Energiebeleid mist stroomlijn

Energiebeleid mist stroomlijn

energiebeleid mist stroomlijn.jpg

16 december 2005 by Jacob Vreugdenhil (medewerker WI)

De urgentie van de energieproblematiek vraagt om een antwoord. We moeten daarom af van de ‘pappen-en-nathouden’ sfeer die rondhangt in het Nederlandse energiebeleid. Duidelijke keuzen voor een duurzame energievoorziening zijn nodig. Door het energiebeleid in stroomlijn te brengen met ambitieuze duurzaamheid- en besparingsdoelstellingen kunnen we die keuzen ook daadwerkelijk maken.

Urgentie
Olie, gas en later ook kolenvoorraden en -winning gaan niet eindeloos meer toenemen, stelde het jongste Energierapport Nu voor later van minister Brinkhorst (juli 2005). Het is goed dat de problemen gerelateerd aan het energievraagstuk niet worden uitgevlakt. Fossiele grondstoffen voor energieopwekking zijn per definitie eindig - terwijl de energievraag zelf oneindig is en groeit. Verder zijn er nadelige milieu en klimaat effecten, internationale afhankelijkheden leiden tot spanningen en geopolitieke conflicten, en er heerst ongekende energiearmoede in een groot deel van de wereld. In een notendop is hiermee de urgentie gegeven om aan te sturen op een meer duurzame energievoorziening, duurzaam in meerdere opzichten.
 
Duidelijke keuzen maken
Die urgentie die tot handelen moet aanzetten wordt misschien nog wel het meest bepaald door het morele argument: wij rijke landen hebben ons te houden aan een welvaartsniveau dat te delen is, dat internationale gerechtigheid mogelijk maakt. In ieder geval zijn er dus duidelijke keuzen gewenst als het gaat om besparing, remmen van het verbruik en het ontwikkelen van duurzame alternatieven. Het transitiebeleid dat de overheid heeft ingezet heeft de urgentie wel als startpunt, maar lijkt echte stappen te schuwen. Er wordt weinig ingezet op energiebesparing en energieverbruik wordt op geen enkele manier geremd. Er heerst een klimaat van pappen-en-nathouden met fossiele bronnen. Nodig is dat die sfeer van dralend beleid wordt doorbroken. Om te beginnen moet de overheid daarom ambitieuzer zijn in haar duurzaamheid- en besparingsdoelstellingen.
 
Stroomlijnen
Met de keuze voor transitie zitten we immers in een overgangsperiode. Nemen we dat gegeven serieus, dan is het nodig het energiebeleid ook te stroomlijnen. Dat wil zeggen dat er een consistente set maatregelen komt die concrete stappen naar een meer duurzame toekomst aantrekkelijker en ook makkelijker maakt. Het gaat er niet alleen om een norm en een tijdshorizont te stellen, maar de overheid moet ook daadkrachtig faciliteren. En dat kan beter, uitgaande van de huidige situatie. 
 
In een overgangsperiode is het niet goed op één paard te wedden. Om de diversiteit in de (alternatieve) energieopwekking te waarborgen en te stimuleren is er een gericht en gebalanceerd subsidiebeleid nodig. Hiermee zetten we breed in op de kansen van alternatieve vormen van opwekking. Want laten we het over aan de marktwerking bestaat er het risico van een technische (goedkope) monocultuur, die juist in een overgangsperiode vermeden moet worden. Anderzijds past ook geen disproportionele steun voor een enkel alternatief (bijvoorbeeld windenergie). Een sleutel tot de gewenste diversiteit is subsidiebeleid waarin een goede kosten/baten afweging een rol blijft spelen. Dit betekent niet dat we over de hele breedte het wiel zelf uit moeten vinden. Netwerken met ontwikkelingen in het buitenland, uitwisseling en gezamenlijk onderzoek zijn nodig voor het garanderen van diversiteit.
 
In het transitieproces is het vervolgens broodnodig dat innovatie en onderzoek gestimuleerd worden. Nederland loopt zeker niet vooraan op gebied van innovatie en duurzaamheid – kijk naar het non-gebruik van biodiesel in Nederland ten opzichte van onze buurlanden. Europese richtlijnen en Internationale afspraken prikken ons nu in de rug en vertellen dat we in beweging moeten komen.
Een nieuw elan is ook nodig voor energiebesparing. Onderzoeksbureau Ecofys berekende in opdracht van Greenpeace dat elektriciteitbesparing op een termijn van 6 jaar zelfs de bouw van een 1000 MW kolencentrale overbodig kan maken, en daarmee weer een potentiële, schadelijke uitstoot van CO2. Bovendien is het stimuleren van innovatieve ontwikkelingen voor energiebesparing gunstig voor Nederlandse bedrijven. Het blijft daarom een vraag waarom minister Brinkhorst maar zo spaarzaam inzet op besparing (naar 1,5% in 2012). Op deze manier wordt het besparingtempo al te gemakkelijk ingehaald door economische groei.
 
Lokale oriëntatie
We moeten ook kleinschaliger gaan denken over energieopwekking en –levering. Energievoorziening wordt op grote afstand van de uiteindelijke gebruiker georganiseerd - en wordt daarmee anoniem. Een locale oriëntatie helpt deze anonimiteit te keren. Duurzame energievoorziening op dorp- en stadwijkniveau is efficiënt in het wegvallen van (een deel van) het energietransport. Daarbij maakt het mensen bewuster als ze meer verantwoordelijkheid dragen voor de eigen energievoorziening. Voor subsidieregelingen betekent een lokale oriëntatie dat er mede een ombuiging komt naar lokale duurzame opwekking en voorziening.
 
Op weg naar een duurzame energievoorziening, moeten er ondertussen wel concrete stappen worden gezet. Het uitgangspunt moet dan niet alleen zijn dat we op weg zijn naar, maar ook op weg gaan met duurzame energie. Dit legt de prioriteit bij reeds beschikbare duurzame alternatieven in de energiemix voor vandaag.