Tussen mens en paradijs

Tussen mens en paradijs

natuur vervuiling

3 april 2019 by Robbert Bodegraven (Directeur Bureau de Helling)

Reactie op de Groenlezing 'Duurzaam radicaliseren'

Afgelopen donderdag inspireerde Martine Vonk ons met haar boeiende lezing 'Duurzaam radicaliseren, over een duurzaamheid vanuit de radix - het hart, de kern. Vonk schreef haar lezing met het oog op de christelijk-sociale politiek van de ChristenUnie. Maar hoe kijken de WI's van andere partijen eigenlijk naar haar lezing? Hieronder een reactie vanuit Bureau de Helling, het WI van GroenLinks: 'Politiek is iets anders dan ethiek. Wás het maar gelijk.'

Het eerste Bijbelboek begint, zoals bekend, met twee scheppingsverhalen. In het eerste ordent God de chaos en scheidt licht van donker, hemel van aarde en water van land. In het tweede scheppingsverhaal staat de mens centraal. We worden hierin opgevoerd als relationele wezens, kwetsbaar, met keuzevrijheid. Met de drang om te ontdekken. Maar ook bereid de wet te overtreden, verkeerd te handelen, gedreven door de verleiding van korte termijn bevrediging. Dat loopt niet zo best af. Toch is dat tweede scheppingsverhaal me liever dan het eerste. De mens is er zo menselijk.

Over die kwetsbare, zoekende en op de verleiding gerichte mens ging het in de Groenlezing 2019, die afgelopen donderdag 27 maart door Martine Vonk werd gehouden. Ze zette hem in het teken van duurzaamheid. Dat was goed gekozen, want we mogen dan uit het paradijs zijn verdreven, we slagen er steeds opnieuw in onze nog steeds wonderschone leefomgeving in rap tempo tot onbegaanbaar gebied te maken. Op zoek naar korte termijn behoeftebevrediging, gedreven door eigenbelang. Toch heb ik een paar bedenkingen bij het bevlogen betoog van Vonk.

Het debat over klimaat valt uiteen in drie groepen. Er is een groep die ontkent dat er een probleem is dat we kunnen beïnvloeden, ondanks overweldigend wetenschappelijk bewijs voor menselijke invloed op het klimaat. Dan is er de groep die gelooft dat we met nieuwe technologie het probleem van de opwarmende aarde kunnen oplossen. Met slimme klimaatengineering, technieken als het weren van zonlicht en technologie om CO2 uit de lucht te halen, geloven de techno-optimisten dat menselijk vernuft ons uit de crisis redt. Tenslotte is er de minder optimistische groep die denkt dat technologie onvoldoende soelaas biedt. We zullen ons gedrag ingrijpend moeten veranderen. Zo niet, dan zullen alle goedbedoelde maatregelen te weinig en te laat zijn. Gemiddelde temperatuurstijgingen van drie graden en meer leiden tot een doemscenario van apocalyptische omvang.

Vonk hoort, getuige haar lezing, tot de laatste groep. Als docent ethiek en technologie lijkt ze een onomwonden keus voor het eerste deel van haar vakgebied te maken. Niet de techniek gaat ons redden. Nee, we moeten het van een ethisch reveil hebben. Een ingrijpende gedragsverandering is nodig, een systeemverandering zelfs. Hoe die systeemverandering eruit ziet, wordt niet zo erg duidelijk, maar Vonk geeft wel een aanzet die mensen tot gedragsverandering zou moeten verleiden. Daarbij stelt ze koning en psalmdichter David tot voorbeeld, die het in verwondering over de schoonheid en wonderlijkheid van de schepping uitzong. In die verwondering ziet Vonk de sleutel tot gedragsverandering. Verwondering is de kernwaarde die mensen doet besluiten verantwoorde en rechtvaardige keuzes te maken, aldus Vonk.

Tot zover is er weinig aan de hand. Je kunt moeilijk tegen een oproep tot verwondering zijn.

Mijn bedenkingen beginnen waar Vonk de koppeling met de politiek maakt. De voorstellen die ze lanceert doet ze op basis van verwondering over de schepping. Daaruit ontstaat verantwoordelijkheidsgevoel, veronderstelt Vonk, en vervolgens kan een mens niet anders dan moreel juist handelen.

