Een keuze van het hart
Een keuze van het hart
21 maart 2021
De toekomst van ons koloniale verleden
In het huidige maatschappelijke debat lijkt de druk soms zo hoog op te lopen dat verbindingen verbroken worden. Deze polarisatie is ook te zien in het gesprek over het koloniale verleden en daaraan verwante onderwerpen zoals het slavernijverleden, de zogenaamde ‘politionele acties’ in Indonesië, of de behandeling van Molukkers in Nederland. Dit artikel verkent de vraag hoe de overheid kan bijdragen aan het herstel van dergelijke verbroken verbindingen in het gesprek over het koloniale verleden. De overheid is zelf geen neutrale scheidsrechter, maar ook speler in het geheel. Deze verkenning zal plaatsvinden op basis van een binnen het christendom vertrouwd perspectief van rechtvaardigheid, vergeving en genezing. Dit perspectief doet recht aan ons gezamenlijke verleden, heden én toekomst, en kan helpen om te onderzoeken hoe wij ons in nieuwe, constructieve relaties tot elkaar kunnen verhouden.
Foto: Folkert Rinkema.
Vergeving | Het thema vergeving wordt besproken door de drie denkers Hannah Arendt, Nicholas Wolterstorff en Desmond Tutu. Zij vinden in het christendom inspiratie voor dit thema. Arendt en Tutu schreven respectievelijk tegen de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog en apartheid. Onze context is anders, maar extreme situaties zijn leerzaam omdat ze mechanismen van recht en onrecht helder zichtbaar maken. In dit artikel zal ik een aantal elementen van hun gedachtegoed uitlichten die bruikbaar zijn voor de Nederlandse context.
Tutu beschrijft dat begrippen als vergeving, verzoening en herstel geen alledaags jargon zijn in het politieke discours. In de politiek gaat het om punten scoren, winnen van je tegenstanders, desnoods door hen te ondermijnen. Politieke partijen hebben daarom de neiging te benadrukken waarin ze anders zijn dan hun tegenstanders, in plaats van gezamenlijke belangen te tonen. Vergeving kan dan overkomen als ‘soft’, als toegeven aan de ander in plaats van voet bij stuk te houden. Desondanks vindt Arendt dat het concept vergeving, hoewel ontstaan binnen de religieuze context van het christendom, ook van belang is voor het seculiere publieke domein.
Laten we beginnen met de vraag, wat de drie denkers beschouwen als het doel en effect van vergeving. Arendt schrijft dat vergevingsgezindheid noodzakelijk is om ons op een duurzame manier tot elkaar te kunnen verhouden, ondanks ons verleden, omdat het onvermijdelijk is dat mensen misstappen begaan. Vergeving dient om elkaar vrij te spreken van ons verleden, zodat we vrij blijven om te handelen in de toekomst. Alleen door “fouten te erkennen en zich voor te nemen het in het vervolg beter te doen, kan [ons] de zo grote macht om iets nieuws te beginnen worden toevertrouwd”. Evenzo noodzakelijk zijn beloftes, die “eilanden van zekerheid [bouwen] in de oceaan van onzekerheid” die de toekomst per definitie is. Tutu brengt het zo onder woorden: “ware vergevingsgezindheid rekent af met het verleden, om de toekomst mogelijk te maken”. Vergeving bevrijdt mensen van wraak- of schuldgevoelens. Wolterstorff tot slot geeft deze opsomming van effecten van vergeving: het herstelt relaties, bevrijdt mensen uit de rol van slachtoffer of dader, verwijdert (zelf)haat en woede, en versterkt de liefde.
Rechtvaardigheid | Het thema vergeving hangt bij deze denkers samen met het thema rechtvaardigheid. Bij Wolterstorff ligt hier een verband met de overheid: de overheid heeft als primaire taak onrecht te bestrijden en recht te doen. Ze heeft de morele plicht om burgers te beschermen, om te voorkomen dat ze geschonden worden door medeburgers. Wolterstorff beschrijft twee vormen van straf die je iemand kunt opleggen nadat hij een verwijtbaar onrecht jegens een ander heeft begaan: retributive en reprobative punishment. De eerste vorm van straf is gericht op het herstel van de balans tussen dader en slachtoffer. Er moet iets recht worden gezet, bijvoorbeeld door middel van genoegdoening, compensatie of vergelding. De tweede vorm van straf is gericht op het afgeven van de boodschap dat zulke daden worden afgekeurd, als middel om mensen te stimuleren tot beter gedrag en zo iets goeds te bereiken in het leven van de dader en de samenleving. De eerste vorm is gericht op het verleden, de tweede op de toekomst.
