Een levensvatbare Europese Unie: An ever closer union?
Een levensvatbare Europese Unie: An ever closer union?
14 september 2021
De situatie op het wereldtoneel is volop in ontwikkeling. Wat betekent dit voor het kleine Nederland? Voor onze veiligheid en internationale invloed moeten wij het vooral hebben van samenwerking, bijvoorbeeld binnen het NAVO-bondgenootschap en de Europese Unie. De vruchtbare samenwerking binnen de EU is echter steeds minder vanzelfsprekend. Bij de verschillende crises van afgelopen jaren – de eurocrisis, vluchtelingencrisis en het Brexit-debacle – bleek dat het draagvlak voor Europese samenwerking kwetsbaar is. En daarmee is ook Nederland kwetsbaar. Onze toekomst en belangen zijn nauw verweven geraakt met die van de EU. Nederland is gebaat bij een stabiele, sterke Unie met groot draagvlak onder burgers.
Rusland voert een agressieve destabilisatiepolitiek en de asserti-viteit van China neemt zorgwekkende vormen aan. De Verenigde Staten bleken intern allesbehalve stabiel. Met doorzettende klimaatverandering, grondstoffenschaarste en toenemende migratiestromen zijn alle ingrediënten aanwezig voor conflicten op wereldschaal, bijvoorbeeld in de Noordpoolregio.
Tegen de achtergrond van deze situatieschets kijken we in dit artikel naar vier kwesties die knagen aan het draagvlak voor Europese samenwerking, ook binnen de ChristenUnie. Wil de EU op lange termijn levensvatbaar blijven, dan zullen deze zaken moeten worden geadresseerd. We proberen hiertoe handvatten te bieden om zo bij te dragen aan een Unie waarbinnen de Nederlandse belangen op het wereldtoneel goed geborgd zijn.
Hoge verwachtingen, weinig mogelijkheden | De eerste kwestie laat zich samenvatten als ‘hoge verwachtingen, weinig mogelijkheden’. De verwachtingen van nationale partijen en politici ten aanzien van de EU zijn vaak torenhoog. Zo moet ‘Brussel’ klimaatverandering oplossen en een einde maken aan vluchtelingencrises. Tegelijkertijd moet de EU ook weer niet te machtig worden, getuige de immer terugkerende kritiek dat de EU te veel soevereiniteit van lidstaten afpakt en het eindeloze gesteggel over de financiële bijdrage aan de Unie. Die zuinigheid resulteert erin dat de Europese Commissie over een vergelijkbaar aantal ambtenaren beschikt als een groot Nederlands ministerie – bijvoorbeeld het Ministerie van Financiën – terwijl de Commissie op veel meer thema’s beleid voor de hele EU moet ontwikkelen.
Ook bij de ChristenUnie speelt deze kwestie. Er is een groeiende verlanglijst met zaken die de EU moet ‘regelen’, zoals het aanpakken van belastingontwijking en het wereldwijd bevorderen van mensenrechten zoals godsdienstvrijheid. Tegelijkertijd is er grote terughoudendheid bij het afstaan van politieke bevoegdheden die de EU in staat zouden stellen om deze verwachtingen waar te maken.
Hierbij spelen bij veel partijen electorale belangen. Het is nog altijd opportuun voor regeringsleiders en politici om de eigen burgers tevreden te houden met een eigen (nationalistisch) verhaal. Bij een keuze voor een groter, internationaal belang vreest men verlies van kiezers. Niet geheel onbegrijpelijk overigens: het kan echt lastig zijn om verantwoording af te leggen voor een complex Europees compromis dat afwijkt van de eigen partijpolitieke agenda.
Een complexe EU op afstand van burgers | Door het electoraat te bedienen met een nationalistisch verhaal, maken politici handig gebruik van het gevoel bij veel burgers dat Brussel ‘ver weg’ is. De Europese politiek leeft in veel lidstaten niet, ook niet in Nederland. En dat is niet gek: de Europese politiek is ontworpen om niet spannend te zijn.
