Rapport Cnossen: heldere kern, maar te impliciet naar buiten

Rapport Cnossen: heldere kern, maar te impliciet naar buiten

heldere kern.jpg

5 juni 2008 by Rob Nijhoff (onderzoeker)

Rob Nijhoff en Jan Westert, respectievelijk medewerker en voorzitter van het Curatorium van het WI, reageren in een opinieartikel in het ND op het rapport van de Commissie Cnossen. "Te impliciete uitspraken leiden tot verwarring en stimuleren de cliché dat de ChristenUnie zich aanpast aan de tijdgeest, ‘net als het CDA’.", aldus de auteurs. "De kwestie vraag wel om een voorzichtige en prudente benadering."

Wie is als ChristenUnie-vertegenwoordiger geloofwaardig? In de publieke reacties op het ‘rapport Cnossen’ overheerst vooral één wens: meer duidelijkheid of iemand die leeft in een homoseksuele relatie de partij nu kan vertegenwoordigen, of niet. Zou dat anders zijn op het naderende partijcongres? Het partijbestuur doet er goed aan de wens om een heldere gedragslijn serieus te nemen. En deze gedragslijn rond huwelijk en relaties niet enkel over te laten aan lokale selectiecommissies.

Te impliciete uitspraken leiden tot verwarring en stimuleren de cliché dat de ChristenUnie zich aanpast aan de tijdgeest, ‘net als het CDA’. Te impliciet formuleert het rapport Cnossen over de consequenties van politieke geloofwaardigheid. Het is zaak voor de ChristenUnie hier de conclusies te verdiepen die men aan het rapport Cnossen wil verbinden. Wij pleiten voor een open debat via welke route de ChristenUnie een bestendige koers kan blijven varen inzake huwelijk en samenlevingsvormen, waarbij de besluitvorming zonodig wordt verdaagd.

Dat het rapport ook veel heldere passages kent, ziet alleen wie het eerst leest (te vinden op www.christenunie.nl/representatie). Dan blijkt dat het rapport twee (2) kernen bevat. Deze kernen beantwoorden:

a.      hoe de ChristenUnie haar vertegenwoordigers zou moeten en mogen selecteren;

b.      hoe de ChristenUnie hierbij ‘leven in een homoseksuele relatie’ waardeert.

Voor de commissie Cnossen was vraag a de hoofdzaak. Aanleiding voor commotie is echter vooral vraag b.

Hoewel de commissie deze vraag juist niet een status aparte wil toekennen, ontwijkt ze die ook niet. In het rapport laat hoofdstuk 4 zien hoe de “unieke betekenis en plaats van het huwelijk altijd een rode draad” geweest is bij de ChristenUnie. “Steeds is daarbij verwoord, soms expliciet, soms meer impliciet, dat alternatieve samenlevingsvormen niet in overeenstemming zijn met de normen van de Bijbel, ook niet als die gekenmerkt worden door liefde, trouw en verantwoordelijkheid voor elkaar” (blz. 13). Achter die lijn staat men. Helder, dunkt ons.

Daarom serveren sommige reacties het rapport te gemakkelijk af. De tijdgeest zou het bij de ChristenUnie gewonnen hebben; het rapport is vlees noch vis. Duidelijk is dat de ChristenUnie worstelt met een duivels dilemma. Dat tekent het rapport Cnossen. Het rapport wil zowel barmhartigheid bevorderen naar de homoseksuele medemens als de politieke geloofwaardigheid van partijvertegenwoordigers en de bestendigheid in principiële politieke inzet op het huwelijk, “door God ingesteld” als “relatie van één man en één vrouw” (blz.13). Het rapport zoekt een verantwoorde route om in dit smalle, bijbelse vaarwater principieel koers te houden. Tussen zandbanken door, en onder forse rukwinden van binnen en buiten de partij.

