Kan alles overal?

Kan alles overal?

droogte

14 december 2021 by Klaas Wierenga (Steunfractielid van de CU-Statenfractie in de provincie Groningen en Algemeen bestuurslid van het Waterschap Noorderzijlvest (CU-factievoorzitter))

Alleen als functie de bodem volgt, kan peil de functie blijven volgen

In de afgelopen jaren was er in ons land sprake van een aantal droge zomers met een neerslagtekort. Op het moment van schrijven van dit artikel is de zomer van 2021 nog niet voorbij, maar deze zomer verloopt natter dan de voorgaande jaren. Dat betekent echter niet dat de ‘droogteproblematiek’ voorbij is. Integendeel, de onderliggende problematiek is structureel en noodzaakt tot een bredere aanpak van het waterbeheer, ten bate van tijden van droogte en voor momenten van hevige regenval. Een beschouwing van Klaas Wierenga, bestuurder van Waterschap Noorderzijlvest.

Wat is het probleem? | Door een paar droge zomers op rij en de gevolgen daarvan voor de natuur, de landbouw, maar ook voor onze eigen huizen (vanwege dreigende verzakkingen bijvoorbeeld) is er veel meer aandacht gekomen voor hoe wij omgaan met ons land en ons water. Ook de veranderingen in ons klimaat geven aanleiding om de manier waarop wij omgaan met water en land onder de loep te nemen.

Want de droogte van de afgelopen jaren gaat paradoxaal genoeg gelijk op met een toenemende hoeveelheid neerslag op jaarbasis. De hoeveelheid neerslag in Nederland neemt geleidelijk toe, maar datzelfde geldt voor de ongelijkmatigheid ervan. Steeds meer regen valt in hevige, dikwijls ook zeer plaatselijke buien, zoals de zware regenbuien die in juni / juli 2021 vielen  in het zuiden van Limburg. De droogte van de laatste jaren lijkt gelijk op te gaan met toenemende wateroverlast door zware regenval. Dat betekent dat wij moeten nadenken over de manier waarop wij ons land inrichten en hoe we daarbij rekening houden met ons water.

Vanwege het genoemde (toenemende) neerslagoverschot zijn we in Nederland vooral gericht op de snelle en zorgvuldige afvoer van water als het ons teveel wordt. We hebben veel gemalen en sluizen waarmee we water kunnen afvoeren en spuien. Zo houden we Nederland droog, en zorgen we er ook voor dat het zoute water Nederland niet binnenkomt.

Waterveiligheid | Dit zorgen voor de waterveiligheid in Nederland is één van de primaire taken van de waterschappen. Zij organiseren de techniek en de systemen om het teveel aan water weg te werken. Tegenwoordig kijken we daar echter anders tegen aan. Nu is het adagium dat we allereerst het water willen vasthouden waar het valt, dan zo nodig bergen in bergingsgebieden, en ten slotte (als het echt teveel is) pas afvoeren via hoofdwatergangen naar de zee. De waterschappen beheren daarvoor het peil in (hoofd-) watergangen en bergingsgebieden. Bij waterschap Noorderzijlvest waar ik zelf aan verbonden ben, beheren we 15% van de waterwegen in ons gebied waarmee we onze taak voor de waterveiligheid vormgeven. Het waterpeil dat we willen handhaven in de diverse peilgebieden wordt vooral bepaald door de wensen van landeigenaren (gemeenten, landbouw, natuur, industrie) die meegenomen worden in uitgebreide gebiedsbijeenkomsten om te komen tot consensus voor wat een peilbesluit genoemd wordt: een besluit over het waterpeil dat in een bepaald gebied gehandhaafd zal worden. Peilgebieden kunnen eventueel nog weer worden opgedeeld door bijvoorbeeld stuwen te plaatsen.

Vroeger vereiste een genomen peilbesluit in Groningen de goedkeuring van de provincie. Sinds 2007 gebeurt dat niet meer. Tot 2016 fungeerde er nog wel een nota Normdoelstellingen Water (laatste versie 2011), maar ook deze is uit functie genomen. De provincie bepaalt sindsdien alleen beleidskaders die gelden bij het opstellen van een peilbesluit, via het Provinciaal Omgevingsplan (POP), waarin de functies worden aangegeven die het waterschap vervolgens in haar waterbeheerplan vertaalt naar waterfuncties. De omgevingsvisie is richtinggevend voor de provincie zelf en de daaruit voorvloei- ende omgevingsverordening. Het is deels kaderstellend voor het beleid dat gevoerd wordt door waterschappen en gemeenten. De waterschappen geven dat vorm in hun nota Beleid Peilbesluiten en Peilbeheer (2018). Per saldo is de provincie steeds verder op afstand komen staan.