Gezien de lange geschiedenis van oorlogen op het Europese continent, moest binnen de EU direct conflict vermeden worden. De oplossing? Saaie bureaucratie. Door groeiende Euro-pese samenwerking, via verschillende verdragen, wijziging na wijziging, zijn besluitvormingsprocessen zo complex geworden dat ze niet langer aanvoelen als conflict en strijd: de Europese vrede wordt bewaakt door ambtenaren.
Voorstanders van het huidige stelsel zullen zeggen dat het, ondanks alle com-plexiteit, toch lukt om besluiten te nemen. Europese besluiten worden inderdaad genomen, maar wel tegen de prijs dat de Europese burger op afstand staat – de tweede kwestie die knaagt aan het draagvlak voor Europese samenwerking. Bovendien werkt de complexiteit van het stelsel gezonde tegenmacht tegen; daar komen we straks nog op terug.
Een immer uitdijend Europa | Een derde kwestie is het ideaal van ‘an ever closer union’. Deze zinsnede komt uit het Verdrag tot Oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (Rome, 1957), een verdrag dat Nederland enorme economische kansen bood. Tegenwoordig, nu de Europese interne markt een vanzelfsprekendheid lijkt, klinkt diezelfde zinsnede minder als een belofte en meer dreigend: als een verlangen naar ongelimiteerde machtsconcentratie.
Dit beeld is mede ontstaan doordat in de loop van de jaren steeds meer Europees ‘geregeld’ werd, niet zelden via het schep-pen van voldongen feiten. Zo werd er een gezamenlijke munt gecreëerd, zonder dat vooraf afdoende afspraken werden gemaakt over bijbehorend monetair beleid. Interne reisbeperkingen werden opgeheven, zonder dat er een heldere visie op de Europese buitengrenzen was. Het gebrek hieraan heeft de indruk gewekt van een immer uitdijend Europa dat macht naar zich toetrekt zonder dat het daar een behoorlijke invulling aan geeft – een indruk die funest is voor het draagvlak voor Europese samenwerking.
De ChristenUnie heeft het idee van ‘an ever closer union’ steeds afgewezen en werd daarmee vaak onder de eurokritische partijen geschaard. Machtsconcentratie als doel in zichzelf is niet bepaald in lijn met het christelijk-sociale ideaal. Het is belangrijk dat macht altijd democratisch gecontroleerd wordt door tegenmacht. Maar ook daar schort het aan op Europees niveau – de vierde kwestie.
Gebrek aan democratische controle | Controle is essentieel in politiek en bestuur. Hier ligt een verantwoordelijkheid voor journalisten. Maar nog belangrijker dan hun rol is die van de controlerende tegenmacht van onze democratische vertegenwoordiging. Volksvertegenwoordigers roepen machthebbers ter verantwoording en spreken zich op alle politieke niveaus uit voor de rechten van onderdrukten en mensen in de marge: in de gemeenteraad, in de provinciehuizen en de Eerste en Tweede Kamer.
Dit gaat echter anders bij Europese besluitvorming. Wat het Europees Parlement betreft: dit kan optreden als medewetgever, maar alleen samen met de Europese Raad. Het moet de begroting goedkeuren, maar kan niet rechtstreeks op deelgebieden van die begroting ingrijpen. Het controleert onder andere de Europese Commissie, maar kan commissarissen niet individueel naar huis sturen wanneer deze slecht beleid maken.
Hoe zit het dan met controle op nationaal niveau? In de huidige structuur debatteren onze vertegenwoordigers in Den Haag vaak met een minister(-president) voordat deze aan de Europese onderhandelingstafels aanschuift. Op voorhand is echter al duidelijk dat deze boodschap zal verwateren in een compromis. In sommige situaties is er nog ruimte voor democratische controle achteraf, bijvoorbeeld door vereiste ratificatie te weigeren. Maar inhoudelijk bijsturen van de besluitvorming is nagenoeg onmogelijk – zeker als je bedenkt dat 26 andere nationale parlementen dat evengoed zullen willen.
