Tijd om uit te stappen!

Tijd om uit te stappen!

tijd om uit te stappen.jpg

8 oktober 2005 by Esme Wiegman-van Meppelen (gemeenteraadslid)

Het prostitutiebeleid na de opheffing van het bordeelverbod

In het jaar 2000 is het bordeelverbod in Nederland opgeheven. Op dit moment vinden op allerlei bestuurlijke niveaus evaluaties van het prostitutiebeleid plaats. In het najaar van 2004 is het prostitutiebeleid in de Tweede Kamer geëvalueerd. In 2005 zal in een groot aantal gemeenten het prostitutiebeleid geëvalueerd worden.
Hoewel de situatie in elke gemeente weer verschillend is, blijken er wel grote overeenkomsten te bestaan in gesignaleerde knelpunten en schaduwzijden van het beleid.
De hygiëne in legale prostitutiebedrijven is als het goed is verbeterd, de brandveiligheid in bordelen zou op orde moeten zijn, maar aan daadwerkelijke aandacht voor de prostituees zelf heeft het ontbroken. Een groot deel van de prostitutiebranche is in de illegaliteit 'verdwenen'.
 
Het is opmerkelijk welke verwachtingen er in 2000 bij de vaststelling van het prostitutiebeleid heersten. Het Zwolse college van B&W bijvoorbeeld verwachtte dat het aantal seksinrichtingen zou gaan toenemen op het moment dat het bordeelverbod werd opgeheven en dat de prostitutiebranche daarmee uit de illegaliteit zou treden. Mede daarom werd er een maximumstelsel van tien vergunningen vastgesteld. De bestaande situatie werd met dit besluit geformaliseerd. Het argument van 'een zeker evenwicht tussen vraag en aanbod' speelde bij dit besluit een belangrijke rol. Uit deze verwachtingen blijkt het enorme vertrouwen dat de prostitutiebranche 'gezond gemaakt' zou kunnen worden en dat er genoeg vrouwen zouden zijn die vrijwillig aan 'de vraag' naar betaalde seks konden voldoen.
 
Evaluatie in Tweede Kamer

In het najaar van 2004 is het prostitutiebeleid in de Tweede Kamer geëvalueerd en zijn er aanvullende maatregelen genomen voor het bereiken van de doelstellingen die bij de opheffing van het algemeen bordeelverbod waren gesteld.
Met name de volgende knelpunten werden gesignaleerd:

  • lokale verschillen in het vastgestelde prostitutiebeleid met als gevolg: ‘Vuil water stroomt naar het laagste punt’;
  • onduidelijkheid over de bestuurlijke handhaving in zijn algemeenheid: wie doet wat?
  • (on)mogelijkheid bestuurlijke handhaving in verborgen en niet-locatiegebonden sectoren van de prostitutie (o.a. escortbranche);
  • verschuiving van legale naar illegale branche;
  • gebrek aan doorstroom van exploitanten in de branche;
  • arbeidsrelaties binnen de prostitutiebranche zijn onduidelijk vormgegeven;
  • beëindiging werkzaamheden wordt bemoeilijkt door het ontbreken van voorzieningen;
  • positie van prostituees is onvoldoende sterk om elke vorm van dwang of manipulatie uit te sluiten;
  • gezondheidsrisico’s;
  • het imago van de prostitutiebranche is slecht;
  • onzichtbaarheid en onvindbaarheid bij opsporing en vervolging;
  • gebrek aan opsporingsinformatie;
  • gebrek aan aandacht voor slachtoffers van mensenhandel;
  • beperkte capaciteit opsporing en vervolging;
  • gebrek aan informatie.

 
Kort samengevat komen de maatregelen en oplossingsrichtingen vanuit de Tweede Kamer hierop neer:

  • meer uniformiteit in het gemeentelijk prostitutiebeleid door modellen en handhavingsarrangementen toe te passen;
  • verbetering bestuurlijke handhaving (uitbreiden project Handhaven Op Niveau);
  • landelijk register voor escortvergunningen;
  • verduidelijking rol bestuur en politie in het toezicht houden;
  • loondoorbetaling bij ziekte, sociale zekerheid en uitstapprogramma’s;
  • subsidieregeling emancipatieprojecten;
  • preventie, verbetering test- en behandelvoorzieningen;
  • vergroten van aangiftebereidheid (anonimiteit en vertrouwen slachtoffer) en het bieden van perspectief;
  • grotere inzet van andere actoren/ketenpartners in aansluiting op politietaak;
  • landelijk dekkend netwerk van regionale steunpunten.

