Verduurzaming van het waterbeheer

Verduurzaming van het waterbeheer

water.jpg

18 maart 2019 by Gersom van der Elst (Voorzitter themanetwerk Duurzaamheid), Mark Zandvoort (Onderzoeker vakgroep landschapsarchitectuur en ruimtelijke planning (WUR))

Over twee dagen mag u uw stem uitbrengen, voor de verkiezingen van de Provinciale Staten én de Waterschappen. Maar waarom is goed waterbeheer eigenlijk noodzakelijk? En wat is dan een christelijk-sociale visie op waterbeheer?

Onlangs mochten we onze stem uitbrengen voor het bestuur van de waterschappen. Over die verkiezingen wordt soms wat meewarig gedaan. Onterecht, want de waterschappen zijn verantwoordelijk voor het regionale waterbeheer en gaan bijvoorbeeld over het grondwaterpeil; in een dichtbebouwd en agrarisch land als Nederland is het belang van goed waterbeheer niet te onderschatten. In dat beheer moeten keuzes gemaakt worden, zeker nu de duurzaamheid van het Nederlandse waterbeheer door klimaatverandering onder druk staat. Waarom is verandering van het huidige waterbeheer noodzakelijk? En wat is een christelijk-sociaal perspectief voor deze uitdagingen?

De geschiedenis van Nederland is gestempeld door onze omgang met water. Het land is gevormd door de aanleg van dijken, sloten en gemalen. Hierdoor ontstonden karakteristieke landschappen, zoals veenweidegebieden en kleipolders. De term ‘waterbeheer’ gaat over de inzet van technische middelen om verschillende functies zoals wonen, landbouw en natuur te realiseren.

Het huidige Nederlandse waterbeheer kent veel uitdagingen. We willen snel neerslag afvoeren bij extreme regenval, we willen echter ook voldoende water vasthouden voor droge, warme tijden. Klimaatverandering zorgt dat de kansen op grote hoeveelheden neerslag en op drogere tijden toenemen. Het snel kunnen afvoeren van water na extreme regenval blijft onverminderd belangrijk. Tegelijkertijd leerde de droge zomer van 2018 ons dat waterafhankelijke functies zoals boerenbedrijven, natuur, scheepvaart en drinkwatervoorziening in het gedrang kunnen komen.

De polder zakt en dampt | Juist het typerende Nederlandse polderlandschap – denk aan Kinderdijk en de weilanden in de Alblasserwaard – heeft grote problemen. Het gaat om kleipolders en veengronden die sinds de tiende eeuw kunstmatig afgewaterd worden zodat ze geschikt zijn voor landbouw, vooral voor veehouderij. Verlaging van het grondwaterpeil bood boeren de mogelijkheid te intensiveren, uit te breiden en hun productie te optimaliseren. Door continue bemaling zakt het grondwaterpeil en daardoor oxideert het aanwezige veen. Dit leidt jaarlijks tot de uitstoot van zeven megaton CO21 terwijl de reductie daarvan juist een doelstelling is in het Klimaatakkoord. Waterstandsverlaging leidt ook tot inklinking en bodemdaling, waardoor de polder weer natter wordt en dieper bemalen moet worden. Dat zich herhalende proces brengt kosten met zich mee voor waterbeheerders. De schade door bodemdaling, bijvoorbeeld als gevolg van paalrot in funderingen, werd in 2016 door het Planbureau voor de Leefomgeving geraamd op €22 miljard in 2050.2

Daarnaast komt in kleipolders meer zout grondwater naar boven, en dat veroorzaakt problemen voor gewassen. De enige remedie tegen deze negatieve gevolgen van bemaling is vernatting, zodat bodemdaling en veenoxidatie stoppen. Dit belemmert echter de bedrijfsvoering van boeren. Gebruik van het land is bij vernatting soms helemaal niet meer of alleen seizoensgebonden mogelijk.

Ook breder zijn er uitdagingen. Het watersysteem is vaak erg nauwkeurig ingeregeld. Hierdoor is er op basis van huidige functies weinig flexibiliteit in het waterpeil mogelijk. Zeker waar intensieve landbouw plaatsvindt, maar ook in stedelijk gebied, moet de waterbeheerder zorgen voor een voldoende hoge, maar niet te hoge waterstand zodat de gewassen optimaal kunnen groeien en de funderingen van vastgoed en infrastructuur ondersteund worden door het grondwaterpeil. Lage grondwaterstanden kunnen tot inkomstenderving en schade door verzakkingen leiden.

Klimaatverandering zal in de toekomst het voorkomen van lage (grond)waterstanden vergroten. Ook leidt klimaatverandering tot zeespiegelstijging en extremere perioden van droogte. Die zorgen samen voor zoutindringing vanuit de Noordzee via de grote rivieren en het Noordzeekanaal. Zoutindringing brengt de zoetwatervoorraad in gevaar, heeft negatieve gevolgen voor landbouw en bedreigt zoetwaterecosystemen. Waterbeheerders zullen steeds minder goed in staat zijn om de gewenste peilen te handhaven en om voldoende wateraanvoer en –afvoer te garanderen. Deze gevolgen maken duidelijk: er is een transitie nodig naar een nieuwe vorm van waterbeheer die robuuster is voor klimaatextremen en veranderingen zoals bodemdaling. Vooral de agrarische sector zal de pijn van deze effecten gaan voelen, maar kringlooplandbouw kan als oplossingsrichting een bijdrage leveren.

Kringlooplandbouw als oplossingsrichting | Kringlooplandbouw staat aan de basis van de Visie van het ministerie van LNV en minister Schouten.  Biedt deze visie een deel van de oplossing voor de uitdagingen in het waterbeheer? De visie stelt namelijk: “Landbouw, tuinbouw en visserij zijn volop in beweging en willen tegemoetkomen aan wat de samenleving, de natuur, de bodem, het water en het ecosysteem van hen vragen.”3 Juist hierin zit de koppeling naar een nieuwe vorm van waterbeheer.

Waar nu het peil ingesteld wordt op bepaalde functies, zoals hoogwaardige tuinbouw of intensieve veehouderij, leidt het tegemoetkomen aan bodem, natuur en ecosysteem tot een keuze voor het meest wenselijke peil waar functies op ingericht worden. Met andere woorden: in plaats van het huidige ‘functie bepaalt waterpeil’, zou bij een kringloopvisie ingezet moeten worden op ‘waterpeil bepaalt functie’. In veenweidegebieden betekent dit dat eerst het peil zo ingesteld zou moeten worden dat veenoxidatie niet optreedt. Daarna kan gekeken worden welke functies mogelijk zijn. Hetzelfde geldt voor kleipoldergebieden, waar bodemdaling voorkomen moet worden. Een ander peil kan betekenen dat de huidige agrarische of stedelijke functies op de langere termijn niet houdbaar zijn.


Dr. Ing. Mark Zandvoort is onderzoeker bij de vakgroep landschapsarchitectuur en ruimtelijke planning aan de Wageningen Universiteit en adviseur water en infrastructuur, Tauw BV. Zandvoort staat op plaats 6 van de lijst van Waterschap Vallei en Veluwe. Gersom van der Elst is voorzitter van het themanetwerk duurzaamheid en studeerde Environmental Sciences aan de Wageningen Universiteit.
Ook Jos Schouten, Harm de Vries en Wilhelm Kolkman werkten mee aan dit artikel, allen lid van het themanetwerk duurzaamheid van de ChristenUnie.