In de huidige situatie is democratische controle, voor zover aanwezig, te zeer versnipperd om gezond tegenwicht te bieden. Natuurlijk zijn meer zaken te noemen die het draagvlak voor Europese samenwerking in gevaar brengen – zoals de verschillen in economische structuur en politiek tussen Noord en Zuid-Europa, of de manier waarop de rechtsstaat onder druk staat in een aantal lidstaten – maar in dit artikel beperken wij ons tot de vier geschetste kwesties.
De balans | De EU staat onder druk van hoge verwachtingen, maar heeft niet de middelen om die waar te maken. Ze is complex en staat daarmee op afstand van de burger. Ze wekt de indruk langzaam maar zeker alle mogelijkheden tot zelfbeschikking van lidstaten af te snoepen. Dit versterkt het idee dat de EU een ongecontroleerde macht aan het worden is – een indruk die niet geheel onterecht is gebleken.
Ondanks dit alles is er bij de ChristenUnie een recente – en wat ons betreft hoopgevende – trend waar te nemen, namelijk die van een positievere grondhouding tegenover de EU: steeds vaker gaat de partij voorbij het wantrouwen en spreekt ze zich uit voor stevigere Europese samenwerking. Dit getuigt van een groeiende visie op de EU: een visie die niet gebaseerd is op wantrouwen, maar op idealen.
Daarmee dient zich nu een kans aan voor de ChristenUnie om haar gezonde kritische blik te vertalen in constructieve voorstellen voor een doelmatige EU met gezonde tegenmacht. Wij willen daar in het slot van dit artikel een paar handvatten voor geven. Wat ons betreft kiest de ChristenUnie volmondig voor ‘an ever closer union’ – maar dan wel anders dan doorgaans gedacht. Wat ons betreft kiest de ChristenUnie voor een Europese Unie die steeds dichter bij de burger staat.
Subsidiariteit | Wij denken dat juist de ChristenUnie in staat is om een hoopgevende visie op de Europese Unie te ontwikkelen. Als geen ander erkent onze partij de kansen en beperkingen van politiek en internationale samenwerking. Het is daarom toepasselijk dat in het verkiezingsprogramma voor de Tweede Kamer het begrip subsidiariteit als uitgangspunt wordt genomen om de ChristenUnievisie op internationale samenwerking te structureren.
Dit begrip, geworteld in de filosofie van Thomas van Aquino en belangrijk in de sociale leer van de katholieke kerk, wil zeggen dat politieke besluiten zo dicht mogelijk bij de mensen genomen worden, mits dat goed mogelijk en effectief is. Zo balanceert subsidiariteit tussen individualisme en collectivisme: pas als ‘lagere’ sociale of bestuurlijke niveaus (zoals gemeenten of lidstaten) hen daartoe bevoegd hebben, kunnen ‘hogere’ niveaus een besluit nemen over een kwestie.
Vanuit dit begrip kan de ChristenUnie meer nadruk leggen op de doelmatigheid van Europese samenwerking, zodat er ontspanning komt in het (interne) debat over Europa. De EU is geen doel in zichzelf, maar een middel om idealen te verwezenlijken – net zoals de Haagse politiek geen doel in zichzelf is. Dit betekent dat het geen ramp is als we bepaalde zaken op Europees niveau willen regelen, of zelfs voor bepaalde of onbepaalde tijd helemaal aan de EU uit handen willen geven. Het betekent ook dat we kritisch mogen zijn op bepaalde zaken die de EU momenteel doet en die beter op een bestuurlijk niveau dichterbij burgers georganiseerd kunnen worden.