In het Plan van aanpak ordening & bescherming prostitutiesector dat besproken is in de Tweede Kamer wordt de volgende conclusie getrokken: ‘De prostitutie is geen ‘normale’ branche. Prostitutie is ook geen ‘gewoon’ werk, al is het maar omdat het zo rechtstreeks raakt aan de lichamelijke en psychische integriteit van mensen. Maar het is wel een vorm van werk die met de opheffing van het bordeelverbod en de daarbij gestelde doelen nadrukkelijk onderwerp van beleid is geworden. In dat beleid moet dus consequent als uitgangspunt worden genomen, dat prostitutie een vorm van arbeid is, maar tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met het bijzondere karakter van het werk en de bijzondere positie van de werkers.’
In deze conclusie proef je de krampachtigheid om koste wat het kost de gestelde doelen te bereiken en van het uitgangspunt uit te blijven gaan dat prostitutie een vorm van arbeid is, terwijl tegelijk wordt erkend dat van ‘gewone’ arbeid geen sprake kan zijn.
 
Hoewel geconstateerd wordt dat er behoefte is aan een landelijk dekkend netwerk van regionale steunpunten, en dat de positie van prostituees verbeterd dient te worden, gaat die constatering niet gepaard met doeltreffende maatregelen en subsidies om dat te realiseren. De Rode Draad (zelforganisatie voor prostituees) blijkt in werkelijkheid nog slechts als een los eindje te kunnen functioneren. De subsidie die in december 2004 vrij kwam, is net toereikend om een medewerker halve dagen te laten werken. De subsidie is gegeven onder de conditie dat men de belangenbehartiging terzijde zet en zich slechts richt op voorlichting aan de prostituees. De Mr. A. de Graafstichting (Instituut voor prostitutievraagstukken) zag zich vanwege geldgebrek genoodzaakt te stoppen. De Vereniging Vakwerk bestaat alleen in naam. Deze vakbond die op initiatief van de Rode Draad en onder de FNV-vleugel van de grond kwam heeft onvoldoende eigen inkomsten om in zelfstandigheid te (blijven) bestaan. De FNV stopt er geen financiën in en de overheid evenmin, want een vakbond wordt nu eenmaal niet gesubsidieerd.
(Ideële) stichtingen die zich richten op hulpverlening en het aanbieden van uitstapprogramma's zijn vaak grotendeels aangewezen op giften en vrijwillige inzet.
GGD's en Vrouwenopvanginstellingen worstelen met capaciteits- en tijdgebrek om de juiste zorg en opvang te kunnen verlenen aan (uitstappende) prostituees.
 
Manifest ChristenUnie

Ter voorbereiding op het debat in de Tweede Kamer heeft de (landelijke) ChristenUnie het initiatief genomen om een rondetafelgesprek te organiseren met een aantal instellingen voor hulpverlening aan prostituees. Vervolgens is een manifest opgesteld waarin een korte analyse van de trends en de effecten van de huidige praktijk en het nieuw ingezette prostitutiebeleid is opgenomen. Daarnaast bevat het manifest aanbevelingen voor beleidswijzigingen.
 
De verschillende hulpinstanties signaleren de volgende knelpunten: 

  • De minimumleeftijd: de leeftijdsgrens van 18 jaar maakt het moeilijk jeugdprostitutie effectief tegen te gaan.
  • Structurele voorlichtings- en preventieactiviteiten op scholen worden niet consequent/te weinig uitgevoerd.
  • Vrijwilligheid: de vraag wat de overheid precies verstaat onder ‘vrijwillige arbeid’ verdient een heel precies antwoord, omdat dit een centraal aspect vormt in het arbeidscontract. Veel vrouwen hebben geen keuze; zij zijn slachtoffer van tragische omstandigheden, misbruik of vrouwenhandel.
  • Expertisecentrum: het is van belang dat structureel een expertisecentrum in stand wordt gehouden dat dient als een centraal coördinatiepunt, om te voorkomen dat het wiel steeds opnieuw moet worden uitgevonden door de Nederlandse gemeenten.
  • Protocol 13: aandacht voor dit project voor minderjarige prostituees. Het plaatsen van meiden in een gesloten jeugdinrichting is een noodsprong, en geen punt dat landelijk nagevolgd moet worden. Veel beter is het speciale opvang te bieden voor deze doelgroep in plaats van de meiden te criminaliseren door hen in inrichtingen te zetten waar ook de loverboys (de daders) zitten!
  • Behoefte aan een Red light alarm: de mogelijkheden van prostituees of slachtoffers van Loverboys om contact te zoeken met hulpverleners, moet op een zo laagdrempelig mogelijke manier worden vormgegeven.
  • Uitvoering prostitutiebeleid op lokaal niveau: er moet duidelijk gemaakt worden wie het uitvoerende beleid op lokaal niveau coördineert en controleert. De verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur in het kader van bestuurlijke handhaving loopt vaak niet synchroon met bijvoorbeeld de politie en justitie (strafrechterlijke handhaving). Daarnaast hebben ook arbeidsinspectie, belastinginspectie en sociaal rechercheurs een eigen verantwoordelijkheid.

Het idee van een Red light alarm heeft een toezegging gekregen van de minister. Dit idee zal onderzocht worden of en hoe dit in de praktijk uitgevoerd kan worden.
De aanbeveling om de minimum leeftijd op te schroeven van 18 naar 21 jaar, strandt op algemene juridische argumenten en regels m.b.t. meerderjarigheid. Het is de consequentie van de legalisatie.
Het strafbaar stellen van klanten van illegale prostituees kan op een meerderheid in de Tweede Kamer rekenen. Het plan van aanpak schakelt de klant al in bij de signalering van illegaliteit. Veel hulporganisaties hebben hier echter wel vraagtekens bij, omdat het klantcontact de enige weg naar de buitenwereld is. Minister Donner heeft toegezegd dit punt nader uit te zoeken.
Het modelcontract wordt, als het klaar is, naar de Tweede Kamer gestuurd. Er zal over dit modelcontract nog worden overlegd. De zogenaamde vrijwilligheid zal hier zeker aan de orde komen.
Enkele maanden geleden is door de Tweede Kamer navraag gedaan of werkloze prostituees, die zijn uitgestapt, ook vervangend werk in de bordelen mogen weigeren, wat volgens de ChristenUnie en de organisaties wel zo logisch is. Minister De Geus heeft aangegeven dat werk in de prostitutie aan een werkzoekende als ‘passend werk’ kan worden aangeboden. De minister denkt dan aan mensen die eerder in de prostitutie zaten en ‘die tegen het werk geen dusdanige bewaren hebben van lichamelijke, geestelijke of sociale aard’. Het UWV (Uitvoering werknemersverzekeringen) kan deze mensen eventueel doorverwijzen naar een baan in de prostitutie. Volgens De Geus zal het ‘gelet op de aard van het betreffende werk in het algemeen wel eerder voorkomen dat de aanvaarding niet van de betrokkenen te vergen is dan bij arbeid van meer maatschappelijk geaccepteerde aard’. Het UWV zal bij de beoordeling van de vraag of dit werk passend is, ‘extra zorgvuldigheid aan de dag leggen’.
Verder zal minister Donner op aandrang van de Kamer meer aandacht besteden aan nevenverschijnselen van prostitutie en commerciële seks, zoals o.a. chatboxen (op internet) waar minderjarigen bij betrokken kunnen zijn. Ook de seksualisering van de samenleving als zodanig zal door Justitie onderzocht worden.
Tenslotte zal met name nog protocol 13 onder de aandacht gebracht worden en daarbij expliciet verwezen worden naar het manifest.
 
Aanbevelingen voor gemeentelijk beleid

Voor veel knelpunten geldt dat er landelijke oplossingen, eventueel wetswijzigingen en financiën moeten komen om op gemeentelijk niveau knelpunten en witte vlekken te kunnen aanpakken.
De grote uitdaging is om als ChristenUnie op gemeentelijk niveau datgene te doen wat binnen de mogelijkheden ligt om knelpunten op te lossen, eventueel in gezamenlijkheid met andere gemeenten in de regio. Denk daarbij aan de gemeenten waarmee de politieteams verbonden zijn.
Voor de gemeentelijke overheid (eventueel in samenwerking met andere gemeenten) is een voorwaardenscheppende rol weggelegd. Uitvoerende taken zouden door partners in het veld opgepakt moeten worden.
 
