Droogte: een complexe problematiek

Droogte: een complexe problematiek

waterkraan - droogte

14 december 2021 by Louis Broersma (adviseur water en klimaatadaptatie)

Ondanks het feit dat in mei 2021 door het KNMI het signaal werd afgegeven dat de droogte voorbij was, blijkt de achterliggende problematiek veel structureler dan zo’n mededeling suggereert. Het tij kan dan ook zomaar weer keren. De 17e  juni 2021 bleek de warmste 17e  juni ooit in Nederland gemeten. Nog geen maand later wordt het nieuws gedomineerd door de overstromingen in Zuid-Limburg, België en Duitsland. Tot nog toe lijkt 2021 de reeks van droge jaren te doorbreken, maar daarmee zijn de problemen nog lang niet opgelost.

Zodra het in het voorjaar weer warmer wordt en er een drogere periode aanbreekt, laait de discussie op, hoe en waar we onze schaarse bronnen het beste kunnen inzetten. Drinkwaterbedrijven roepen op om zuinig om te gaan met drinkwater en geen zwembadjes meer te vullen of tuinen te sproeien. Een deel van Nederland ligt dan aan het infuus van onze zoetwaterbronnen waarbij we vanuit de grote rivieren en het IJsselmeer via stelsels van kanalen, sloten, pompen en sluizen het water op veel plaatsen weten te brengen. Een minder zichtbaar gevolg van de droogte is de schade aan funderingen van bebouwing door rottende paalkoppen of inklinkende bodems. Daarnaast zorgt een stijgende zeespiegel ervoor dat de invloed van zout water steeds verder landinwaarts doordringt via het grondwater en via de mondingen van rivieren en sluizen aan de kust. Daardoor treedt verzilting op. In het centrale deel van Nederland kunnen we met de wateraanvoer voorkomen dat waterpeilen te veel dalen. Tegelijkertijd duwen we daarmee de verzilting vanuit de kust een beetje terug. We kunnen de gevolgen niet overal beperken. Vooral op de hoge zandgronden in Zuid- en Oost-Nederland, maar ook in delen van Zeeland zijn geen alternatieven beschikbaar en als je dan onvoldoende zoet water tot je beschikking hebt, kan de oogst zomaar mislukken of verdroogt de natuur. De droogte kent veel gezichten.

Sluipmoordenaar | Droogte is een sluipmoordenaar. René Didde beschrijft het treffend in zijn boek Nederland Droogteland. Ze komt geleidelijk, maar is vervolgens ongemerkt alom aanwezig en richt enorme schade aan. Didde onderscheidt vier soorten droogte:

(1) klimatologische droogte door meer verdamping dan neerslag waardoor een neerslagtekort ontstaat. Daarop volgt
(2) de agrarische droogte die erin bestaat dat vooral de toplaag van de bodem steeds meer uitdroogt. Dat leidt vervolgens tot
(3) de hydrologische droogte of grondwaterdroogte als door een langduriger neerslagtekort de grondwaterspiegel daalt. De laatste vorm van droogte die Didde noemt is
(4) de sociaaleconomische droogte die kan ontstaan ten gevolge van de keuzes die gemaakt worden in de verdeling van het schaarse water.

Oorzaken | Het klimaat verandert: De oorzaak van droogte is in de eerste plaats de verandering van het klimaat. Mondiaal wordt het warmer. In de eerste plaats merken we dat doordat de grond uitdroogt ten gevolge van het neerslagtekort. Dit ontstaat als er meer water verdampt dan er valt. Het KNMI heeft geanalyseerd dat vooral het binnenland droger is geworden. Het neerslagtekort in de 5% droogste jaren is vooral in de zuidelijke helft van het land sterk toegenomen. Al sinds eind jaren zeventig zien we dat met name het voorjaar droger wordt.

Ook elders doen de gevolgen van het klimaat zich voelen. Door de stijgende temperaturen smelten gletsjers en wordt de Rijn een rivier die in toenemende mate afhankelijk is van regenval en in mindere mate van smeltwater uit de bergen. Een droge periode zorgt in dat geval voor een beperkte afvoer via de rivieren, minder diepgang voor scheepvaart en minder water voor bijvoorbeeld de drinkwatervoorziening.

Snelle afwatering: Op jaarbasis valt er in totaal ruim 300 mm meer neerslag dan dat er in de zomermaanden verdampt. Maar dit overvloedige water valt voor een belangrijk deel in de winterperiode, wanneer we er niets aan hebben. We voeren dit water dan zo snel mogelijk af om overlast te voorkomen. Dit afvoeren en ontwateren van Nederland zit diep in de naoorlogse cultuur van de maakbaarheid van ons land. Door de keuzes die wij gemaakt hebben voor de vergroting van onze landbouwproductie en door schaalvergroting in de landbouw door middel van ruilverkaveling is er na de Tweede Wereldoorlog impliciet voor gekozen om Nederland in te richten als afwaterend land. Ook stedelijke gebieden zijn vooral ingericht als verharde gebieden waar je het overtollige water zo snel mogelijk zonder schade en natte voeten moet zien weg te werken. Om wateroverlast te voorkomen vertragen we de waterafvoer hooguit met enkele uren of dagen, maar van water sparen voor droge perioden is nauwelijks sprake.

