Christenen moeten tweede stem leren zingen
Christenen moeten tweede stem leren zingen
16 april 2007
Zaterdag 14 april vond het voorjaarscongres van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie plaats. Het thema van het congres, "macht en overtuiging", was aanleiding tot heftige discussies over het bedrijven van christelijke politiek. Stefan Paas wees op de waardevolle, maar bescheiden bijdrage die bij christelijke politiek past: "De tweede stem zingen, hoger moet je als christenen niet inzetten in de politiek."
Op het zonovergoten congres ‘Macht en overtuiging’ zaterdag 14 april, daagde Stefan Paas niet alleen PvdA-kamerlid Paul Kalma en jurist Afshin Ellian uit, maar ook de ChristenUnie-achterban. In een overwegend niet-christelijk land blijft een christelijk geluid beperkt; wees reëel. Ook Ad de Bruijne, ’s middags, speelde de missionaire bal terug naar de kerken: harten van mensen bereiken is niet een taak van de politiek. Govert Buijs vulde in zijn reactie aan dat ‘de staat’ zich niet eens kan bekeren: de staat eet ook geen boterham; mensen doen dat. Eimert van Middelkoop sloot het congres af met zijn afscheidswoorden als curatoriumlid voor het Wetenschappelijk instituut van de ChristenUnie.
Het goede nieuws is, aldus Paas, dat het christelijk geloof macht ook helemaal niet nodig heeft om goed te functioneren. Integendeel, eerder. Het christendom was sinds Constantijn verslaafd aan macht als een alcoholist aan de fles. Maar die positie heeft het niet meer, al is het aardig wanneer christenen in een kabinet de vrijzinnige vriendjes scherp houden.
Het christendom is sinds Constantijn verslaafd aan macht als een alcoholist aan de fles.
Niet dat religie privé blijft: dan zie je Martin Luther King en Dietrich Bonhoeffer over het hoofd. Een taboe op religieuze argumenten is bovendien discriminerend. Wie zich op publieke bronnen zoals de bijbel beroept, argumenteert nog steeds begrijpelijk – ook voor wie de status van de bijbel of getrokken conclusies niet aanvaardt. Immers, het heilige en agressief verdedigde huisje van de persoonlijke zelfbeschikking aanvaardt ook niet iedereen. En tenslotte, het publieke debat zelf is al een bijdrage van het christendom aan de publieke ruimte. In een Germaanse samenleving moest men leren met woorden te vechten, in plaats van met wapens.
Niet alleen christenen in de politiek, ook de politiek zelf moet leren dat ze slechts een tweede stem zingt. Kwaad laat zich niet wegorganiseren. Augustinus maakte al duidelijk: in de kerk mag het over de ware vrede gaan, in de politiek streef je hoogstens een aardse vrede na. De wereld simpel indelen in goed en kwaad, zoals een ‘as van het kwaad’ of een ‘rijk van het licht’, dat is een nieuw manicheïsme, dan gaan er slachtoffers vallen. Juist de Verlichting heeft als uitlopers gevaarlijk radicale utopieën vertoont. Met haar optimistisch en veeleisend mensbeeld staat de Verlichting immers dicht bij de Islam.
Islam en Verlichting delen een optimistisch en veeleisend mensbeeld.
Paul Kalma waardeerde in zijn reactie het christelijk geloof als inspiratiebron voor de sociaaldemocratie. Maar niet als politieke grondslag. Je kunt er immers nog verschillende kanten mee uit. Bovendien leidden andere bronnen tot eenzelfde politiek program, en om dat program gaat het. Zo zag hij ook bij kosmopolitisch-libertairen als Femke Halsema hetzelfde besef van het menselijk tekort als bij Paas: huiver voor maakbaarheidsdenken deelt zij, zowel in liberaal marktdenken als in socialistische zin.
‘Lieve mensen, ik wantrouw jullie’, begon Afshin Ellian. ‘Als staatsjurist’, verduidelijkte hij. Want ook nazisme en stalinisme zag hij als religieuze politieke bewegingen, zij het ‘veraardst’ (geïmmanentiseerd). Wat gaat een politiek doen die vanuit een openbaring denkt, wanneer deze een meerderheid verovert? Bovendien, waarschuwde Ellian, debat komt niet door dialoog verder, maar door polemiek. Wie religie inbrengt in de politieke arena, stelt haar bloot aan spot en kleinering. Hou religie hoog, en dus erbuiten.
Wie religie inbrengt in de politieke arena, stelt haar bloot aan spot en kleinering.
Een panel van Paas, Kalma en Ellian sloot het ochtendgedeelte af. Kalma verweet Paas arrogantie in het claimen van christelijkheid voor allerlei goeds. Dat stoort juist de dialoog. Ellian verwees onder meer naar orthodoxe Joden in Antwerpen die zich volstrekt van politiek onthouden uit respect voor hun religie. Om vooroordelen te voorkomen, concludeerde Paas, kunnen we beter met dan over elkaar praten.
