Een ombudsman voor bescheiden bestuur (opinie Volkskrant)
Een ombudsman voor bescheiden bestuur (opinie Volkskrant)
8 september 2014
Een jaar geleden kondigde koning Willem-Alexander aan dat we in een nieuw tijdperk zijn beland. Ons land maakt een ontwikkeling door ‘van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving’. Die stelling heeft een politieke discussie losgemaakt langs de gebruikelijke lijnen. Links nam het op voor de verzorgingsstaat, rechts voor de participatiesamenleving. Veel interessanter dan te blijven steken in tegenstellingen is te zoeken naar verbindingen. Dat vraagt wel een kritische reflectie op onze bestuurscultuur en –instituties. Wellicht biedt de zoektocht naar een nieuwe Ombudsman een kans.
Nog even over die gedachte, die verzorgingsstaat en participatiesamenleving als elkaar versterkende verbanden. Tijdens verzuilde tijden leunde veel maatschappelijk werk op zowel overheidssubsidie als de inzet van vele vrijwilligers. En is het vandaag de dag eigenlijk zo anders? Veel nieuwe maatschappelijke initiatieven doen vandaag de dag precies hetzelfde. Neem de ‘eigen kracht’ aanpak in de jeugdzorg. Daar helpen burgers, die een opleiding en bescheiden vergoeding krijgen, andere burgers in het aanspreken van hun eigen netwerk. Dat doen ze met subsidie en bovendien in samenwerking met de professionele jeugdzorg. Verzorgingsstaat en participatiesamenleving gaan dan hand in hand. De samenleving functioneert het best wanneer deze benadert wordt als een ‘coöperatiemaatschappij’: een samenwerkingsverband van mensen, ondernemers, organisaties, overheden, enzovoorts. Ieder brengt in naar eigen verantwoordelijkheid, samen nemen we besluiten en plukken we de vruchten van het werk.
In de praktijk blijkt het echter knap ingewikkeld om de verbinding te maken tussen overheid en samenleving. We hebben te maken met ongelijke krachtenvelden. De overheid dreigt keer op keer de samenleving te overwoekeren met haar activiteiten en regelgeving. Daaruit volgt de gedachte dat wie naar meer ruimte voor de samenleving zoekt de overheid in haar hok moet jagen: meer samenleving, minder overheid.
Loslaten
Minder overheid betekent momenteel vooral terugtreden. De subsidiekraan richting de samenleving gaat dicht. Maar terugtreden is nog is nog niet loslaten. Via allerlei regelgeving houdt de overheid links- of rechtsom een flinke greep op de samenleving. Mensen krijgen allerlei nieuwe verantwoordelijkheden, maar nauwelijks ruimte om die naar eigen inzicht in te vullen. Een voorbeeld uit eigen omgeving: wanneer Youth for Christ met veel vrijwilligers lokaal de sterkste welzijnsaanbieder blijkt te zijn, worden veel politici zenuwachtig vanwege de eigensoortige motivatie die de organisatie met zich meedraagt.
Loslaten is in de praktijk knap ingewikkeld. Wanneer we te maken krijgen met menselijk falen, soms met rampen tot gevolg, kloppen wij aan bij onze volksvertegenwoordigers: hoe gaan jullie dit voorkomen? We leven bovendien in een mediacratie: wie zijn idealen wil verwezenlijken moet stemmen vergaren, wie stemmen zoekt moet via de massamedia in beeld komen bij de zwevende kiezer, wie in beeld wil komen moet met nieuwe maatregelen komen, anders wordt u niet gezien. Deze logica staat haaks op de gedachte van loslaten. Ons overheidsbestuur is in de praktijk veeleer gulzig, dan bescheiden – om een duiding van socioloog Willem Trommel over te nemen.
Pleidooien voor een overheid die loslaat gaan vaak te weinig in op dit probleem. Wie in wil zetten op een participatiesamenleving en een bescheiden overheidsbestuur dient ook na te denken over ons politieke bestel.
Waakhond
Een eerste suggestie om daarmee een voorzichtig begin te maken: de introductie van een institutionele ‘waakhond’ tegen een gulzige overheid. Een waakhond die klachten van burgers, burgerinitiatieven, maatschappelijke organisaties en ondernemingen over de regelreflex en controlezucht van de overheid kan bundelen en de overheid kan manen tot een werkelijk bescheiden houding.
Niet door de creatie van weer een nieuw overheidsinstituut. Er bestaat al een instantie die erg geschikt is deze rol op zich te nemen: de Nationale Ombudsman. De Tweede Kamer stelde recent een nieuwe selectiecommissie in. Een mooi moment om nog even na te denken over de invulling ervan.
De Nationale Ombudsman is een instituut van formaat. De Ombudsman is dertig jaar geleden in het leven geroepen en in de grondwet verankerd. Hij verricht onderzoek naar wat heet ‘behoorlijk bestuur’ van overheidsorganen. De ombudsman heeft veel mogelijkheden om bestuursorganen mee te laten werken aan onderzoek en is een instituut met gezag.
Niet geheel toevallig heeft de laatste Ombudsman, Alex Brenninkmeijer, zich veelvuldig uitgelaten over de dreiging van gulzig bestuur, ook in de context van de participatiesamenleving. Vlak voor zijn vertrek waarschuwde hij: ‘Burgerparticipatie mag geen leugenachtig woord worden en als schaamlap worden gebruikt voor autoritair beleid’.
Deze rol van de Nationale Ombudsman kan versterkt worden door deze in de wet te verankeren. Naast het waken over ‘behoorlijk bestuur’ kan hij waken over ‘bescheiden bestuur’. De Ombudsman kan daarmee een tegenkracht worden tegen de controlezucht waar de overheid zo moeilijk vanaf komt.
Wanneer de overheid leert los te laten ontstaat meer ruimte voor de samenleving. Dan staan verzorgingsstaat en participatiesamenleving niet meer tegenover elkaar, maar kunnen zij naast elkaar bestaan en elkaar versterken. Ombudsman, helpt u ons een handje?