Integriteit 2.0: opereren in grijs gebied
Integriteit 2.0: opereren in grijs gebied
21 maart 2021
Interview met dr. Willeke Slingerland
Een betrouwbare overheid begint bij betrouwbare overheidsfunctionarissen. In de politiek begint het bij integere politici. In haar lectoraat aan de Hogeschool Saxion onderzoekt dr. Willeke Slingerland integriteit in het openbaar bestuur. Bij het schrijven van haar proefschrift ontdekte ze dat het denken over integriteit niet aansluit bij integriteitskwesties in de praktijk. Integriteit in netwerken is een stuk ingewikkelder dan het bijhouden van een geschenkenregister. Jezelf kunnen aankijken in de spiegel is geen garantie voor integriteit. ‘Je hebt als politicus recht op moreel beraad’, vindt Slingerland, en voor politieke partijen ziet ze de plicht om hun politici daarin te begeleiden.
U schreef een hoofdstuk over Nederland in een internationaal handboek over corruptie. Wat was uw boodschap? | “Voor dat boek, Corruption, ethics and integrity in public administration werd ik samen met een collega vanuit Australië gevraagd te vertellen over de situatie in Nederland. Zo’n vraag heeft dan vaak onbedoeld de lading: laat Nederland maar zien als voorbeeldland voor alle landen waar het slecht gaat. Wij schreven dat in Nederland de laatste jaren veel meer aandacht is voor integriteit. En we schreven dat integriteit ingewikkelder is dan lang gedacht werd. Lang was het idee dat integriteit te maken heeft met laten zien dat je niet omgekocht bent, door bijvoorbeeld het geschenkenregister in de Tweede Kamer. Die manier van denken over integriteit zou je integriteit 1.0 kunt noemen, het is een integriteitsopvatting waarin het handelen van het individu centraal staat. Die integriteit kun je afvinken: geschenkenregister, nevenfuncties rapporteren, check.”
Dit klinkt alsof er een integriteit 2.0 is. Hoe zou u die omschrijven? | “Er komt bewustzijn tot stand dat integriteit weleens ingewikkelder zou kunnen zijn dan die legalistische, statische opvatting van integriteit. Als je met die 1.0-bril kijkt, mis je nu juist typisch Nederlandse integriteitskwesties. Bij veel integriteitskwesties, politieke schandalen, en ook infrastructurele miskleunen is er een gemene deler: die kwesties hebben alles te maken met netwerken. Voor de duidelijkheid, met netwerken is op zichzelf niks mis. Wat we alleen vaak zien gebeuren, is dat er in die netwerken een teveel aan vertrouwen is en een tekort aan kritisch denkvermogen. Binnen netwerken ontstaan dan allerlei een-tweetjes en meervoudige relaties die geïsoleerd niet overduidelijk problematisch zijn, maar bij elkaar achteraf toch onwenselijk bleken. Bij onderzoeken achteraf is dan vaak de conclusie dat het moeilijk te zeggen is wie waaraan schuldig is geweest en dat er weinig misstanden tot personen te herleiden zijn, maar dat er wel iets mis was met het leiderschap, de cultuur, de mogelijkheid intern aan de bel te trekken vóór je klokkenluider moet worden. Het zelfreinigend vermogen van netwerken en organisaties is een zwakke schakel.”
Jullie werd gevraagd een hoofdstuk te schrijven over Nederland als voorbeeld, maar daar kwam dus iets heel anders uit? | “We zijn in Nederland betrouwbaar en dat is iets om trots op te zijn. Tegelijk zijn er genoeg voorbeelden die laten zien dat we waakzaam moeten zijn. En dit gaat alleen nog maar over goed bestuur, over wat de bovenwereld doet. Want er is ook nog de onderwereld die probeert processen te ondermijnen, denk aan drugsladingen op Schiphol en in de haven van Rotterdam. Ik zou Nederland geen corrupt land noemen, omdat niet alles te koop is. Wij doen ook onderzoeken in andere landen waar dat wel zo is, waar cijfers op de universiteit te koop zijn. Dat is in Nederland gelukkig echt anders. Tegelijk zien we dat harde corruptie, steekpenningencorruptie, wel toeneemt. En één omgekochte douaneambtenaar of één politiemol brengt een heleboel criminaliteit met zich mee. Het vrijheidsdenken speelt ons in Nederland soms parten. Onze processen zijn open en gemeenten zijn dienstverlenende organisaties en dat is heel prettig. De keerzijde daarvan is dat die reflex om mee te denken kwaadwillende de mogelijkheid geeft om processen te misbruiken. Wie eenmaal een voet tussen de deur heeft en bijvoorbeeld subsidie krijgt met een foute agenda, zal door onze ambtelijke apparaten en politiek te snel als een bonafide partner gezien worden. Men denkt dan: met deze partij doen we al zaken, dat is vast grondig gecontroleerd, dus dat hoeven die vastgoedvergunningen niet opnieuw te onderzoeken. In zo’n geval ontstaat er een opeenstapeling van dienstverlenende processen met te weinig controle. Criminele organisaties weten allang dat er in Nederland wel heel veel kan. We staan aan de vooravond van een behoorlijke economische crisis, we kennen de gevallen van verhuurde schuren en loodsen op het platteland. Personeel van politie, douane en defensie blijkt steeds vaker gevoelig voor omkoping. Dat bij elkaar optellend zeg ik: er is alle reden om ook in ons land, waar veel goed gaat, waakzaam te zijn en te zorgen dat we die systemische corruptie in Nederland voorkomen. En dat is voor veel mensen toch een wat ongemakkelijk verhaal.”