Meer aandacht, maar waar blijft de doorzettingsmacht? | De provincie heeft in de afgelopen jaren steeds meer aandacht gekregen voor natuurwaarden, maar heeft nauwelijks instrumenten en medewerkers meer om deze aandacht door te zetten richting het waterschap en zijn verantwoordelijkheid voor het peilbeheer en de peilbesluiten. Wel is de provincie verantwoordelijk voor het (diepere) grondwater en de drinkwatervoorziening. Voor drinkwater wordt zowel oppervlaktewater gebruikt alsook diep grondwater. Beide hebben te lijden onder de droogte. De provincies Friesland en Groningen zijn daarom elk een strategische grondwaterstudie gestart, in afstemming met de daar actieve waterschappen. Het zou goed zijn om deze studie niet alleen te richten op mogelijk plaatsen voor nieuwe drinkwaterbronnen, maar ook op het beter in kaart brengen van de wijze waarop ondergrondse grondwaterstromen worden beïnvloed door droogte, door onttrekkingen en door waterbergingen en op de mogelijkheid om het grondwater aan te vullen door zogeheten ‘waterinlaten’, conform het advies van de Beleidstafel Droogte (2019).

Een probleem daarbij is dat slechts 15% van de waterwegen in het beheersgebied van het waterschap Noorderzijvest wordt beheerd door het waterschap. De rest, 85%, wordt beheerd door particulieren. Zij mogen als zij een watervergunning hebben aangevraagd (die slechts verleend wordt als alle aangelegen landeigenaren ook akkoord zijn) stuwen plaatsen of het waterpeil in sloten en watergangen verhogen. De rol van de waterschappen in tijden van droogte is beperkt. Het zijn juist de waterwegen die niet door het waterschap beheerd worden die zo zouden moeten worden ingericht dat zij het water zo goed mogelijk vasthouden bij regenval, zodat het zo langzaam mogelijk de hoofdwatergangen bereikt die gericht zijn op de afvoer van water. De grootste taak op het gebied van het vasthouden van water ligt niet bij het waterschap, maar bij de landeigenaren: vaak boeren, natuurterreinbeheerders of gemeenten. De deskundigheid van het waterschap kan hiervoor worden ingezet.

De provincie bepaalt de functie | Het is de primaire taak van de provincie om de functie van het land in de provincie te bepalen: zij doet dat in haar omgevingsvisie of omgevingsplan waarin vastgelegd is waar landbouw, industrie, bebouwing of natuur mogen komen. Hiermee heeft de provincie dé sleutel in handen om het waterbeheer te beïnvloeden: de functies zijn namelijk bepalend voor het op die plaats te hanteren waterpeil. Zo vragen natuurgebieden om een waterpeil dat gemiddeld 80 cm hoger ligt dan in landbouwgebied. Voor gebieden waar woningen of bedrijven worden gepland geldt weer een ander peil. Daarom is het zo belangrijk dat deze functie-indeling zo goed mogelijk aansluit bij de mogelijkheden en grenzen van duurzaam waterbeheer dat weer afgestemd wordt op de kenmerken van de bodem. De vraag is dan of het verstandig is om een rijksweg verdiept aan te leggen, of een woonwijk te plannen op het laagste punt in de gemeente Groningen. En waar de effecten van waterbeheer de grenzen van peilgebieden of zelfs van het beheergebied van het waterschap overschrijden, is het goed als de provincie weer normdoelstellingen gaat bepalen. Binnen die grenzen kunnen de waterschappen dan in gebiedsprocessen met eigenaren komen tot een afgesproken en te beheren waterpeil. In gezamenlijkheid moet worden bekeken hoe en waar het water zijn plek moet krijgen. Een watertoets bij (her)inrichting is hiervoor een goed instrument.

Wat zijn de uitdagingen? | Met de droogte van de afgelopen jaren zijn we hard met onze neus op de feiten gedrukt: de grenzen van de maakbaarheid van onze land- en waterinrichting zijn bereikt. We kunnen niet zomaar op elke plek iedere functie realiseren die we voor die plek in gedachten hebben. Dat kan niet omdat we het bijbehorende beheer van land en water niet meer passend kunnen krijgen. In natuurlijke veenweidegebieden kunnen we de grondwaterstanden niet verder verlagen of zijn we daarin misschien zelfs al te ver gegaan. Nog verdere verlaging tast het veen ernstig aan. Veel bodemdaling is het gevolg van veenoxidatie of andere inklinking van de bodem door uitdroging. De droge zomers van de afgelopen jaren hebben aan veel huizen en funderingen schade toegebracht. We kennen deze problematiek al tientallen jaren en hebben haar tot nog toe met passen en meten kunnen oplossen, maar nu laat de droogteproblematiek zien dat deze maatregelen onvoldoende zijn om kwetsbare gronden duurzaam te beschermen. Niet alleen hebben we de grenzen van de maakbaarheid bereikt, maar door de klimaatontwikkelingen wordt de beleidsruimte ook steeds kleiner: de grenzen verschuiven. Daardoor worden wij genoodzaakt steeds pijnlijker keuzes te maken in onze landinrichting, met name ten aanzien van de functies, en de ruimte voor water.