Na de middag zette de ethicus Ad de Bruijne een vergelijkbaar terughoudende toon door politiek ‘seculier’ te verklaren: het hoort bij deze wereld, en beoogt hoogstens een voorlopige gerechtigheid. Het is niet de bedoeling dat de kerk politieke vorm aanneemt. Maar de kerk mag juist als kerk overheden wel profetisch aanspreken. Niet de politiek maar de kerk moet de oproep laten klinken Gods geboden te respecteren. Ook dragen christenen individueel hun verantwoordelijkheid voor de samenleving. Dat kan bijvoorbeeld door zich te organiseren als partij, maar een bijbelse opdracht is dat niet.
Religieuze argumenten als ritueel grasrokje
De Bruijne leent ideeën van de engelse theoloog O’Donnovan hoe om te gaan met het einde van het ‘Constantijnse tijdperk’. O’ Donnovan kent wel het model van Kuyper, het ‘confessionele pluralisme’ – elke levensbeschouwing zijn inbreng in een argumentatief pluraal politiek spel –, maar ziet daarvan ook de problemen. Bijvoorbeeld dat het spel een uitwisseling blijft van machtsclaims, en de religieuze argumenten een ritueel grasrokje om dat te verstoppen. Grasrokjes verteren vanzelf.
Theologisch verwerkt O’Donnovan dat Christus nu al wel Koning is, maar vooralsnog ‘in het verborgene’. Concluderend beveelt de Bruijne daarom een ambachtelijke politieke stijl aan, ‘gewoon je eigenlijke werk doen’ als christen-politicus, zonder schuldgevoel dat je eigenlijk meer moet getuigen of oproepen Gods geboden na te leven.
In zijn reaktie gaf ook Govert Buijs aan wantrouwend te worden als een president ‘God bless you’ gaat roepen. De staat bekeert zich niet en eet geen boterhammen, maar draait om macht. Essentiëel voor een christelijke staatsvisie is juist dat de staat niet Gods is, machthebbers niet dichterbij God staan, en macht niet uitmaakt wat recht is.
In een publiek debat verrschrompelt een geloofsovertuiging opeens tot een mening.
Andersom moeten christenen eraan wennen dat in een publiek debat hun geloofsovertuiging opeens verschrompelt tot een mening. Niet dat in dit debat alleen argumenten tellen, want in de praktijk lijkt te winnen wie tranen trekt. En BNers hebben extra gewicht: die blijken met groot persoonlijk gezag te kunnen spreken over allerlei zaken. Cruijff over God, en zo...
De Bruijne, Buijs en Paas vulden elkaar op vragen vanuit de zaal vooral aan. Heeft de overheid een ‘cultuuropdracht’? Volgens De Bruijne zorgt de overheid alleen voor de voorwaarden dat anderen ‘cultuurwerk’ kunnen doen. Zijn bijbelteksten in een verkiezingsprogram zinnig, bijvoorbeeld ‘Let niet alleen op je eigen belang, maar ook op dat van anderen’? Van Buijs hoefde je in de politiek niet op die manier gemeenschappelijke grond te zoeken, maar ook niet met minder ‘soepele’ bijbelteksten te provoceren. Accepteer gewoon een verschil in geloof – en dan samen aan het werk. Regelmatig kwam mogelijke ‘islamisering’ ter sprake. Paas relativeerde dat proces, maar beval wel aan juist de democratische rechtsstaat als christelijk product overeind te houden. Dat is belangrijker dan 'christelijke boodschappenlijstjes afwerken'.
Motivatie is mooi in de politiek, maar motivering belangrijker.
Ter afsluiting van de congresdag kreeg minister Eimert van Middelkoop het woord. Hij schreef een aanbeveling in Stefan Paas’ politieke werk Vrede stichten. Ook hij benadrukte dat een christelijke gezindheid belangrijk is, maar onvoldoende. Ooit ving hij ergens op: motivatie is mooi in de politiek, maar motivering belangrijker. Bijna dertig jaar zat hij in het curatorium van het Wetenschappelijk instituut van de ChristenUnie. Zijn ministerschap betekent nu het afscheid daarvan. Hij beval het instituut aan niet eindeloos met termen als ‘antirevolutionair’ oude vijanden te blijven bestrijden, maar in te gaan op vragen van nu. Zoals de regeerbaarheid van een land vol middelpuntvliedende krachten. De voorzitter van het curatorium, Martijn van Meppelen Scheppink bedankte Eimert van Middelkoop en sloot het congres.
Naar aanleiding van het congres hoopt het Wetenschappelijk instituut een bundel uit te geven.