Wanneer wij vanuit deze ontspannenheid denken vanuit subsidiariteit, dan hoeven we ons als partij niet te laten verlammen door tegenwerpingen als ‘zo is de EU nu eenmaal’ of ‘wij zijn toch geen D66’. In plaats daarvan zijn er dan volop mogelijkheden om na te denken over een Europese Unie die transparanter is, beter te volgen voor de burgers, in staat om de hoge verwachtingen waar te maken en voorzien is van gezonde tegenmacht tegenover zich. We willen niet de Europese Unie veranderen in één staat, maar zetten ons in om haar unieke bestuurssysteem te versterken door het democratischer en transparanter te maken. Daarvoor zijn structuurwijzigingen nodig.
Naar een democratisch en transparant Europa | Het Europees Parlement zou meer moeten functioneren als een echt parlement, zodat het beter de macht kan controleren en zodat de burger begrijpt waar Brussel mee bezig is. Dat betekent dat het Europees Parlement de mogelijkheid zou moeten hebben om wetgevingsinitiatieven in te dienen. Het parlement zou niet alleen iets te zeggen moeten hebben over de uitgavenzijde van de meerjarenbegroting, maar ook over de inkomstenkant (denk bijvoorbeeld aan een Europese techbelasting). Bij internationale verdragen zou het Europees Parlement wijzigingen moeten kunnen aanbrengen en het zou indien nodig commissarissen naar huis moeten kunnen sturen. Ook zou het Europees Parlement het initiatief moeten kunnen nemen om bestaande wetgeving in te trekken.
De Raad zou kunnen functioneren als een Eerste Kamer of senaat. Als het Europees Parlement wetgeving heeft aangenomen, beoordeelt de Raad via gekwalificeerde meerderheid of de voorstellen in lijn zijn met het subsidiariteitsprincipe: wordt een besluit inderdaad op een doelmatig niveau genomen, zo dicht mogelijk bij de burger? Is dat niet het geval, dan wordt de wet-geving niet aangenomen. Op die manier hebben de lidstaten uiteindelijk altijd het laatste woord en wordt voorkomen dat macht ongelimiteerd op Europees niveau geconcentreerd wordt – zoals partijen als Volt en D66 lijken te bepleiten. In plaats daarvan wordt de politieke macht meer gespreid en beter gecontroleerd.
Hiermee bouwen we aan een stabiele Europese Unie waarin de Nederlandse belangen behartigd zijn en waarin het christelijk-sociale geluid van de ChristenUnie een gezond tegenwicht kan bieden aan platte machtspolitiek. Zo bouwen we aan ‘an ever closer union’, steeds dichter bij burgers en aan een Europese Unie die vecht voor het klimaat, een humaan asielbeleid, geloofsvrijheid en tegen onderdrukking wereldwijd. Dat zijn zaken die Nederland in haar eentje niet voor elkaar krijgt.
Gaan we zo’n Europese Unie ooit realiseren? We hebben met dit ideaal voor ogen nog een lange weg te gaan. Maar in Europa hebben we onder andere rond de debatten over Europese steungelden tijdens de coronacrisis gezien dat onder druk veel vloeibaar wordt. Daarom is het zaak om nu een visie te ontwik-kelen op een doelmatig Europa, gegrond in subsidiariteit, met ruimte voor onze idealen. Zo voorkomen we dat een volgende crisis dwingt tot het scheppen van nieuwe voldongen feiten die het draagvlak voor de EU verder zouden ondermijnen. Gezien de wereldwijde ontwikkelingen kunnen we ons geen verzwakte EU veroorloven.
Anja Haga is kandidaat Europarlementariër en was politiek actief als wethouder in Arnhem en Statenlid in Fryslân. Eerder was ze adviseur bij de Bestuurdersvereniging van de ChristenUnie.
Pieter Dirk Dekker is vicevoorzitter van PerspectieF en bestuurslid Internationaal bij de ChristenUnie-jongeren.