Twijfel aan de radix

Twijfel aan de radix

bomen

30 maart 2019 by Niek Kok (Wetenschappelijk medewerker Teldersstichting)

Reactie op de Groenlezing 'Duurzaam radicaliseren'

Afgelopen donderdag inspireerde Martine Vonk ons met haar boeiende lezing 'Duurzaam radicaliseren, over een duurzaamheid vanuit de radix - het hart, de kern. Vonk schreef haar lezing met het oog op de christelijk-sociale politiek van de ChristenUnie. Maar hoe kijken de WI's van andere partijen eigenlijk naar haar lezing? Hieronder een reactie vanuit de Teldersstichting, het WI van de VVD: 'Bij het liberale gedachtegoed past twijfel aan de radix.'

Er is een verschil tussen wetenschap en politiek. In de wetenschap zoekt men naar de Waarheid, met een hoofdletter W. In de wetenschap kan maar één theorie uiteindelijk de juiste zijn: strijdige theorieën kunnen niet beiden tegelijk waar zijn. Politiek werkt anders: politiek draait om het debat over het samenleven van mensen die verschillende opvattingen over het goede leven hebben en die zich telkens zullen moeten afvragen hoe zij al dan niet samen verder willen. De Waarheid en politiek kunnen elkaar moeilijk verdragen, zo schreef Hannah Arendt. Zonder verschil van opvatting is er geen politiek mogelijk. Bezien vanuit het domein van de politiek heeft de Waarheid een despotisch karakter: de Waarheid houdt geen rekening met verschillende opvattingen, over de Waarheid valt niet te twisten.[1]

De belangrijkste politiek-ethische vraag in het huidige klimaatdebat lijkt de vraag te zijn naar de betekenis van de Waarheid in het politieke debat. Mogen politici een politieke discussie voeren over iets dat over het algemeen wordt aanvaard als de Waarheid, in casu bijvoorbeeld het bestaan van een menselijke impact op klimaatverandering? Mogen politici deze Waarheid ook als zodanig stellen aan politieke opponenten die deze (nog) niet onderschrijven?

In haar Groenlezing schetst Martine Vonk de contouren van een christen-radicaal[2] antwoord op de vraag hoe de fundamentele vraag hoe politici moeten omgaan met opponenten met andere opvattingen. Vonk roept in het klimaatdebat op tot een radicale politiek. De oorsprong van dat woord ‘radicaal’ is het Latijnse radix, dat wortel betekent. Voor Vonk is radicale politiek zodoende een politiek vanuit de radix, vanuit de wortels van onze overtuiging. Als we kijken in die radix – de kern van wie we zijn en wat we willen – dan zien we wat echt belangrijk is. Vonk noemt als onze kern de kwaliteit van ons eigen leven, van het leven van anderen en van de omgeving waarin dat leven zich afspeelt.

Vanuit een christelijk-radicale opvatting wortelt deze opvatting over wat een goed leven is in de verbondenheid van mensen met de Schepper en zijn schepping, en met elkaar. Ook wie een ander geloof of een ander godsbeeld heeft, of wie geen geloof heeft, kan van mening zijn dat een goed leven een leven is in verbondenheid met de leefomgeving en met de anderen met wie die omgeving wordt gedeeld. In de Bijbel is het rentmeesterschap een taak die God de mens heeft toevertrouwd,[3] maar als algemeen principe kan rentmeesterschap ook worden bereikt vanuit niet-christelijke grondmotieven.