De situatie per gemeente is natuurlijk verschillend. Over het algemeen zouden wel de volgende aandachtsgebieden genoemd kunnen worden:
 
1. Afspraken m.b.t. het handhavingsbeleid
Het maken van afspraken met betrekking tot het handhavingsbeleid heeft alles te maken met de kerntakendiscussie tussen gemeente en politie. Uitgangspunt zou moeten zijn dat er duidelijkheid en evenwicht is in de verschillende takenpakketten van gemeente en politie. Een ander uitgangspunt is dat het beleid sluitend moet zijn.
Speerpunten:

  • uitvoering van het project Handhaven Op Niveau. Zoveel mogelijk aansluiten bij en overnemen van de landelijke best practices;
  • toepassing van de wet BIBOB;
  • Aanpak escortbranche (er is een wetswijziging nodig om escortbedrijven vergunningplichtig te maken, maar ook op andere manieren kan deze branche in de tang genomen worden – door bijvoorbeeld escortbedrijven via advertenties op te sporen);
  • Een sluitende aanpak vraagt wellicht om een uitbreiding aan capaciteit van politie.

2. Aanpak Loverboys
In veel gemeenten heeft de loverboy-problematiek in de afgelopen jaren bijzondere aandacht gekregen. Het is belangrijk dat de aandacht voor deze specifieke problematiek niet verslapt, ook niet als tijdelijke subsidiemaatregelen stoppen. Het blijft van belang de preventie en voorlichting voort te zetten. Kennis en ervaring van de afgelopen jaren moeten goed bewaard blijven. De aanpak van loverboys zou meer in de repressieve sfeer moeten worden getrokken. Nu is het vaak zo dat de aanpak van loverboys een bijzonder element binnen het jeugdbeleid is.
Daarnaast zou dezelfde aandacht die er nu is voor de hulpverlening en opvang aan slachtoffers van loverboys uitgebreid moeten worden naar de totale groep aan prostituees die (min of meer) onvrijwillig in de prostitutie werkzaam zijn.
 
3. Intensivering voorlichting en preventie
De huidige preventie en voorlichting vindt vooral op het gebied van loverboy-praktijken plaats, waarbij minderjarigen, docenten en ouders benaderd worden.
Andere vormen van preventie en voorlichting vinden niet of nauwelijks plaats. Te denken valt aan algemene voorlichting voor (volwassen) vrouwen. Ook onder meerderjarigen zijn risicogroepen te vinden. De prostituees zelf blijken vaak slecht op de hoogte te zijn van hun rechten en uitstapmogelijkheden
 
4. Uitbreiding gezondheidszorg
De GGD zou meer tijd en middelen beschikbaar moeten krijgen om de nodige gezondheidszorg aan prostituees te kunnen verlenen. Naast de reguliere vaccinaties zou er meer aandacht moeten worden besteed aan lichamelijk onderzoek, (geestelijke) gezondheidsklachten en risico’s. Een (regionaal opgezette) polikliniek vormt daarin een belangrijk onderdeel.
Het landelijk bekend geworden geval van TBC-besmetting door prostitutiebezoek toont aan dat aandacht voor gezondheidsrisico’s bij klanten niet buiten beschouwing mag blijven.
 
5. Opzetten (regionaal) steunpunt en (regionale) hulpverlening
De mogelijkheden van prostituees om contact te zoeken met hulpverleners moet op een zo laagdrempelig mogelijke manier worden vormgegeven. Een (regionaal) steunpunt zou een luisterend oor moeten bieden, kennis en informatie beschikbaar kunnen stellen, en doorverwijzen naar passende hulpverleningsinstanties. Voorbeelden van goede initiatieven om over te nemen/bij aan te sluiten:

  • Prostitutie Maatschappelijk Werk in Rotterdam: PMW zoekt door middel van veldwerk jongens, meisjes en vrouwen in de prostitutie op en doet hen waar mogelijk een hulpverleningsaanbod. Daarnaast biedt PMW deskundigheidsbevordering van hulpverleners, politie en andere betrokkenen op het gebied van signalering en doorverwijzing. (Drie specifieke onderdelen zijn: preventie, resocialisatietrajecten en deelname aan het Netwerk Mensenhandel Rotterdam-Rijnmond)
  • Stichting De Haven in Den Haag: vanuit christelijke inspiratie aandacht voor persoonlijke nood van prostituees en praktische hulp o.a. bij de wens tot uittreden.
  • Het Scharlaken Koord: vooral in Amsterdam actief en biedt o.a. hulpverlening aan prostituees. In Deventer is ook een kleine tak van deze christelijke organisatie actief.
  • Asja Leeuwarden: een opvangvoorziening voor meisjes en jonge vrouwen die de (gedwongen)prostitutie willen verlaten. Asja biedt minimaal drie en maximaal zes maanden opvang en begeleiding. De hulpverlening is gericht op de toekomst en biedt ook de mogelijkheid tot nazorg.