Dit betekent dat de provincie zich in haar omgevingsvisie steeds meer zal moeten laten leiden door de kenmerken van het land, de bodemgesteldheid, bodemsoorten, neerslagextremen en waterstromen, en niet langer voornamelijk door geografische ligging of economische efficientie. Hiervoor is een omslag in ons denken nodig. De maakbaarheid van de landinrichting is op haar grenzen gestuit. We zullen veel meer met de bodem en het water moeten gaan meebewegen, in plaats van te denken dat we deze zomaar aan onze wensen kunnen aanpassen en inrichten. Dat betekent dat we teruggaan naar oude manieren van omgaan met land en water: we moeten weer leren met land en water samen te leven in het besef hoezeer wij er afhankelijk van zijn.

Verschuiving van de aandacht | Waterbeheer in Nederland werd tot nu toe met name gekenmerkt door het beheer van het waterpeil en het afvoeren van overtollige neerslag. Door toenemende droogte en toenemende neerslag komt er een taak bij: het langer vasthouden van water. Dit maakt het waterbeheer complexer. Kaders hiervoor moeten door de provincie worden gesteld, door de functie van het land te gaan toewijzen op basis van kenmerken van de bodem en zijn gesteldheid en op basis van waterstromen. Daarnaast is de provincie ook toezichthouder van het waterschap: de provincie kan het waterschap normen en kaders meegeven voor het peilbeheer. Hierdoor kunnen excessen in het waterbeheer worden voorkomen. Ook kunnen eisen gesteld worden aan inrichting van het water en peilbeheer in kwetsbare gebieden. Aan het waterschap de taak om vanuit haar expertrol zoveel mogelijk het vasthouden van water door landeigenaren te bevorderen, bergingsgebieden in te richten die bijdragen aan de veiligheid in het geval van extreme neerslag, maar die tegelijk ook ingezet kunnen worden als waterbuffers voor drogere periodes. Dat betekent een aandachtsverschuiving: niet alleen de borging van de waterveiligheid, maar ook de beschikbaarheid van water in extremere omstandigheden. Natuurlijk blijft het borgen van de waterveiligheid met behulp van primaire en regionale keringen, gemalen, stuwen en sluizen de primaire taak van het waterschap. En dat kan samengaan met het vasthouden van water bij om zo verstandig mogelijk om te gaan met onze zoetwatervoorraad. Dat betekent niet alleen maar een gebiedsinrichting die in tijden van droogte een hoger peil mogelijk maakt door middel van waterbergingsgebieden, maar ook onderzoek naar de vraag hoe diezelfde gebieden (en misschien nog meer gebieden) bij kunnen dragen aan het vasthouden en aanvullen van het grondwater. Met behulp van hydrologisch onderzoek en grondwaterstudies zou gekomen kunnen worden tot waardevolle waterinlaten.

Concluderend | In het waterschap zeggen we nog steeds: ‘peil volgt functie’. Dat is namelijk onze primaire taak en past ook goed bij een functionele overheid als het waterschap. In zorgvuldige gebiedsbijeenkomsten moet het toe te passen waterpeil worden bepaald. Excessen kunnen daarbij worden voorkomen door regels voor het waterbeheer zoals de provincie die kan en mag en mijns inziens moet stellen.

Maar de functie van de bodem zal stringenter moeten worden bepaald door diezelfde provincie. Daarbij moet de provincie zich veel meer laten leiden door de eigenschappen en de mogelijkheden van de bodem én van het water. De bodem heeft kenmerken op basis waarvan je moet kiezen voor een functie die daarbij past met uitsluiting van andere, minder passende functies. Dus waterschap: blijf bij je leest: peil volgt functie. Maar vooraf moet de vraag gesteld worden: welke functie past bij de plaats die wij op het oog hebben? Dat stelt ons voor de complexe vraag hoe we de herinrichting van ons landschap vorm kunnen geven, gegeven de klimaatveranderingen die een natuurlijker omgang met het water vereisen. Hoe gaan we herstellen wat we in dat opzicht nu aan ‘foute’ inrichting hebben gerealiseerd? Landbouw in gebieden die primair geschikt zijn (bijvoorbeeld door het aanwezige veen) voor natuur? Of industrie op kleirijke landbouwgrond die ook zeer geschikt is voor bearbeiding in tijden van droogte? Of hoog gelegen gebieden die juist primaire geschikt zijn voor bebouwing? En bij de (her)inrichting van het land of een gebied is de zogeheten watertoets (toets op waterbestendige / klimaatbestendige landinrichting) op zijn plek, ook om te zien hoe een landschap omgaat met zowel tijden van droogte als hevige neerslag.

Daarvoor hebben we zowel de rijksoverheid nodig als de drie decentrale overheden van provincie, gemeente en waterschap, maar vooral ook de burger en ondernemer die eigenaar zijn van de grootste hoeveelheden grond waarin de opvang en bewaarfunctie van water ge- realiseerd moeten worden. Want alleen samen kunnen we deze klus klaren.


Klaas Wierenga is steunfractielid van de CU-Statenfractie in de provincie Groningen en Algemeen Bestuurslid van het Waterschap Noorderzijlvest (CU-factievoorzitter).