Onderwijsvrijheid past bij de participatiesamenleving - opinie Volkskrant online

Onderwijsvrijheid past bij de participatiesamenleving - opinie Volkskrant online

onderwijsvrijheid past bij de participatiesamenleving.jpg

1 november 2014 by Geert Jan Spijker (docent)

Met de participatiesamenleving legt de overheid steeds meer taken bij de burger neer. Maar als het gaat om het onderwijs, heeft zij moeite met loslaten. Geert Jan Spijker schreef er voor Volkskrant online een opiniestuk over.

Het debat over de participatiesamenleving gaat momenteel vooral over zorg. Burgers worden opgeroepen weer meer naar elkaar om te zien in buurt, familie en netwerk. Dat accent op zorg ligt voor de hand, gezien de huidige decentralisaties in het sociale domein. Tegelijk is het een wel erg beperkte insteek. De beweging die we momenteel maken – een waarin burgers en gemeenschappen meer op de voorgrond treden – zou een principiële keuze moeten behelzen. Een die vooropstelt dat mensen zelf het recht hebben om vorm te geven aan hun leven. Een die tegen de ‘overheid-regel-het-eens-even’-reflex ingaat. Die beweging gaat veel verder dan ‘meer informele zorg’.


Participatie
Opvallend is dat het huidige kabinet nogal selectief is bij het inzetten op ‘participatie’. Op het ene domein is het wel gewenst (zorg), op het andere minder. Een mooi voorbeeld van dat laatste biedt het onderwijs. De onderwijsvrijheid die we in Nederland nu ongeveer een eeuw kennen is in het licht van de participatiemaatschappij wonderlijk actueel. We hebben een bestel waarin vanouds veel zeggenschap en verantwoordelijkheid ligt bij burgers. Ouders hebben via verenigingen en schoolbesturen veel invloed op de school van hun kinderen. Ons stelsel is, met andere woorden, heel erg 2014! Althans, op papier. De werkelijkheid ziet er vaak anders uit. De overheid stuurt, regelt en bepaalt veel van wat er op scholen gebeurt. Ze bemoeit zich vergaand met de vorm en inhoud van het onderwijs, in plaats van zich te beperken tot het bewaken van een zekere deugdelijkheid van het onderwijs. Dit tot onvrede van schoolleiders, docenten en ouders. Mondige burgers wordt de mond gesnoerd.


'Wat' en 'hoe'
Nu zou je verwachten dat het kabinet – en zeker een liberale staatssecretaris – de onderwijsvrijheid in het licht van de participatiemaatschappij zou omarmen en scholen volop de ruimte zou laten. Niet dus. Sander Dekker geeft met de ene hand ruimte die hij met de andere hand weer neemt. De doorwerking van het rapport van de commissie-Dijsselbloem, die namens de Tweede Kamer onderzoek deed naar de onderwijsvernieuwingen, is zeer beperkt, zo meldde de Onderwijsraad onlangs. ‘Dijsselbloem’ riep de overheid ertoe op zich te beperken tot het ‘wat’ (einddoelen) en scholen de ruimte te laten betreffende ‘hoe’ die doelen te halen. Nog afgezien van de vraag of de overheid zich ook rond het ‘wat’ niet heel terughoudend zou moeten opstellen, is gebleken dat de overheid zelfs haar vingers niet van het ‘hoe’ kan afhouden. Vóór de afgelopen zomer gaf Dekker aan invloed te willen hebben op methodieken om pesten aan te pakken. Hoogleraar onderwijsrecht Paul Zoontjens zei hierover dat de overheid hiermee een sinds 1848 bestaande terughoudendheid doorbreekt!


Maak alle onderwijs bijzonder
Hoe zorgen we ervoor dat ons onderwijsbestel bij de tijd blijft en aansluit bij de mondige burger? Ons pleidooi is: maak alle onderwijs bijzonder. Dat sluit aan bij de roep om meer participatie en ook bij de toegenomen diversiteit in de samenleving. Deze verandering vraagt echter wel wat; van overheid, scholen en burgers.
De overheid dient een stapje terug te doen en ruimte te laten aan docenten en ouders. Geef hun meer bestuurlijke vrijheid, autonomie en zeggenschap en ga als overheid niet tot in detail als een superbestuurder de zaken op scholen regelen. Overspoel leiders en docenten niet met gedetailleerde verantwoordingsverplichtingen. Zorg wel voor de minimumdeugdelijkheid van een school en financiële randvoorwaarden.


Van wie is de school? 
Meer onderwijsvrijheid vraagt ook wat van scholen en burgers. Kijk niet voortdurend naar de overheid als er iets moet worden geregeld. Gebruik je vrijheid om de school in overeenstemming met eigen pedagogische inzichten en identiteit in te richten. Zorg voor brede betrokkenheid bij het onderwijs.

De cruciale vraag in het politieke debat over onderwijs is: van wie is de school? Sociaal-democraten en (bepaalde) liberalen zullen zeggen: van de overheid. In de christelijk-sociale traditie is onderwijs allereerst de verantwoordelijkheid van ouders en de samenleving. Zij weten wat goed is voor hun kind en weten het beste waar ze dat moeten zoeken. Geef ze daarvoor de vrijheid. Dat past perfect in de participatiesamenleving van vandaag.