6. Ruimte bieden aan laagdrempelige initiatieven
In verschillende steden zijn ‘van onderaf’ initiatieven opgekomen door (kerkelijke) organisaties en/of vrijwilligers om prostituees te bezoeken of te ontvangen in zogenaamde ‘huiskamerprojecten’. Dit soort initiatieven bieden op een laagdrempelige manier vaak een luisterend oor en vormen voor prostituees een contactpunt met de ‘buitenwereld’. De ChristenUnie zou op lokaal niveau een stimulerende rol kunnen spelen om dit soort initiatieven mee te helpen te realiseren door gemeentelijk draagvlak te zoeken en eventuele gemeentelijke subsidies te geven.
 
7. Wijzigen maximumstelsel en vergunningverlening
Vanuit haar principiële uitgangspunten geredeneerd, zou de ChristenUnie het liefste een nul-optie willen toepassen bij de vergunningverlening aan prostitutiebedrijven. Bij de evaluatie en het opnieuw vaststellen van een prostitutiebeleid zou de ChristenUnie het echter niet slechts moeten laten bij het simpelweg uitspreken van de wens tot een 0-optie.
Door enerzijds in te zetten op een sterk handhavingsbeleid en anderzijds op een goed hulpverleningstraject en goede voorlichting valt meer te bereiken en terug te dringen dan slechts een afkeurend oordeel te vellen over het gevoerde beleid.
 
Tijdens mijn onderzoek naar het Zwolse prostitutiebeleid sprak ik met een Zwolse bordeelhouder. Hij was verbaasd dat juist de ChristenUnie dit onderwerp oppakte en contact met hem zocht, terwijl de ‘grote voorvechters’ van de opheffing van het bordeelverbod, namelijk PvdA, D66 en VVD het lieten afweten. Hij had eerder déze partijen aan zijn deur verwacht.
De man verhuurt ‘kamers’ en de zaken liepen niet zo goed, omdat het moeilijk concurreren is met de illegaliteit. Hij had zijn zaken keurig op orde: een kamer had hij moeten afstaan voor een veilige brandroute en de GGD controleerde geregeld de toiletten op hygiëne. Geen mens had echter in de afgelopen jaren aan de ‘kamerhuurders’ gevraagd of ze daar nu echt vrijwillig ‘werkten’ en of ze niet liever zouden willen uitstappen …

Literatuur

  • Startnotitie prostitutiebeleid, Zwolle, 14-02-2000.
  • Prostitutiebeleid in Zwolle, Zwolle, 10 augustus 2000.
  • B&W-voorstel Prostitutiebeleid, vaststelling nadere regels, Zwolle, 26-07-2000.
  • B&W-voorstel Prostitutiebeleid, vaststelling nadere regels, Zwolle, 24-10-2000.
  • Manifest: Red Light Alarm. Een kritische beschouwing van het Plan van aanpak prostitutiebeleid, opgesteld door een elftal hulpinstellingen voor prostituees. Amsterdam, december 2004
  • Munitie tegen prostitutie. Zwolle, notitie GPV-fractie, 2000.
  • Plan van aanpak ordening & bescherming prostitutiesector, Den Haag, Tweede Kamer, juni 2004.
  • Stoppen. Wegwijzer voor uittredende prostitué(e)s en dan …Rotterdam, Stichting Humanitas, Prostitutie Maatschappelijk Werk.
  • Websites Handhaven op Niveau, de Rode Draad, het Scharlaken Koord

Door drs. E.E. (Esmé) Wiegman-van Meppelen Scheppink, gemeenteraadslid in Zwolle. De Zwolse ChristenUnie-fractie heeft met het oog op de evaluatie van het Zwolse prostitutiebeleid in het najaar van 2005 een notitie opgesteld, waarin na een kleine analyse van het huidige prostitutiebeleid aanbevelingen worden gedaan voor een beleid na 2005.