Ontspannen werken aan internationale vrede, orde en stabiliteit

Ontspannen werken aan internationale vrede, orde en stabiliteit

boeken globe wereld

14 september 2021 by Laurens Wijmenga

Interview met Simon Polinder

Hoe wordt er vanuit verschillende christelijke denkstromingen aangekeken tegen internationale relaties en intergouvernementele organisaties? Simon Polinder bereidt een proefschrift voor over deze vraagstukken en redigeerde recent een bundel over dit thema. In een schriftelijk interview stellen we hem onze vragen over het christelijk realisme, het katholiek-sociaal denken en het neocalvinisme of de christelijke filosofie in relatie tot internationale politiek en samenwerking.

Wat hebben verschillende stromingen in het christelijke denken over internationale relaties te zeggen over Intergouvernementele organisaties? Wat zijn de verschillen en overeenkomsten? In hoeverre is het mogelijk om inzichten uit andere stromingen te integreren in de christelijke denktraditie? | In de bundel Christian Faith, Philosophy and International Relations die ik samen met Govert Buijs heb geredigeerd, onderscheiden wij drie stromingen in het christelijke denken over internationale verhoudingen: christelijk realisme (hierna: CR), katholiek sociaal denken (KSD) en de denktraditie van het neocalvinisme, ofwel de christelijke filosofie (CF). Je zou kunnen zeggen dat het christelijk realisme vooral oog heeft voor de machtsrelaties tussen staten. Katholiek sociaal denken legt vooral de nadruk op de onderlinge verbondenheid en het gemeenschappelijke goede. Vanuit de christelijke filosofie is er met name aandacht voor de levensbeschouwelijke dimensies die zich in de internationale verhoudingen manifesteren. Met deze typering bedoel ik niet te zeggen dat wat de een naar voren brengt niet bij de ander aanwezig is. Het zijn accenten die door de verschillende benaderingen worden ingebracht en die elkaar aanvullen.

Als je vanuit deze drie denkrichtingen kijkt naar intergouvernementele organisaties (IGO’s), ontstaat het volgende beeld. Allereerst: er zijn honderden verschillende IGO’s die gaan over uiteenlopende thema’s als energie, landbouw, veiligheid, etc. Vanuit CR zal een IGO als iets positiefs gezien worden, omdat het een manier is om een evenwicht te vinden tussen het eigenbelang van staten en het collectieve belang. CR heeft echter ook scherp oog voor het feit dat IGO’s vehikels kunnen worden van de dominante staten om anderen hun wil op te leggen. Een verwijt dat de Verenigde Staten vaak ten deel valt. Ze zijn dus soms ook een uitdrukking van de economische of militaire machtsverhoudingen in de wereld. Een KSD perspectief zal IGO’s vooral zien als instrumenten om collectieve goederen of het gemeenschappelijk goede veilig te stellen of na te streven. Universele vrede, controle op kernwapens zijn nastrevenswaardig en internationale rechtsnormen dienen nageleefd te worden. Als er zaken boven of tussen staten geregeld kunnen worden die het egoïsme van staten kunnen remmen en het streven naar het gemeenschappelijke goede kunnen bevorderen, dan verdient dat steun. Uiteindelijk ‘heeft Hij uit één enkele het gehele menselijke geslacht gemaakt’ (Handelingen 17: 26, NBG). Vanuit CF zal vooral gekeken worden naar de levensbeschouwelijke of ideologische vertrekpunten van IGO’s. Doen die de geschapen werkelijkheid recht in al haar pluraliteit of is er toch sprake van de verabsolutering van een bepaald aspect van de werkelijkheid? Door welk denken wordt een bepaalde IGO gedreven, welke aannames over de wereld draagt zij uit? Welke vervormde ideeën of ideologieën hebben bezit genomen van IGO’s?

