‘De menselijke maat is er nooit geweest’

‘De menselijke maat is er nooit geweest’

Kosten - Menselijke maat

21 maart 2021 by Mirjam Kosten (Wetenschappelijk medewerker)

Interview met dr. Albert Jan Kruiter

Instituut Publieke Waarden doet het allemaal: mensen uit de problemen helpen, onderzoeken hoe die zijn ontstaan en in gesprek gaan met overheden om systemen te verbeteren. We spreken oprichter Albert Jan Kruiter over het thema ‘betrouwbare overheid’. Zijn conclusie is een sombere: overheid en burger hebben wederzijds onrealistische verwachtingen van elkaar. Hoewel kritisch op de rol van de Tweede Kamer, ziet hij toch een glansrol weggelegd voor de Kamer in het oplossen van veel problemen: “Schaf eindelijk die toeslagen af.”

Foto: Folkert RInkema.

Bij ‘betrouwbare overheid’ zijn er twee dossiers waar iedereen gelijk aan denkt: de schadeafhandeling in Groningen en de kinderopvangtoeslagaffaire. Volgt u die dossiers? | “Wij helpen zo’n vijfhonderd multiprobleemgezinnen, en daartussen zitten er ook een aantal die in de problemen zijn gekomen via de kinderopvangtoeslagaffaire. Groningen volg ik wat minder, vooral via de kranten.”

Hoe kijkt u naar de toeslagenaffaire – ziet u het als een incidentele uitwas of als een logisch gevolg van het soort systemen dat gebruikt wordt? | “Wat er gebeurd is, hoeft geen verrassing te zijn. Max Weber noemt bureaucratie heel treffend een cultuurvorm. De mate van bureaucratie en centralisering zegt iets over de mate van vertrouwen in een samenleving. Er is verontwaardiging dat de zogenoemde menselijke maat uit het systeem van de uitvoeringsdiensten verdwenen is. Maar die constatering klopt niet als we naar de geschiedenis kijken. Even gechargeerd: voor Thorbecke had je koningen, ministers en regenten die met willekeur konden regeren. Toen hebben we de rechtsstaat bedacht, waarin de rechten en niet de persoon centraal staan, zodat willekeur verdwijnt. De overheid moest mensen zonder aanziens des persoons gelijk behandelen. We moeten niet hebben dat een medewerker van de Belasting zegt: “Mijnheer Kruiter, wat doet u goed werk met Instituut Publieke Waarden. U krijgt twintig procent belastingkorting van mij”. De systemen moeten zich niet te veel inlaten met de individuen en zijn dus ontworpen om de mensen niet te zien. Zo zijn ze bedoeld, zo zijn ze ontworpen: om grote groepen mensen gestandaardiseerd te kunnen behandelen. De menselijke maat heeft er nooit ingezeten omdat je in een rechtsstaat geen willekeur wilt. Alleen hebben we het daar al 150 jaar niet meer over gehad, dus we zijn die positieve functie van het systeem vergeten.”

Het systeem laat zich dan ook niet meer van zijn beste kant zien de laatste tijd. | “Dat er mensen vermorzeld raken in de bureaucratische systemen heeft verschillende oorzaken, maar het ligt niet aan dat vergeten uitgangspunt. Wat het dan wel is? Het ligt eraan dat we die systemen te ingewikkeld hebben gemaakt. Het ligt eraan dat overheid en burger elkaar wantrouwen, wat ertoe leidt dat burgers eerder gezien worden als fraudeur dan als foutenmakers. Het heeft te maken met efficiencybevordering en de neiging om daar ICT voor in te zetten. Het idee van efficiënt en bedrijfsmatig werken en dat via een algoritme uit te laten voeren, daar is de menselijke maat verdwenen.”

Wanneer, tussen Thorbecke en het algoritme, ging het dan wel goed? “Twintig jaar geleden kon je in je stad naar de balie van de Belastingdienst. Als je bijvoorbeeld kinderbijstand voor één kind kreeg en je had er twee, dan nam je ze mee met je paspoort en liet je zien hoe het zat. De medewerker zou het probleem zien en het aanpassen in het systeem. Dat kan niet meer, want er zijn geen balies meer. Er zijn geen mensen meer om die inschatting te maken, want alles is gedigitaliseerd. Als er eenmaal een foutje in het systeem belandt, is dat er bijna niet meer uit te halen. Je belandt in kafkaëske toestanden. Ook voor de professionals die daar werken is er maar heel weinig ruimte om in die systemen iets aan te passen. En aan de top is er de neiging om problemen af te dekken. De Belastingdienst was een prijswinnende uitvoeringsorganisatie en de belastingmoraal is heel hoog. Zo’n imago wil je uiteraard beschermen, maar dat ging ten koste van wie bescherming nodig had.''

Er was toch ook een probleem met de politieke aansturing van de Belasting- dienst? | “Zeker. Een groot probleem is dat men in de Kamer die uitvoering ontzettend oninteressant vindt. Zó oninteressant, dat men geen oog heeft voor de haalbaarheid. Er worden allerlei verwachtingen op de diensten geprojecteerd die vaak helemaal niet kunnen. De Tweede Kamer heeft met die toeslagen gestapeld tot aan het plafond. Het zijn politieke compromissen die in de Haagse werkelijkheid briljant kunnen zijn, maar die uitvoeringstechnisch krankzinnig zijn. Schaf die toeslagen af en verreken de bedragen. Onder die keuzes zitten nu allemaal politieke problemen. Zo zijn er partijen die graag willen dat de burger wel eerst even ziet hoeveel het de staat allemaal kost. Prima, maar ga dan dat gesprek aan en gooi het niet allemaal over de schutting bij de diensten.”

