Het referendum: beter geen noodrem, dan een defecte
Het referendum: beter geen noodrem, dan een defecte
1 maart 2021
Een referendum als noodrem. De afgelopen twintig jaar is die uitdrukking vaak gebruikt wanneer binnen de ChristenUnie werd gesproken over referenda. Bijvoorbeeld door oud-senator Jurn de Vries, de commissie Schutte en, in zijn laatste boek, partijleider Gert-Jan Segers. De metafoor van de noodrem maakt duidelijk dat het referendum slechts is bedoeld als aanvulling op de representatieve democratie. De kans op misbruik moet –net als in de trein - zo klein mogelijk blijven.
Daarmee positioneren we ons principieel tussen voorstanders, die redeneren vanuit het idee van volkssoevereiniteit, en tegenstanders die benadrukken dat volksvertegenwoordigers niet voor niets die naam verdienen. Jammer genoeg slaan we als partij met dit principiële standpunt de plank mis. Want door hoge drempels tegen misbruik wordt een effectief referendum vrijwel onhaalbaar. De noodrem raakt daardoor defect en dat is geen goede situatie.
De commissie Schutte adviseerde om een correctief referendum in te voeren dat geldig zou zijn bij een opkomst van 50%. Dit advies werd in het verkiezingsprogramma voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 opgenomen. Het was een veel lichter plan dat het voorstel dat in het huidige verkiezingsprogramma staat. In dit voorstel is de referendumuitslag alleen geldig als de winnende meerderheid evenveel stemmen heeft als de helft van de kiesgerechtigden bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen.
Waarom? Om aan het principiële punt te voldoen dat winnaars van een referendum even veel stemmen achter zich moeten hebben als een parlementaire meerderheid. Dat is een nobel beginsel, maar in de uitwerking onhaalbaar. En het is ook niet fair: bij een gemiddeld referendum kan een opkomst van 25% als representatief gezien worden voor alle kiesgerechtigden. Bovendien: ook de verkiezing van de Eerste Kamer spoort niet met dit beginsel. Die wordt immers getrapt verkozen door de statenleden.
Met de huidige zware drempel produceer je slechts referenda die na bloed, zweet en tranen van initiatiefnemers ongeldig worden verklaard. En wat levert dat op? Cynisme over het middel en de democratie in zijn geheel. Plus een loos artikel in de Grondwet. Dat past niet bij een partij die hecht aan vertrouwen in politieke instituties.
Laten we de beginselen waaraan we hechten, namelijk de representativiteit en haalbaarheid van een referendum, vastleggen in de Grondwet. Zo doen we het ook bij ons gevierde kiesstelsel: het principe van evenredigheid staat in de Grondwet, de kiesdrempel in de Kieswet. Dat is netter, toegankelijker en staat dichter bij onze idealen.
Arjan Westerveld heeft politicologie gestudeerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij houdt van een fris politiek wijntje met een complex bouquet, zonder radicale uitersten.