Was het maar waar. Politiek is iets anders dan ethiek. Natuurlijk moet politiek gebaseerd zijn op waarden, op een visie hoe je wilt dat de samenleving ingericht en bestuurd moet worden. Dat is het startpunt van politiek. Maar meteen daarna begint de strijd die in de politiek gevoerd moet worden. In het politieke domein zijn er geen oplossingen die iedereen op grond van een extern geformuleerde waarde tot eenheid smeedt. Opnieuw: was het maar waar. Politiek is het domein van meningsverschillen, van tegenstellingen, van strijd. Van botsende waarden. Dat lijkt Vonk helemaal over het hoofd te zien. En daarom zijn haar oplossingen politiek volstrekt onuitvoerbaar.

Haar voorstellen zijn even radicaal als ze in de titel van haar lezing belooft. Een normerend optredende overheid die een verbod oplegt aan alle activiteiten die de planetaire grenzen bedreigen. Een economie die niet alleen de productie- en distributiekosten van goederen, maar ook de sociale en milieukosten doorberekent in de prijs. En politieke maatregelen om mensen het geluk van een boswandeling of een goed gesprek te laten ervaren. Vonks voorstellen geven blijk van een immateriële solidariteitsethiek die – denk nog even terug aan dat scheppingsverhaal – de kloof laat zien tussen de menselijke natuur en de hoop op het paradijs.

Politiek is dat levensgevaarlijk. Waar de ethicus en de dominee mensen ongestraft mogen – ja, moeten – confronteren met de noodzaak van een verantwoordelijk leven voor jezelf, de ander en de omgeving, is politiek nog altijd de kunst van het haalbare. Wie dat negeert riskeert een gefrustreerde bevolking die haar heil bij de anti-politiek zal gaan zoeken.

Dat is mijn bezwaar tegen de lezing van Vonk. Haar pleidooi voor radicale verandering is mij sympathiek. Maar het is vooral radicaal en nauwelijks politiek. Haar analyse van de huidige crisis, de overconsumptie, het gebrek aan solidariteit, de gerichtheid van mensen op korte termijn behoeftebevrediging, het tekort aan verwondering: allemaal tot haar dienst.

Maar dan. Dan begint de politieke strijd. Daar moeten oplossingen gevonden worden die uiteenlopende visies tot hun recht laten komen. Die rekening houden met enerzijds de kwetsbaarheid van de mens, met de afhankelijkheid van en verbondenheid met onze leefomgeving, met de verantwoordelijkheid die we dragen ten opzichte van elkaar. Maar anderzijds net zo goed met de menselijke neiging tot destructief gedrag, met de behoefte bezit na te jagen, met de drang om het eigen geluk te optimaliseren, met zelfzucht.

Zulke politiek vraagt niet alleen een moreel kompas, maar ook de kunst van de conflictueuze consensus. Beleid dat ervoor zorgt dat alle groepen zich gehoord en vertegenwoordigd voelen, dat niemand zich buitengesloten voelt. Als we dat nalaten dragen we vrees ik bij aan verdere polarisatie. En polarisatie is erg slecht voor een open, verwonderende houding.

Gelukkig is iedere politicus ook gewoon een mens. Met zijn eigen twijfels, onvermogen, kwetsbaarheid en hoop. Die zich net als iedereen gerust mag stellen met het mooie thema van de huidige maand van de filosofie: ‘ik stuntel, dus ik ben’. En dan is het goed ook af en toe gesticht te worden. In dat licht was de oproep van Vonk om vanuit verwondering te leven een mooie bijdrage.


Robbert Bodegraven is directeur van het wetenschappelijk bureau van GroenLinks
Dit artikel is een reactie op de Groenlezing 'Duurzaam radicaliseren; naar het hart van milieuzorg', die dr. Martine Vonk uitsprak op 28 maart jl. Zowel het Nederlands Dagblad als het Reformatorisch Dagbladpubliceerden een verkorte versie van de lezing. De Groenlezing is vanaf juni beschikbaar in gedrukte vorm. 

Kijk de Groenlezing terug via YouTube