Bodemgebruik: De droogte wordt vergroot door ons eigen handelen. Dit is zichtbaar in de bodem. We putten de bodem uit door intensivering van de landbouw met het gevolg dat het organische stofgehalte daalt, de ondergrond zich verdicht en de bodemgezondheid achteruit gaat. Onderzoekers vanWageningen Universiteit constateren dat de landbouwbodem de laatste zeventig jaar behandeld is als dood substraat. De productie van gewassen wordt grotendeels aangestuurd met kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en intensieve grondbewerking. Daardoor lijkt het erop dat de grond puur en alleen gezien wordt als een productiemiddel, niet als iets dat leeft in zichzelf. Hierdoor is de hoeveelheid organische stof enorm afgenomen waardoor de bodem steeds minder in staat is water vast te houden. Dit wordt versterkt door de verdichting van de ondergrond door hoge wiellasten van landbouwwerktuigen. Dit zorgt voor een matige bodemstructuur waarin plan- ten maar een beperkt bewortelingsvolume kunnen ontwikkelen. Gewassen zijn daardoor nog gevoeliger voor droogte en meer afhankelijk van beregening.

Grondwateronttrekkingen: De droogte wordt versterkt doordat we meer grondwater onttrekken dan er door regen of door voeding via rivieren wordt aangevuld. Drinkwaterbedrijven en industrie onttrekken al decennia grondwater op diepten van meer dan honderd meter. De afgelopen jaren zijn er vooral in Zuid- en Oost-Nederland meer agrariërs die grondwater onttrekken met bronnen tussen de 40 en 80 m diepte. Ook zien we dat steeds meer particulieren met een eigen bron op 10 tot 20 m diepte voor het beregenen van de eigen tuin4. Doordat het bij de kleinere bronnen vooral om particulieren gaat, weten we niet goed hoeveel er extra wordt onttrokken.

Ruimtelijke ordening: Het droogtepro- bleem wordt versterkt door onze ruimtelijke ordening. Op veel plaatsen zijn landbouw, natuur en stedelijk gebied geordend vanuit de overtuiging  dat  wij er met onze kennis van het waterbeheer voor kunnen zorgen dat elke bodemfunctie bijna overal gerealiseerd kan worden. Toch vragen verschillende functies vaak om een heel eigen peilbeheer. We hebben stad, natuur en landbouw soms vlak naast elkaar gerangschikt. Over de vraag hoe dit doorwerkt op droogte en wateroverlast in een veranderend klimaat is onvoldoende nagedacht. Als het nodig is om water af te voeren voor de landbouw of stedelijk gebied, kan het voor de natuur juist nog zinvol zijn om het water vast te houden. Bij extremere buien en langduriger droge perioden wordt steeds meer duidelijk dat dit peil-volgt-functie-denken niet langer houdbaar is.

Oplossingen | Hoe lossen we het droogteprobleem op? Deze vraag houdt menigeen bezig sinds de droge zomer van 2018. Waterbeherend Nederland is overgegaan op conserveringsplannen en een strategie om de droogte aan te pakken.

De waterbalans onttrek minder dan er bij komt: In abstracto is de oplossing simpel: minder water gebruiken dan er wordt aangevuld. Maar om dat ook in werkelijkheid voor elkaar te krijgen is een heel ander verhaal. Want dat vraagt om een heel complex aan maatregelen.

Een eerste stap zou kunnen zijn om te proberen het overtollige water langer vast te houden. Dat vraagt echter wel om de nodige opslagruimte om het water te kunnen benutten in drogere periodes. We kunnen dit ook slimmer doen, bijvoorbeeld door reststromen zoals afvalwater of regenwater beter te benutten en geen drinkwater te gebruiken voor laagwaardige toepassingen zoals toiletspoeling en het besproeien van tuinen. Daarnaast stroomt er nog steeds een grote hoeveelheid water naar zee. We gebruiken hiervan maar een fractie. Als we in staat zijn dit water bijvoorbeeld te verpompen naar de hoge zandgronden en daar te laten infiltreren, vullen we daarmee het grootste compartiment van ons land, de ruimte in de zandbodem.

Minder afwateren: Waar wij ons in het verleden vaak hebben laten leiden door het voorkómen van wateroverlast, zullen wij in de toekomst een balans moeten zien te vinden tussen het voorkomen van wateroverlast enerzijds en het  zuinig zijn op overtollig water voor drogere tijden anderzijds. Dit betekent ook dat  we uit de reflex moeten komen dat we standaard het kostbare water naar zee afvoeren wanneer er wateroverlast dreigt. We moeten ons meer bewust zijn van de waarde van wat we afvoeren. We kunnen al in ons waterhuishoudkundig systeem aan de slag, door in de haarvaten van het watersysteem watergangen te dempen, stuwen op te zetten en duikers af te dichten met skippyballen.

De bodem: In de omgang met de bodem liggen ook oplossingen voor de droogteproblematiek. Meer aandacht voor bodemleven is belangrijk voor een duurzame landbouwbodem. Bodemorganismen bepalen de beschikbaarheid van nutriënten en beïnvloeden de structuur van de bodem en de plantweerbaarheid. In onderzoek van de WUR is het belang van organische stof en een gezonde landbodem benadrukt. Al met al zorgt organische stof er ook voor dat we meer water kunnen vasthouden. De bodem als bondgenoot omarmen is belangrijk: een gezonde bodem kan stikstof opnemen, vermindert de noodzaak van kunstmest en gewasbestrijdingsmiddelen en zorgt tegelijk voor meer vermogen om water vast te houden en minder noodzaak om te beregenen.

Grondwateronttrekkingen: We zullen meer grip moeten krijgen op wat er aan water aan de bodem wordt onttrokken. Ook de kleine, particuliere onttrekkingen zullen we beter in beeld moeten krijgen. Al de onttrekkingen samen beïnvloeden het grondwaterpeil. Inzicht daarin is ook uiterst belangrijk voor de vergunningverlening en handhaving en maakt een betere sturing van onttrekkingen mogelijk, zodat het grondwaterpeil gehandhaafd kan worden.

Ruimtelijke keuzes: Het besef dat wij steeds meer op de grenzen stuiten van wat het systeem van bodem en water aankan en dat wij ons daarom steeds meer zullen moeten aanpassen aan de mogelijkheden die dat systeem biedt, begint langzaam maar zeker door te dringen. De provincie Noord-Brabant en de inliggende water- schappen hebben in 2020 het principe ‘functie volgt systeem’ omarmt, of zoals elders genoemd, ‘functie volgt peil’. Hiermee roepen we de idee dat alles maakbaar is een halt toe. We leren steeds meer te luisteren naar de natuurlijke mogelijkheden die het systeem van bodem en water biedt. Als we dit principe volgen dan passen we de functies aan het systeem van bodem en water aan en kiezen we de teelt en het gebruik die het beste past bij wat het systeem van bodem en water ter plaatse aan mogelijkheden biedt.

Een mooi voorbeeld is het advies van de Transitiecoalitie Voedsel waarin is aangegeven hoe de landbouw er in de toekomst uit zou moeten zien als land- schap en biodiversiteit voorop staan. De coalitie pleit voor een landinrichting 3.0 met bodemgezondheid, biodiversiteit, water en landschap als leidende uitgangspunten, zowel voor landbouw en natuur als voor andere ruimtegebruikers zoals woningbouw, energie en bedrijfsleven. Voor intensieve landbouw is geen plaats meer op de hoge zandgronden, maar wel in de daarvoor geschikte kleipolders van ons land.

Wie is aan zet? | Overheden, natuurbeheerders, bedrijfsleven, boeren en burgers moeten samen aan de slag. De ervaring van de afgelopen decennia leert dat met polderen weliswaar stappen worden gemaakt, maar veel nog hetzelfde blijft. Zeker de klimaatverandering dwingt ons tot snelle en grote verandering. Er is een sterke regie vanuit de Rijksoverheid nodig om slagvaardig stappen te kunnen zetten.

Provincies zijn aan zet als het gaat om de regionale ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld met betrekking tot vervolgstappen die nodig zijn vanuit het principe ‘functie volgt systeem’en met betrekking tot het richtinggevend hanteren voor de ruimtelijke ordening van het systeem van bodem en water.

Gemeenten kunnen aan de slag door naast hun focus op het voorkomen van wateroverlast en hittestress ook aandacht te geven aan het sparen van water en herstel van de sponswerking in en rond het stedelijk gebied. Gemeenten kunnen echter meer doen, door samen met bewoners en bedrijven alternatieven voor drinkwater te vinden en (rest)stromen en regenwater in te zetten als alternatief voor laagwaardig gebruik van drinkwater.

Waterschappen zijn aan zet als kenners van het systeem van bodem en water. Zij kunnen de verandering naar een robuuste inrichting vormgeven. Zij kunnen ook innovaties stimuleren voor het sparen en hergebruiken van water. Er zijn regio’s die zich bijzonder lenen voor een gezamenlijke aanpak van het systeem van water en bodem. Hierin kan de landbouw een belangrijke rol spelen met innovaties voor duurzame omgang met de bodem, aandacht voor het bodemleven, het organische stofgehalte en zuinige irrigatie.

Er ligt ook een belangrijke taak voor burgers, bijvoorbeeld in het vergroenen van tuinen en het bewuster gebruik maken van drinkwater. Dat laatste kan door overtollig regenwater op je perceel niet langer af te voeren via het riool, maar te benutten in en rond de woning.

Louis Broersma is adviseur water en klimaatadaptatie bij adviesbureau Sweco. Hij werkt sinds 1990 aan vraagstukken op het snijvlak van water en ruimtelijke ordening in opdracht van waterschappen, gemeenten, provincies en rijksoverheid. In zijn werk is hij gemotiveerd om Gods wereld duurzamer, mooier en veiliger te maken voor huidige en komende generaties.