De drie perspectieven kunnen complementair zijn, maar ook flink botsen. Ik zou dit dan eerder als familieruzies beschouwen, omdat het in de aard der zaak variaties zijn binnen dezelfde christelijke traditie. De verschillen worden veroorzaakt doordat CR wellicht wat meer naar de samenleving kijkt vanuit een dualisme van twee rijken. KSD beschouwt de samenleving meer vanuit een hiërarchie van concentrische cirkels (‘subsidiariteit’), terwijl CF meer vanuit verschillende nevenschikkende soevereine sferen redeneert (‘souvereiniteit in eigen kring’). Daar doorheen loopt nog een verschil in waardering over dat wat er van de mens verwacht mag worden. Generaliserend gesteld legt CR meer nadruk op de zondigheid van de mens en het feit dat eigenbelang en egoïsme op tal van subtiele manieren doorwerken in het ‘redelijke’ menselijk handelen en streven. Als je daar de KSD naast plaatst lijkt die een meer optimistische visie op de redelijke mens te huldigen en ook meer mogelijkheden te zien om het goede in deze wereld te verwerkelijken. CF kent eigenlijk beide posities wel, maar dat hangt ook af van de mate waarin men CR meer normatief of beschrijvend beschouwt. In de praktijk kan het botsen tussen de verschillende perspectieven als het gaat om de waardering van internationale samenwerking. Daarbij speelt ook mee dat protestanten historisch gezien baat hebben gehad bij het ontstaan van het statenstelsel, omdat het hen met de Vrede van Westfalen de vrijheid van godsdienst bood. Overigens denk ik dat CF hier een verbindende rol kan spelen en een raamwerk biedt waarbinnen CR en KSD samen kunnen gaan.

De grondlegger van de Wijsbegeerte der Wetsidee, Herman Dooyeweerd (een representant van CF), maakte een scherp onderscheid tussen de natiestaat, met een machtsmonopolie op een grondgebied, en internationale organisaties die volgens hem slechts op basis van vrijwilligheid tot stand kunnen komen. Is dit onderscheid correct en zo ja, wat zijn daar de consequenties van? | Ik denk dat dit onderscheid terecht is en dat dit laat zien dat Dooyeweerd zich in zijn denken altijd liet informeren door de empirie. Hij sluit met deze constatering ook aan bij het politiek realisme dat altijd heeft benadrukt dat de internationale poliiek anders is dan de nationale politiek, omdat er een supranationale autoriteit ontbreekt die landen kan dwingen tot bepaald gedrag. De consequentie is dus dat je internationale politiek niet moet benaderen als ware het nationale politiek. Dat betekent bijvoorbeeld dat het nog moeilijker is dan in de nationale politiek om te streven naar vrede of gerechtigheid. Het betekent bijvoorbeeld dat het streven naar machtsevenwicht soms het hoogst haalbare is. Reinhold Niebuhr, de grondlegger van CR, legt dit op een mooie manier uit. Tussen twee individuen is het mogelijk om de verwachting te hebben dat het aangezicht van de ander je beweegt om over je eigenbelang heen te stappen en iets te doen uit liefde voor die ander.

Tussen groepen is dat al veel moeilijker, want wie ben jij dat je namens de groep over het groepsbelang heen kunt stappen? Dat gebeurt ook tussen staten. Regeringsleiders hebben maar weinig mogelijkheden om uit liefde voor het gemeenschappelijke doel of de belangen van andere landen beleid te steunen en eventueel een deel van de soevereiniteit van het land op te offeren. Regeringsleiders moeten dus vaak een januskop vertonen. KSD zal altijd benadrukken dat het verschil tussen nationale en in-ternationale politiek eerder gradueel is, dan principieel en dat het gemeenschappelijke voorafgaat aan het nationale of statelijke. Dat is natuurlijk ook iets wat katholieken meer dan protestanten met de paplepel, of beter gezegd met het doopwater, ingegeven krijgen. Met de doop worden ze immers lid van een transnationale organisatie, de Rooms-Katholieke Kerk. Een religieuze organisatie die er al lang en breed was voordat de natiestaten met de Vrede van Westfalen hun opwachting maakten.

Het feit dat er een principieel onderscheid is tussen de natiestaat en IGO’s neemt echter niet weg dat staten op bepaalde terreinen kunnen besluiten hun zeggenschap over te dragen aan een bovenstatelijke organisatie, zoals bijvoorbeeld ook wel gebeurt binnen de Europese Unie. Dan wordt dus besloten sommige zaken bovenstatelijk te regelen. Het is heel goed te begrijpen dat dit voor staten gemakkelijker is als het gaat om kwesties of aangelegenheden die minder direct het vitale belang van de staat raken of waarbij het directe praktische belang duidelijk in ieders voordeel aanwijsbaar is. Denk bijvoorbeeld aan het gezamenlijk inkopen van de vaccins door de Europese Commissie. Overigens speelde daarbij ook de dreiging mee dat een verdeeld Europa het onderspit zou delven in de mondiale competitie om vaccins. Zodra het echter over belastingen of defensie gaat, gaan staten direct op de rem staan.

Simon Polinder is associate lector Christelijke Professie aan de Christelijke Hogeschool Ede, mede namens Lelie zorggroep. Binnenkort hoopt hij te promoveren op het proefschrift Towards a New Christian Political Realism? The Amsterdam School of Philosophy and the Role of Religion in International Relations.