Ter discussie staat nu of de goede route bestaat uit de aanbevolen oplossing, dat een selectiecommissie iemands leefwijze dient mee te nemen in de totale afweging die zij maakt bij het opstellen van de kandidatenlijst. Juist hier verlangen velen meer helderheid en waarborgen. Dat zijn terechte vragen rond het selectieproces voor vertegenwoordigers (kern  a). Maar dat is iets anders dan suggereren dat de ChristenUnie meewaait met de tijdgeest, zoals hier zou blijken in het omgaan met homoseksualiteit (kern b). Het rapport ademt juist  hier overduidelijk een andere geest: de bestendige bijbelse lijn over huwelijk en seksualiteit.

Terzijde: zou dreigen met beëindiging lidmaatschap bevordelijk zijn voor een open discussie over de selectieroute? In het verleden is de ChristenUnie niet ten onrechte verweten, dat het ontbreekt aan een goede politieke debatcultuur. Nu gaat het over een elementair aspect van de politieke koers. De uitwerking naar vertegenwoordigers kan explicieter, maar laat de partij daarover dan de discussie aangaan. Dat mag scherp, maar blijf wel vrede-dienend, door discussie over kern a (de selectieroute) niet te belasten met suggesties over kern b (de bestendige bijbelse koers). De selectieprocedure vraagt om principieel debat; doen alsof het rapport in de bijbels-politieke visie op huwelijk en samenleven niet expliciet genoeg is, doet de opstellers geen recht – zie de hierboven en hieronder opgenomen citaten.

Waar het rapport te impliciet opereert, dat is waar het in theorie ruimte lijkt te laten voor kandidaten met een homoseksuele relatie om de partij te vertegenwoordigen. Materieel zien wij die ruimte in het rapport echter niet of nauwelijks. Het rapport Cnossen houdt juist inhoudelijk gericht koers: zonder onbarmhartigheid wil het de bestendige principiële lijn vasthouden rond samenlevingsvormen. “Daarbij heeft nimmer ter discussie gestaan dat in de Bijbel de seksuele omgang haar van God gegeven plaats heeft in de relatie tussen man en vrouw” (blz.14).

Die lijn vraagt van vertegenwoordigers om politieke geloofwaardigheid. Geloofwaardig optreden betekent niet alleen voor andere politici zeggen wat je doet en doen wat je zegt. Het rapport Cnossen wil vertegenwoordigers die staan voor dit principiële beleid van de ChristenUnie: mensen uit een stuk.

Het zijn selectiecommissies die erop toezien, dat zij zulke mensen selecteren. Zo werkt dat.  Maar aan die commissies kan de partij explicieter meegeven dat de bestendige lijn ten aanzien van het huwelijk (“één man en één vrouw”) plus de eis van politieke geloofwaardigheid, zich net zo min verdraagt met een leven in een homoseksuele relatie, als met ongehuwd heteroseksueel samenwonen. Hier kan de partij de conclusies van het rapport Cnossen explicieter verwoorden, en meer borgen. Nu blijft voor een deel van de achterban het rapport te impliciet. Bovendien leggen ook buitenstaander de vinger bij de dubbelheid dat het rapport in theorie ruimte lijkt te bieden, die er inhoudelijk niet is. Laat de ChristenUnie daarom in de zomermaanden nog eens de tijd nemen om de gewenste conclusies explicieter te formuleren.

De worsteling om in de selectieproblematiek zowel niet-discriminerende barmhartigheid te bevorderen als de bijbels-politieke huwelijksvisie te bestendigen, hoeft niet te leiden tot een onhelder principieel profiel. Wel vraagt het om een voorzichtige, prudente benadering, ook in discussies in en om de ChristenUnie. In een gebroken wereld open je niet elk gesprek met een frontaal standpunt. Wie harten wil bereiken, kan vaak beter eerst zoeken naar gemeenschappelijke grond onder de voeten, en rust. Dat vraagt onder meer tact. Laten alle betrokkenen oog hebben voor genoemde worsteling en de nodige wijsheid, in gebed, in debat, in houding en toon.

Jan Westert en Rob Nijhoff,

voorzitter respectievelijk beleidsmedewerker van de Mr. G. Groen van Prinstererstichting, het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie