Ongelijkheid in de cacaoketen

Ongelijkheid in de cacaoketen

cacao

21 december 2020 by Antonie Fountain

Extreme armoede, extreme rijkdom

Op de aandeelhoudersvergadering van Ferrero Rocher – van Nutella, Kinder Bueno en die in goud verpakte chocoladebollen met een hazelnoot erin – werd de hoogte van het dividend over 2019 voor de Fererro-familie vastgesteld: onderling hebben ze €642 miljoen te verdelen. In januari dit jaar werd dat nieuws wereldkundig gemaakt. Twee weken eerder publiceerde het VOICE-Network een berekening van een eerlijke prijs voor cacaoboeren. Die moet bijna drie keer hoger dan nu zijn, wil een gemiddeld boerengezin een leefbaar inkomen verdienen. De dividenduitkering over één jaar voor één familie – waarvan de pater familias een fortuin van zo’n 25 miljard euro bezit – is groot genoeg om alle cacaoboeren waar Ferrero van koopt een leefbaar inkomen voor een heel jaar te geven. Dan nog zou er €180 miljoen aan dividend over 2019 voor de familie overblijven. De inkomens- en vermogensongelijkheid tussen de Ferrero’s en een naamloze cacaoboerenfamilie is enorm en heeft meerdere oorzaken. In dit artikel wordt aan de hand van de cacaoketen zichtbaar hoe pijnlijk en complex internationale economische ongelijkheid kan zijn.
Boerenarmoede | Meer dan twee miljoen kind-arbeiders en ontbossing van vrijwel alle regenwouden in West-Afrika: het is
de peperdure rekening van extreme armoede onder cacaoboeren. Ondanks twee decennia met allerlei pogingen en programma’s,
lukt het de cacaosector maar niet om met oplossingen te komen die de extreme ongelijkheid binnen de keten tegengaan. Als we kijken naar de waardeverdeling in de cacaoketen, dan zien we dat vrijwel alle marge zit in de laatste fase; merkeigenaren zoals Ferrero, Nestlé en Mars en de supermarkten zijn goed voor 75% van alle omzet. Ook eerder in de keten is er een forse concentratie: de drie grootste verwerkers en handelaars van cacao zijn elk goed voor bijna een kwart van de hele wereldhandel. Ze hebben weliswaar kleine marges, maar door in heel grote volumes te handelen, kunnen ze nog altijd een prima boterham verdienen en hebben ze voldoende marktmacht.

Dat wordt allemaal anders als je bij de boer uitkomt. Waar er drie grote verwerkers en zes grote chocoladebedrijven zijn, zijn er miljoenen boeren. Zij hebben onvoldoende marktmacht om een eerlijke prijs en andere handelsvoorwaarden te bedingen, en zijn dus afhankelijk van wat hen geboden wordt. Zij zijn als enige prijsnemer in een keten die verder redelijk in balans is qua marktmacht en vraag en aanbod. Het probleem van de boer als prijsnemer speelt veel breder:
vrijwel elke boer wereldwijd heeft te maken met dit probleem. Het is zuur te moeten constateren dat we niet in staat zijn om ons
dagelijks brood – en de Nutella erop – te kunnen ‘waarderen’.

Ongelijkheid in drie delen: risico, beloning en verantwoordelijkheid | Aan de basis van de armoede van de cacaoboer ligt een combinatie van drie ongelijkheden die elkaar versterken: de verdeling van risico, beloning en verantwoordelijkheid. Het risico ligt vrijwel volledig bij de boer. Of die risico’s nu gekoppeld zijn aan het weer, gewasziektes, dierenplagen, of de grillen van de markt: de boer kan zich er moeilijk tegen beschermen, terwijl andere partijen door middel van verzekeringen en termijncontracten veel onzekerheden kunnen minimaliseren. Bovendien is cacao een gewas dat zo’n vier jaar nodig heeft om tot vruchtdragen te komen. Vaak zijn de rechten om het land te verbouwen ook gekoppeld aan de bomen, dus het wisselen van gewas kan ertoe leiden dat de boer niet meer zeker is van het vruchtgebruik. Krediet is voor boeren lastig te verkrijgen en duur. De zwakste schakel loopt hier de grootste risico’s.

De grootste risico’s leiden niet bepaald tot de grootste beloningen. Die komen terecht bij merkeigenaren als Ferrero en bij de supermarkten. De wereldmarktprijs voor cacao is al zo’n veertig jaar ver onder wat die moet zijn om de cacaoboeren een bestaansminimum te kunnen garanderen. De cacaoprijs wordt op de termijnmarkten in Londen en New York bepaald, en de boer moet het maar doen met die uitkomsten. De overheden van Ghana en Ivoorkust – de twee grootste producenten van cacao, samen goed voor twee derde van de wereldproductie – hebben inmiddels systemen om de schommelingen van de prijs iets in te dammen. Door het gros van hun jaarproductie al van tevoren op de markten te verkopen, kunnen zij een stabielere prijs aan de boeren garanderen, maar dan nog is deze prijs veel te laag om een leefbaar inkomen mogelijk te maken. Deze combinatie van grote risico’s en lage beloningen werd opnieuw duidelijk toen vier jaar geleden de wereldmarktprijs instortte. Boeren zagen hun prijs van de ene op de andere dag met meer dan een derde dalen. Intussen maakten de multinationals juist recordomzetten en winsten, die ze deels toeschreven aan gedaalde kosten voor grondstoffen.

