De brandweer als regionale spil?

De brandweer als regionale spil?

de brandweer als regionale spil.jpg

11 februari 2006 by Joop Alssema (burgemeester)

Sinds 1990 is het rijksbeleid gericht op kwaliteitsverbetering van de brandweerorganisatie. In onze samenleving nemen de risico´s, maar ook de complexiteit en de kwetsbaarheid in hoge mate toe. Evaluaties van rampen en zware ongevallen tonen steeds weer aan dat de organisaties van de hulpverleningsdiensten, waaronder de brandweer, verbeterd moet worden.

Het gaat er om de veiligheid van de burger en de hulpverleners te verhogen. De burger wenst een adequaat antwoord van de overheid als het gaat om het voorkomen en bestrijden van rampen. Gemeenten zoeken daarom naar verbetering van de eigen organisatie en samenwerkingsverbanden om zich voor te bereiden op de beheersing van risico en het bestrijden van de effecten hiervan.
 
Veiligheidsregio’s

Medio 2004 heeft het kabinet het beleidsplan Crisisbeheersing vastgesteld en in uitvoering genomen. Dit beleidsplan is niet gericht op het beheer van de diensten, maar op het beleid dat tot ontwikkeling en in uitvoering genomen moet worden. De veiligheidsregio moet het hart vormen van de crisisbeheersingsorganisatie. Het kabinet omschrijft de veiligheidsregio als een gebied waarin wordt samengewerkt door een aantal gemeentebesturen en diensten rond taken op het terrein van de brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening bij rampen en handhaving van de openbare orde en veiligheid. Met andere woorden: alle hulpverleningsdiensten moeten in een gebied samenwerken. Essentieel is de versterking van de bestuurlijke en de operationele regie in alle fasen van de veiligheidsketen. Het gaat in grote lijnen om: 

  • Het versterken van de gemeentelijke samenwerking op regionaal niveau. Het vergroten van de kennis en ervaring ten behoeve van brandweer en rampenbestrijding bij gemeenten. Door gemeentelijke samenwerking kunnen gemeenten beschikken over regionale capaciteit.
  • Het verbeteren van multidisciplinair optreden (politie, brandweer, geneeskundige diensten en gemeentelijke diensten) door slagkracht van de regionale besturen van brandweer en geneeskundige hulpverlening te bundelen in het zgn. regionale veiligheidsbestuur en het leggen van een verbinding met het regionaal college van politie. Dit vergroot de doorzettingsmacht van deze besturen.
  • Het gelijktrekken van het hulpverleningsniveau dat burgers geboden wordt, door een basisniveau aan kwaliteit en kwantiteit aan lokale en regionale brandweerzorg te realiseren.

De bestuurlijke samenwerking wordt vormgegeven in 25 veiligheidsregio’s in overeenstemming met de indeling van de politieregio´s. Een nieuw te vormen bestuur is verantwoordelijk voor beleid en beheer ten aanzien van de regionale brandweer, de geneeskundige dienst, de multidisciplinaire rampen en crisisbeheersing en het beheer van de gemeenschappelijke meldkamer. Het bestuur wordt georganiseerd volgens de lijnen van verlengd lokaal bestuur en dus vorm gegeven op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het regionale veiligheidsbestuur bestaat uit de burgemeesters van de in de regio gelegen gemeenten. Het bestuur wordt ondersteund door een directie, die in ieder geval bestaat uit de korpschef, de regionale commandant en de regionaal geneeskundig functionaris.
 
Om het beheer van de brandweer goed te kunnen regionaliseren vindt het kabinet het ook noodzakelijk dat de gemeentelijke brandweerofficieren in dienst komen bij de regio. Het gaat om kaderpersoneel dat zich bezighoudt met voornamelijk de preparatie en de repressie. Het kan op die manier vanuit een regionale context met de nodige kwaliteitswaarborging ten dienste staan van de gemeenten.
De structuur sluit in belangrijke mate aan op die van de politieregio’s. Het gezag blijft gemeentelijk – de burgemeester houdt hier de bevoegdheid – terwijl het beheer naar het regionale niveau wordt verplaatst. De regio krijgt doorzettingsmacht ten opzichte van de gemeenten. Het leidinggevende kader van de brandweer komt in dienst van de regio.
 