Tutu maakt onderscheid tussen twee vormen van rechtvaardigheid, retributive en restorative justice. De eerste is gericht op vergelding, de tweede op herstel. Kenmerkend aan Tutu is dat hij redeneert vanuit een collectief proces, waarbij herstel van relaties tussen individuen onderling deel uitmaakt van herstel van relaties tussen groepen in de bredere samenleving.
Beide denkers spreken vanuit hun christelijke identiteit een voorkeur uit voor restorative en reprobative rechtvaardigheid. Zij verlangen naar een vorm van rechtvaardigheid ingegeven vanuit liefde, en niet vanuit wraak, haat of woede. Zulke rechtvaardigheid hoort gericht te zijn op herstel van relaties naar de toekomst, in plaats van genoegdoening of vergelding te eisen voor het verleden.
Het verleden | Waar brengt dit ons als we kijken naar actuele discussies over het koloniale verleden? Deze discussies draaien om onrecht uit het verleden. We lopen een aantal veelgehoorde vragen in het debat langs.
Ten eerste: was er sprake van onrecht, als daden die we nu als controversieel beschouwen toen ‘normaal’ waren? Wellicht (?) waren deze daden in lijn met de toen geldende wetgeving en s ociaal geaccepteerde norm. De vraag blijft of ze daarmee moreel gerechtvaardigd waren. Wetgeving in Nederlandse koloniën maakte onderscheid tussen Europeanen, (vrije) inlanders, of slaafgemaakten. Van gelijkberechtiging was geen sprake. Anno 2020 verzet de ChristenUnie zich tegen racisme, mensenhandel en slavernij omdat ze dat beschouwt als strijdig met het principe dat alle mensen zijn geschapen naar het evenbeeld van God. Dit principe is niet tijdsgebonden: vanuit het christendom is in het verleden ook protest geweest tegen de heersende orde. Feit is dat mensen die onder bestuur van de Nederlandse overheid vielen, onvoldoende werden beschermd tegen onrecht.
Een volgende vraag is in hoeverre dit onrecht al voldoende is rechtgezet. Is er een nog openstaande rekening? Er zijn in het verleden geen grote gebaren van tegemoetkoming geweest. Er zijn geen excuses gemaakt voor de behandeling van de Molukse KNIL-strijders die in 1951 op dienstbevel naar Nederland kwamen. Bij de afschaffing van de slavernij in Suriname in 1863 werden de eigenaren gecompenseerd, maar de slaafgemaakten zelf moesten nog tien jaar doorwerken voordat ze vrij waren. Angst voor claims om financiële compensatie lijkt een krampachtige reflex bij de Nederlandse overheid op te roepen wanneer deze onderwerpen ter tafel komen. Dit bemoeilijkt een open verkenning van de verscheidenheid aan mogelijkheden om onrecht wél tegemoet te komen.
Wolterstorff merkt op dat er allerlei manieren zijn om negatieve gevoelens, veroorzaakt door onrecht, te verminderen. Vergeving is daar slechts één vorm van; alternatieven zijn bijvoorbeeld vergeten, goedpraten, of ontkennen. Inderdaad wordt regelmatig gehoord: waarom kunnen mensen het verleden niet vergeten, het is al zo lang geleden? En ook: het speelde voordat ik geboren werd, dus het is mijn schuld toch niet?
Tutu’s werk is behulpzaam om deze vragen beter te bekijken. Hij baseert zich op doorleefde ervaring met (de verwerking van) onrecht. Het onrecht in Zuid-Afrika was systematisch en collectief, en het verzoeningsproces was dat ook. Ook Wolterstorff erkent dat wanneer iemand met wie je je identificeert onrecht wordt aangedaan, er jou op een bepaalde manier ook onrecht wordt aangedaan. Als mijn broer wordt vermoord, heeft de moordenaar niet alleen hem, maar ook mij onrecht aangedaan. Wolterstorff worstelt wel met de vraag hoe breed of smal in tijd en ruimte de gemeenschap is waarmee je je identificeert. In geïndividualiseerde westerse samenlevingen zal daarop een ander antwoord worden gegeven dan in meer collectieve gemeenschappen.
Tutu beschrijft twee cyclussen waar mensen zich in kunnen bevinden: de revenge cycle versus de forgiveness cycle. In de revenge cycle zitten mensen in het spoor van retributive justice: de eigen onverwerkte pijn drijft mensen ertoe anderen pijn aan te doen ter vergelding. Het alternatief is de forgiveness cycle, bestaande uit vier stappen: 1) verhalen delen, 2) pijn benoemen, 3) herkennen van gedeelde menselijkheid (en niet slachtoffer vs. dader, wij vs. zij), 4) loslaten van het verleden en soms zelfs vernieuwing van relaties. In het huidige debat over het koloniale verleden kun je beide cycli herkennen. Tutu is overtuigd dat de revenge cyclus alleen doorbroken kan worden wanneer men daar bewust voor kiest.