Dan is er nog de ongelijke verdeling van verantwoordelijkheid. De afgelopen veertig jaar heeft verantwoordelijkheid nemen voor boerenarmoede – en de gevolgen daarvan zoals kinderarbeid en ontbossing – grotendeels ontbroken. Alle initiatieven die werden uitgerold, zijn gebaseerd op vrijwilligheid. Dat leidt ertoe dat ze doorgaans alleen worden uitgevoerd door de voorlopers, als het uitkomt en als het niet te veel extra moeite – en geld – kost. De problemen in de sector zijn niet opgelost omdat het simpelweg niet hoefde.

Totdat manieren gevonden worden die de risico’s en beloningen eerlijker spreiden en duurzamere productie verplicht wordt, zal de extreme ongelijkheid in de keten aanhouden en zijn de multinationals in staat elkaar te beconcurreren op cacaoprijs, met enerzijds mooie winsten en aan de andere kant van diezelfde medaille armoede, ongelijkheid, en de uitbuiting van mens en milieu. Deze oplossingen zullen voorbij vrijwilligheid moeten gaan, en een verplicht karakter moeten hebben voor álle marktpartijen om een gelijk speelveld te creëren.

Boerenkeurmerken zijn onvoldoende | Maar weinig sectoren hebben zoveel duurzaamheidsinitiatieven als de cacaosector. Loop een winkel binnen, en op elk product met cacao erin zie je een keurmerk prijken van Fairtrade, Rainforest Alliance of UTZ Certified. Toch zijn ook deze producten aan het begin van de keten vergeven van armoede, kinderarbeid en ontbossing. Het is niet dat deze keurmerken geen goede dingen doen, integendeel. Maar als een boerenkeurmerk het probleem zou oplossen, dan ligt het probleem bij de boer – en dat is niet het geval. Boeren kunnen niet alleen de systeemproblemen oplossen die we in vrijwel alle grote productieketens zien. Daarnaast zijn de keurmerken ook niet in staat een eerlijke prijs aan de boer te betalen. Keurmerken zien een daling van hun afzetmarkt als ze wel eerlijkere prijzen gaan hanteren.

Bedrijven zijn niet bereid om gezamenlijk te werken aan eerlijkere prijzen en dat is deels vanwege zorgen over kartelwetgeving die prijsafspraken verbiedt. Dat de Nederlandse Autoriteit Consument en Markt onlangs aankondigde meer ruimte te geven aan samenwerkende bedrijven om afspraken te maken over duurzaamheid, is dan ook een goede ontwikkeling, die ook op Europees niveau navolging zou moeten vinden.

Actievere overheden | Hogere prijzen voor de boer zullen een deel van de oplossing moeten zijn. Terwijl bedrijven op korte termijn kunnen kiezen de boer meer te betalen, is op lange termijn een beter beheer van vraag en aanbod nodig om de wereldmarktprijs duurzaam te verhogen. Daarvoor zullen de producerende landen meer moeten gaan samenwerken dan nu het geval is. Er is meer transparantie en verantwoording nodig, zeker op overheids- niveau in productielanden. Een groot deel van het probleem is het nog altijd ontbreken van goede publieke en fysieke infrastructuur: onderwijs, gezondheidszorg, sociale voorzieningen en wegen. Versterking van het maatschappelijke middenveld in producerende landen is een vereiste om overheden ter verantwoording te kunnen roepen.

Het is daarbij belangrijk oog te hebben voor de historische oorzaken van de huidige ongelijkheid. Ze zijn deels te herleiden tot de gevolgen van kolonisatie en dekolonisatie in de jaren zestig van de vorige eeuw. Ook de WTO, de Wereldbank en het IMF een speelden een rol in de (verplichte) liberalisering van de West-Afrikaanse economieën in de jaren tachtig – in ruil voor het kwijt- schelden van een deel van de schulden waarmee de dekoloniserende overheden werden belast.In plaats van vrijwillige boerenkeurmerken zijn systeemoplossingen nodig, die zowel de multinationals als de overheden verplichten te werken aan een gelijkere verdeling van risico, beloning en verantwoordelijkheid. Deze systeemoplossingen zouden gebaseerd moeten zijn op de principes van Due Diligence die vastgelegd zijn binnen OESO verband en in de Guiding Principles on Business and Human Rights van de VN.

Een mooi voorbeeld van zo’n systeem- oplossing is te vinden in de initiatiefnota Tegen slavernij en uitbuiting – een wettelijke ondergrens voor verantwoord ondernemen (2020) die Joël Voordewind onlangs heeft gepubliceerd. Het soort wetgeving dat hij bepleit is ook op EU-niveau nodig. Het VOICE-Network is in samenspraak met de Europese Commissie bezig om daar stappen in te nemen. Aan deze kant van de keten is Europese samenwerking noodzakelijk om extreme ongelijkheid tegen te gaan.

Er bestaat niet één wondermiddel om de ongelijkheid in de cacaosector aan te pakken. De oorzaken zijn daarvoor te divers. Hogere prijzen, wetgeving, transparantie en verantwoording: ze zullen deel moeten zijn van een ambitieuze en veelzijdige oplossing. Een actievere overheid – in Nederland, in Europa, in de producerende landen – is daarvan een belangrijk onderdeel.