Is het zo simpel als het afschaffen van de toeslagen? | “Voor tachtig procent van de mensen werkt het systeem prima, maar voor twintig procent niet. Je zou een wet toch niet rechtvaardig vinden als hij voor tachtig procent rechtvaardig was? Het is een probleem dat we denken dat het met betere ICT beter zal gaan. Je kunt een probleem niet oplossen met meer van hetzelfde. Dus wat we nodig hebben is niet meer ICT, maar meer analoog. Wat we moeten doen is één loket maken voor alle uitvoeringsproblematiek. Wijkteamleden moeten daar terecht kunnen bij mensen die gemachtigd zijn om analoog namens de Rijksoverheid besluiten te nemen. Als je de menselijke maat terug wilt, moet je mensen neerzetten. Algoritmes kunnen heel veel, maar ze kunnen geen complexiteit aan, geen stapeling van problematiek. Daarin zijn mensen gewoon beter. In Kamerdebatten hierover zie je dat Kamerleden te weinig kennis van algoritmes hebben, gecombineerd met een flinke dosis techoptimisme en dat is een gevaarlijke combinatie. Het is prima en logisch dat je het grootste deel van de uitvoering computergestuurd doet. Maar zorg dan wel dat je voor die twintig procent waar het niet goed gaat, analoge correctiemechanismen inbouwt. Reken erop dat het systeem fouten produceert en kijk daar niet je burger op aan.”

De relatie tussen overheid en burger houdt u al langer bezig. Hoe staat het ervoor, in grote lijnen? | “In het oude Athene was burgerschap een morele plicht die in onze ogen nogal ver gaat. Ons begrip ‘idioot’ komt van idiotēs, wat in die tijd de aanduiding was voor iemand die genoeg tijd en geld had maar zich niet bekommerde om de publieke zaak. In die samenleving stond de publieke zaak op één en kwam pas daarna het privébelang. Burgerschap was een morele categorie. Na de dood van Aristoteles ging men vraagtekens zetten bij die opvatting en binnen vijftig jaar verviel de polis tot barbarij. In de Romeinse samenleving was burgerschap een economische categorie, je kon het kopen. Nog weer later werd het een aangeboren recht: je hoeft alleen maar geboren te worden om burger te zijn. In zevenmijlslaarzen door de geschiedenis: Thorbecke zei: “mensen zijn met hun blik gebonden aan de dagelijkse behoefte en men kan zich tot de algemene zaak niet heffen.” Dat ging de overheid doen en daar ontstond het idee dat de publieke zaak niet van de burger, maar van de overheid is. Inmiddels is het maatschappelijk middenveld na de verzuiling geminimaliseerd en blijven er nog twee spelers over: staat en burger. Ze willen van alles van elkaar en wantrouwen elkaar. De burger wil een overheid die zo ongeveer alle zaken voor hem behartigt. De overheid wil een burger die participeert om het betaalbaar te houden.”

In die context is betrouwbaar optredenalsoverheid niet makkelijk. Wat is volgens u nodig? | “Op de lange termijn moeten we door gaan met decentralisaties. Ik geloof dat het gezamenlijk oplossen van  gezamenlijke problemen eerder kan op wijk- en straatniveau dan op landelijk niveau. Wil je het zwembad renoveren of meer uitkeringen voor tienermoeders? Die vraag moet je lokaal beantwoorden. Daarmee maak je ook duidelijk dat het draait om het vraagstuk hoe we schaarse middelen kunnen verdelen over publieke problemen, zo creëer je democratische ervaringen. Op de middellange termijn: maak van individuele voorzieningen collectieve voorzieningen. En op de korte termijn: het volgende kabinet moet korte metten maken met die ingewikkelde stapelingen van regelingen. Vereenvoudig het systeem.

Hoe kan de overheid betrouwbaar zijn indeze coronatijd? | “Op lange termijn is wat premier Rutte zegt niet zo gek: verantwoordelijkheid nemen als burgers, daar pleit ik ook voor. Maar dit is niet het moment daarvoor, omdat er een crisissituatie is. Waar het nu op aankomt is praktische wijsheid, phronèsis. Aristoteles gebruikt dat begrip tegenover filosofische en theoretische wijsheid. In deze situatie kun je niet in boeken lezen wat je moet doen, en toch moet je handelen tussen twee uitersten. Ik vertrouw eerder een zeeman die zegt: ik weet niet waar we zijn maar we moeten varen want er komt een storm aan, dan een schipper in dezelfde situatie die doet alsof hij alles weet. Die lijn van handelen in tijden van niet-weten en dat hardop zeggen, vind ik wel te billijken. Wat ik minder geslaagd vind, is dat het kleine beetje kennis dat er is heel eng en medisch gedefinieerd wordt en te weinig sociaal-economisch. En er had ook wat harder ingegrepen mogen worden met bijvoorbeeld die mondkapjes. Ik vertrouw m’n medeburgers daar ook niet in.”

U was toch van burgerschap en gezamenlijke oplossingen? | Lachend: “Ik ben zelf object van mijn eigen onderzoek. Ik ga echt een ander niet aanspreken op z’n mondkapje.”

Heeftde ChristenUnie volgens u iets te bieden op dit thema? | “Je kunt ervoor kiezen om vooral van je te laten horen als die identiteitskwesties als abortus en euthanasie op de agenda staan, maar jullie hebben ook een unieke plek als het gaat om het heruitvinden van gemeenschappen. Tocqueville bezag religie in zijn tijd niet als theoloog maar als socioloog, en hij constateerde dat geloof een belangrijke maatschappelijke functie heeft. Dat geldt nu ook; kerkgemeenschappen zijn zo ongeveer de laatste der Mohikanen als het gaat om lokale gemeenschappen en daarin van enorm belang in dat gebied tussen overheid en burger.”