Nochtans wordt binnen het liberale gedachtengoed iedere poging om de grondmotieven voor menselijk handelen definitief te vatten met wantrouwen bejegend. Liberalen betrachten terughoudendheid bij het definitief willen stellen wat grondmotieven zouden zijn voor menselijk handelen. Liever laten zij aan mensen zelf de taak om te articuleren wat zij in de kern van hun wezen zijn of willen (zijn), of te oordelen over de vraag of er zelfs maar zo’n kern – zo’n radix – is. Het liberalisme verzet zich tegen het invullen van wat mensen zijn, willen, moeten zijn of moeten willen. Juist de autonomie van mensen om zelf een richting te vinden in deze zaken is, zoals Immanuel Kant stelde, de grond van hun menselijke waardigheid.[4] Liberalen gaan er doorgaans dan ook vanuit dat de grondmotieven voor het menselijk handelen per mens kunnen verschillen. Zo is uniciteit mogelijk: elk mens is uniek en de menselijke conditie is er een van pluraliteit. Geen mens kan ooit hetzelfde zijn als iedere andere mens die ooit heeft geleefd, leeft, of zal leven.[5] De frase ‘verschillende mensen’ is een pleonasme: mensen verschillen immers per definitie van elkaar.

Door middel van hun vrijheid kunnen mensen uitdrukking geven aan de verschillen tussen hen. Zelfs schijnbaar fundamentele uitgangspunten als dat mensen de kwaliteit van hun eigen leven en dat van anderen belangrijk vinden, staan daarmee niet in steen gegrift. Het verschilt bovendien per individu wat kwaliteit van leven is en voor welke anderen hij die kwaliteit mede actief wil bevorderen.

Nu is de wortel van iemand overtuiging – die radix – niet noodzakelijk hetzelfde als de Waarheid in het domein van de wetenschap: iemands grondovertuiging hoeft niet noodzakelijk ook de Waarheid te zijn. Maar bezien vanuit de politiek heeft de radix wel dezelfde functie als de Waarheid: de radix verdraagt niet wat radicaal anders is. Dit is waarom er voor liberalen een gevaar schuilt in het betoog van Vonk. Liberalen gaan er vanuit dat het in principe mogelijk is dat mensen handelen op basis van radices die fundamenteel van elkaar verschillen. Nu is inherent aan een politiek die wordt gevoerd vanuit de kern van iemands zijn, dat die politiek niet verdraagt wat strijdig is met die kern. Als een individu tot diep in zijn kern overtuigd is van iets, dan moet dat iets voor hem wel als een waarheid zijn: een fundamentele, onwrikbare overtuiging. Alles wat strijdt met die waarheid, die radix, stuit daar op af. Dat mensen een kerngeloof of een radix kunnen hebben, zal een liberaal niet betwisten. Maar om zo’n onwrikbare kern als een geloofsartikel in te brengen in het politieke domein, gaat voorbij aan het idee dat in dat domein wordt samengeleefd met andere individuen die een ander kerngeloof kunnen hebben.

Het verwondert zo niet dat de waarschuwing voor het ‘klimaatdrammen’ uit liberale hoek komt. In radicale politiek huist een bekeringsdrang. Een ‘klimaatdrammer’ is tot in zijn vezels overtuigd van zijn gelijk, verdraagt niet wat tegen zijn kernidee indruist en moet dus wel bekeren, moet wel drammen: anders geeft hij datgene op waar hij in de kern van overtuigd is. De ethiek van het liefhebben die Vonk ook noemt in haar lezing, is de andere zijde van deze zelfde munt: je hebt lief wat in de kern hetzelfde is als jijzelf, wat in zijn grond op jouw lijkt. Je probeert te bekeren wat in zijn grond anders is – zodat je het daarna ook lief kunt hebben.

Daarmee is het betoog van Vonk inderdaad consistent en consequent. Maar daar liberalen uitgaan van verschillen tussen mensen, vragen ze niet zo’n ambitieuze moraliteit van liefhebben van mensen. Liberalen onderkennen dat het voor radicaal verschillende mensen lastig, zo niet onmogelijk kan zijn om elkaar lief te hebben. Daarom vraagt het liberalisme slechts dat mensen elkaar niet schaden. Nochtans blijkt vaak dat ook dit principe van niet schaden vaak veel geëist is voor individuen die moeten leven met de constatering dat andere individuen er wel héle andere ideeën op nahouden. Niet verwondering maar verbazing volgt. In de bekeringsdrang van de klimaatdrammer huist dan het risico van vernietigingsdrang: als bekering niet slaagt dan moet wat strijdt met de eigen kernideeën worden ontworteld. De politicus die louter handelt vanuit de grond van zijn overtuiging of vanuit de Waarheid, zal moeite hebben met luisteren naar stemmen die erop duiden dat er andere radices zijn. Hij zal moeite hebben met het opbrengen van begrip voor posities, belangen en emoties van andersdenkenden. Hij wil hen de (eigen) Waarheid doen beseffen en anders de onwaarheid doen verdwijnen. Het Bijbelboek Jeremia laat zien dat de radix een spreekwoordelijke strijdhamer kan zijn – om mee te vernietigen.[6]