De gevolgen

Veel gemeenten hebben naast hun vrijwillige brandweerkorpsen, steeds meer brandweerdeskundigen in dienst genomen. Dit zijn vaak brandweerofficieren die de preventietaak en de preparatietaak uitoefenen. Tevens vindt controle, toetsing van de bouwaanvragen en het verlenen van vergunningen voor veilig gebruik plaats. Dit betekent dat de brandweer is ingebed en onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke organisatie.
Door deze inbreng is de veiligheid in de gemeentelijke processen verbeterd. Een integraal veiligheidsbeleid, pro-actie, preventie, preparatie en repressie, wordt zo op gemeentelijke schaal aan elkaar gesmeed.
Door de voorstellen van het kabinet wordt die inbedding doorbroken. Immers de brandweerofficieren zullen in regionale dienst komen. Natuurlijk zullen ze worden gedetacheerd bij de gemeenten. Maar zij blijven in regionale dienst en worden aangestuurd door de regionale commandant. De beleidsvrijheid wordt ingeperkt. Je kunt wel een mooi Integraal Veiligheids Plan hebben met daarin diverse lokale uitvoeringstaken voor de brandweer, maar als de regionale commandant iets anders wil dan heb je, als gemeente, het nakijken. Je hebt er net zo weinig over te vertellen als over de politie. Ook hebben de brandweercommandanten dan een dubbelfunctie. Zij zullen dan in een spagaat terecht komen. Dit komt de veiligheid niet ten goede.
 
Ik heb het nog niet eens over de hogere kosten die gemeenten aan de regio moeten betalen. Die zullen immers hoger zijn in verband met het in rekening brengen van het gedetacheerde personeel en de overheadkosten. De financiering van de veiligheidsregio’s is namelijk grotendeels lokaal, aangevuld met een derde brede doeluitkering aan de regio’s. Dat betekent dat elke gemeente verplicht is om geld te geven aan de veiligheidsregio’s. De gemeenten moeten dan wel voldoen aan centraal opgelegde kwaliteitseisen.
 
Dit geldt ook voor het nieuw te vormen veiligheidsbestuur. Dit bestuur krijgt veel taken. Er bestaat ook een mogelijkheid om de gemeenten een aanwijzing te geven indien een gemeentelijke brandweer niet voldoet aan de gemaakte kwaliteitseisen, zoals voor het oefenen en opleiden van mensen of voor investeringen in de gemeentelijke brandweerorganisatie. Dit kan tot gevolg hebben dat de positie van gemeenten en de burgemeester in zijn gezagsuitoefening bij de rampenbestrijding op een wankele basis komt te staan.
 
Alternatieven

Het kabinetsvoornemen grijpt sterk in de structuur, terwijl het vooral om knelpunten in de cultuur van samenwerking gaat. Regionale samenwerking kan ook binnen de huidige structuur een adequate rampenbestrijdingsorganisatie maken. Het is mogelijk om op basis van onderlinge samenwerking en op basis van vertrouwen de verantwoordelijkheid te dragen voor een effectieve brandweerzorg en rampenbestrijding in de gemeenten. Er kunnen afspraken gemaakt worden over een verantwoorde kwaliteitsstandaard in de gehele veiligheidsketen. Het is mogelijk om over het kwaliteitsniveau en over de gezamenlijk prestaties van de brandweerorganisaties bindende afspraken te maken.
 
Er moeten toch mogelijkheden zijn om gemotiveerd af te kunnen wijken van het voornemen van het kabinet. Arie Slob, ons Tweede Kamerlid heeft via een motie gevraagd om gemotiveerd te kunnen afwijken van het Kabinetsvoornemen. Deze motie spreekt uit “dat een verplichte regionalisering van brandweerpersoneel de vaak sterke inbedding van brandweerpersoneel in de gemeentelijke organisatie niet mag doorbreken en dat er om die reden ruimte moet komen voor een gemotiveerde afwijking van de regel dat een nog nader te bepalen deel van het lokale brandweerpersoneel in regionale dienst wordt genomen”.
Deze motie is door een grote meerderheid van de Kamer aanvaard. Opvallend is dat de minister op geen enkele wijze rekening houdt met deze motie.
 
Overigens constateer ik wel dat er verbeterpunten zijn bij de hulpverleningsorganisaties. Daarom heb ik geen bezwaar als Rijk en gemeenten een basiskwaliteit afspreken. Uitgangspunt moet dan zijn dat aan de gemeenten wordt over gelaten hoe ze dat willen bereiken. Het gaat te ver als de minister de gemeenten opnieuw beknot in de mogelijkheden en ze door de regio gedwongen worden in de keuzes hoe het gemeentelijke veiligheidsbeleid beleid tot uitvoering gebracht moeten worden. Het kabinetsbesluit is nadelig voor de lokale autonomie en zuigt de lokale beleidsfunctie leeg.