meest deskundige gedeputeerde op dit gebied beschouwt, antwoordt hij dat hij dat zo niet durft te zeggen. Maar hij sluit niet uit dat hij wel de meest ingevoerde gedeputeerde is. En wel omdat hij al zo lange tijd met deze vragen bezig is. Een aandachtsveld dat tot vlak voor de coronatijd nog niet zo prominent op de agenda stond, maar nu ineens van alle kanten aandacht krijgt, vooral ook omdat de coronazomer van 2020 de derde heel droge zomer op rij was. Meer dan ooit zijn we ons toen gaan realiseren dat water leven is: een zaak die Bert Boerman na aan het hart ligt.


Bert Boerman is sinds 2011 Gedeputeerde in de Provincie Overijssel. Ook is hij voor de ChristenUnie raadslid en wethouder geweest in de gemeente Kampen. Hij was tot 2013 penningmeester van het landelijk bestuur van de ChristenUnie.