Even terug naar corruptie binnen netwerken. Hoe ontstaan die integriteitsproblemen in netwerken? | “Er zijn voorbeelden te over. Denk aan een raadslid dat over de markt loopt en daar aangesproken wordt door een oud-studiegenoot. Diegene is directeur van het plaatselijke zwembad en ze hebben ook een tijd samen gezwommen. Nu komt er een nieuw sportcentrum, en de directeur van het zwembad vraagt het raadslid om met een schuin oog even naar zijn plannen te kijken om te zien of het goed op papier staat. Misschien ook even met aandacht voor wat hij weet dat de gemeente belangrijk vindt in dat nieuwe centrum? Hier ontstaat dan een één op één relatie, die nog veel ingewikkelder kan worden. Bijvoorbeeld als de zwembaddirecteur gratis een banner voor het communicatie-adviesbureau van het raadslid ophangt. Stel dat de zwembadcateraar daar dan mee in zee gaat, dan zijn er drie relaties. Dan komt er nog de lokale pers bij met veel sympathie voor de inzet van het raadslid en de kritische vragen blijven achterwege. Het gaat hierbij om impliciete wederkerigheid en niet om je hand op steken en er direct iets voor terug krijgen. Maar door die wederkerigheid ontstaat een inner circle binnen de lokale gemeenschap. Het begint met een vriendelijk gesprek en in een aantal jaar ontstaat een web van relaties en gunsten waar achteraf niemand blij mee is. Dit soort situaties zien wij heel veel.”
Maar wat staat hier nu precies op het spel? | “Netwerkcorruptie lijkt soms een de meeste gevallen niet om dat iets niet mag, maar eerder dat je je bewust bent van je rol in zo’n netwerk en daar een verhaal omheen hebt. Je kunt daar ook anderen in een netwerk op aanspreken. Het raadslid op de markt moet weten dat zulke vragen kunnen komen, niet te snel aardig willen zijn en de tijd nemen om na te denken over die vraag. En dan liefst concluderen dat het in dit geval als raadslid niet handig is om daarin met die vriend mee te denken en dat ook kunnen toelichten. En nogmaals, dat begint er dus mee dat je je bewust bent van het grijze gebied waar je als politici continu in opereert. Integriteit wordt nogal eens opgevat als een zwart-wit kwestie, maar in een netwerksamenleving ligt dat veel subtieler.”
De VVD heeft een integriteitslijn: een nummer dat je kunt bellen als je advies nodig hebt. Gaat dat werken? | “Wat daar goed aan is, is dat een politieke partij haar politici op dit thema ondersteuning biedt. Dat raad ik alle partijen aan. Wat mij betreft hebben politici recht op moreel beraad en is dat niet iets wat je in je eentje uit moet zoeken. Nu worden raadsleden vaak voor ze op de lijst komen gescreend, en daar blijft het bij. Maar er ligt ontzettend veel op het bordje van lokale bestuurders en politici. Voor raadsleden is het een avondbaan naast hun andere werk terwijl de lokale uitdagingen door decentralisaties toenemen. Als politieke partij moet je dan ondersteuning bieden en mensen begeleiden. Bij Kamerleden en bewindslieden is het geen gek idee om ook na de politieke loopbaan als partij dat gesprek te zoeken. Veel carrières na die functies hebben alles te maken met de politieke loopbaan. Als een oud bewindspersoon lobbyist wordt bij een grote speler, dan loopt diegene ook op congressen rond. Ik zou ze dat gesprek echt gunnen, juist na de politiek worden er, vaak met goede bedoelingen, veel domme dingen gedaan. Integriteit is niet alleen eigen verantwoordelijkheid en wordt nu te vaak zo gezien. Het lukt niet in je eentje want je ziet je blinde vlek niet. Dus voor iedereen geldt: realiseer je dat je in grijs gebied opereert en oogkleppen hebt, verzamel mensen om je heen die niet alleen op jezelf lijken als luizen in de pels en zoek dat morele gesprek.”
Politieke integriteit is niet alleen lokaal een issue maar ook landelijk. Wat ziet u daar spelen? | “Wat daar gebeurt is zichtbaarder omdat alle ogen vaak op Den Haag gericht zijn. In de landelijke politiek zijn nog wat extra kwetsbaarheden. Denk bijvoorbeeld aan de rol van technologie: informatie op internet heeft een enorm krachtenveld aan financiële belangen en macht en invloed spelen. Is er nog een level playingfield? Van welke communicatie maak je gebruik en heb je richtlijnen als politieke partij voor hoe je wel en niet op sociale media aanwezig bent? Dat krachtenveld speelt ook bij lobby: wie wil wat en waarom? Die korte lijnen met Shell en Unilever en grote consultancyfirma’s zijn begrijpelijk. Het zijn voor Nederland belangrijke bedrijven waar betrokkenheid bij is en daarvan is veel te rechtvaardigen. Maar als je er vaak mee optrekt, zit daar solidariteit. Die kun je er niet kunstmatig uithalen. Houd dus wel scherp voor ogen dat de impact op economie en werkgelegenheid vanuit die relatie vaak wordt overschat of overdreven. Dat kan oneerlijke besluitvorming opleveren en te vaak is publiek vertrouwen dan de sluitpost.”