In mijn ogen hebben we geen andere keuze als we met elkaar een gezamenlijke toekomst als democratische rechtsstaat willen nastreven. Als individuen zijn we niet zelf dader of slachtoffer van gebeurtenissen van 150 jaar geleden. Maar patronen uit het verleden worden in het heden herhaald: in theorie is in Nederland ieder mens voor de wet gelijk, maar in de praktijk behandelen we elkaar niet zo. Alleen een bewuste keuze kan deze patronen doorbreken. We maken immers allemaal onderdeel uit van eenzelfde politieke gemeenschap, met erfenissen uit het verleden en beloftes voor de toekomst. De Molukkers die honderden jaren in dienst waren van de Nederlandse overheid, maken net zozeer deel uit van dezelfde politieke gemeenschap als de toekomstige generaties Nederlanders waar de ChristenUnie zich met haar duurzaamheidsbeleid om bekommert.
De toekomst | Wat is een zinnige toekomstkoers en welke rol speelt de overheid daarin? Een overheid kan bewust of onbewust zelf onrechtvaardig handelen, of voorwaarden scheppen waardoor ze het mede mogelijk maakt dat anderen onrechtvaardig handelen. Ze is dus niet neutraal.
Als we het gesprek over het koloniale verleden niet te zeer langs juridische, en meer langs morele lijnen met elkaar aangaan, ontstaat er ruimte om te zoeken naar alternatieven voor het discours van retributive justice. Eén kenmerk van een reprobative koers is dat onrecht helder wordt benoemd, zonder dat angst voor vergelding weerhoudt dat de waarheid boven tafel komt. Dit geeft een duidelijk signaal af: daad X was niet juist, en daarom streven we ernaar dat dit niet meer zal plaatsvinden.
De rol van de overheid is beperkt, maar zij heeft een belangrijke voorbeeldfunctie als het gaat om transparantie en accountability. Zij kan geen vergeving, genezing, of biecht afdwingen, maar wel reflectie stimuleren op haar eigen verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld door een onafhankelijke, divers samengestelde onderzoekscommissie hiervoor aan te stellen. Ze kan stimuleren dat lessen worden getrokken uit het verleden door kennis te delen (of onrecht negeren door onderzoek te weigeren of uitkomsten van onderzoek te negeren).
Erkenning van onrecht kan in de vorm van een publiekelijke biecht (Tutu), een duidelijke veroordeling, het afstand nemen van gedaan onrecht, door herdenking te bemoedigen of excuses aan te bieden (Wolterstorff). In mijn ogen zou het aanbieden van excuses rondom onrecht in het koloniale verleden door de overheid gepast zijn en een heilzame werking kunnen hebben.
Een voorwaarde voor een heilzaam collectief verwerkingsproces van het verleden is dat betrokken politieke en maatschappelijke leiders werkelijk de diverse gemeenschappen vertegenwoordigen en op draagvlak kunnen rekenen (Tutu). Dit vraagt om moedige leiders, die niet in winnaars en verliezers denken, maar het goede voor allen nastreven. Het vraagt ook om betere samenwerking voor de verbreding van maatschappelijk draagvlak.
Kerken en het maatschappelijk middenveld kunnen verder gaan dan de overheid. Zij kunnen de onderlinge dialoog in de samenleving faciliteren, door in eigen kringen het gesprek niet uit de weg te gaan, of door bewust ongebruikelijke gesprekspartners op te zoeken. Veel internationale kerken werken bewust aan het overwinnen van pijn en minderwaardigheidsgevoelens. Reprobative justice stimuleert christenen om onrecht te blijven aankaarten, met een moreel afkeurende maar relationeel constructieve houding. Dit vraagt om actieve participatie aan het publieke debat en binnen de politieke gemeenschap die we als inwoners van Nederland vormen.
Zoals Arendt zegt, maken vergeving en beloftes het mogelijk om te werken aan duurzame verbindingen in de samenleving. Dit vraagt om een overheid die haar beloftes nakomt en haar fouten erkent, en zo streeft naar continue verbetering van haar eigen functioneren. Door excuses aan te bieden voor fouten uit het verleden, toont de overheid dat zij niet wegduikt voor haar verantwoordelijkheden. Niet omdat zij persoonlijk aansprakelijk is voor alles, maar om een moreel signaal af te geven aan toekomstige generaties: onrecht is niet akkoord, en een overheid die haar macht niet juist aanwendt mag daarop worden aangesproken. Alleen zo kan zij het vertrouwen van burgers in de overheid behouden.