Mag een politicus dan zijn radix, de grond van zijn overtuiging inbrengen in de politiek? Dat mag zeker – maar hij kan dat niet doen zonder dat die grond vervolgens de inzet wordt van het politieke debat, zonder dat andere politici de gelegenheid hebben om andere radices tegen die radix in stelling te brengen. Het gevaar van Vonks radicale politicus is dat die te werk gaat als de wetenschapper van Arendt: die wetenschapper proclameert de Waarheid en laat geen ruimte voor verschillende opvattingen. Klimaatwetenschappers, of politici die klimaatwetenschappers citeren, zullen moeten aanvaarden dat zodra zij inzichten die Waarheid zijn in het wetenschappelijke domein, inbrengen in het politieke domein, er discussies over die inzichten kunnen worden gevoerd.

Bij het liberale gedachtengoed passen wantrouwen en een kritische houding. Juist twijfel aan de radix is geboden. Een doorwrocht liberaal zou dan ook niet geneigd zijn te verifiëren, maar te falsificeren wat als Waarheid of radix wordt gepresenteerd[7] – zeker als wetenschapper en radicale politicus blind raken voor verschillen tussen mensen en de vrijheden die passen bij deze verschillen. In het klimaatdebat betekent dat precisiematig blijven ontleden: hoe houden we rekening met verschillen tussen mensen? Wat betekent kwaliteit van leven voor verschillende mensen? Wat betekent natuur voor verschillende mensen? Schaden we elkaar en de planeet met ons gedrag? Wat duidt daarop? Waaruit blijkt het tegendeel? Wat is realistisch, wat werkt en wat werkt niet?

 

H.N. Kok is wetenschappelijk medewerker bij de Prof.mr. B.M. TeldersStichting, het wetenschappelijk instituut van de VVD.
Dit artikel is een reactie op de Groenlezing 'Duurzaam radicaliseren; naar het hart van milieuzorg', die dr. Martine Vonk uitsprak op 28 maart jl. Zowel het Nederlands Dagblad als het Reformatorisch Dagblad publiceerden een verkorte versie van de lezing. De Groenlezing is vanaf juni beschikbaar in gedrukte vorm. 

Kijk de Groenlezing terug via YouTube



[1] H. Arendt, ‘Truth and Politics’, in H. Arendt (ed.), Between Past and Future. Eight Exercises in Political Thought, New York, 1980, pp. 227-264, p. 241.

[2] Hoewel de radicale boodschap van Vonk christelijk is geïnspireerd, zou die zonder meer ook niet-christenen kunnen overtuigen. In die zin doet haar oproep denken aan de totstandkoming van de Politieke Partij Radikalen (PPR) in 1968, een later seculiere partij waarvan de oprichters oorspronkelijk uit de christen-radicale vleugels van de KVP, ARP en CHU kwamen. Zie: G. Voerman, ‘Communisten, pacifistisch-socialisten, radicalen en progressieve christenen. De voorlopers van GroenLinks’, in: A. Lucardie, G. Voerman (red), Van de straat naar de staat? GroenLinks 1990-2010,

[3] Genesis 1:28; Psalm 8:6-9.

[4] I. Kant, Groundwork for the Metaphysics of Morals, New Haven, 2002, p. 54.

[5] H. Arendt, The Human Condition. A study of the central dilemmas facing modern man, New York, 1959, p. 10.

[6] Jeremia 51:20.

[7] Zie bijv.: K.R. Popper, The Logic of Scientific Discovery, London, 2002, p. 66.