Bezuinigen op defensie

Bezuinigen op defensie

8 oktober 2005 by Sijmen Breedveld (doctorandus)

Toen André Rouvoet in het praatprogramma Barend & Van Dorp in september 2004 uitlegde waarom hij niet tegen de bezuinigingen ging demonstreren op het Museumplein, kreeg hij van de interviewers de gratuite en misschien juist daarom zo veelzeggende Pavlov-reactie : “maar meneer Rouvoet, ik begrijp het niet, waarom bezuinigt u dan niet liever op defensie of zo?” Ook de ChristenUnie, die bij de laatste verkiezingen geen bezuinigingen op defensie in haar programma had staan, moet zich kennelijk hiervoor verantwoorden.

Het defensiebudget is al sinds de val van de Berlijnse Muur in 1989 aan een eigen vrije val bezig. Gemeten als percentage van het Bruto Nationaal Product, wat een kengetal oplevert dat de draagkracht van een economie en daarmee ook de solidariteit tussen NAVO-bondgenoten weerspiegelt, daalden de defensieuitgaven van 3,1% in 1989 tot iets meer dan 1,5% in 2004. Dat is een halvering van het percentage in een tijdbestek van 15 jaar. Dat is ook ruim onder het huidig Europese NAVO-gemiddelde van 2%, een besteding waartoe ook de nieuwe Oost-Europese lidstaten van de NAVO opgeroepen worden. En dat voor een land dat leeft van het internationale handelsverkeer en meer dan gemiddeld baat heeft bij stabiliteit elders in de wereld.

 
Vredesdividend
In het politieke taalgebruik van het eind van de vorige eeuw heet dat ‘het innen van vredes­dividend’. Het is waar: de grote dreiging uit het Oosten is verdwenen. Maar reeds in de Defensienota 1991 moest de Nederlandse regering concluderen dat de Iraakse inval in Koeweit en de oorlog in de Golf de “illusie”[1] van een wereld zonder crises en gewapende conflicten verstoord hadden. Van een wereldwijde “koude” oorlog kwamen we terecht in een reeks van min of meer lokale “hete” oorlogen. En inmiddels zijn we vele vredes­operaties verder, de laatste jaren bovendien nog aangevuld met (de dreiging van) grootscheepse terroristische aanslagen.
 
Een opmerkelijke parallel met de bedrijfseconomie dringt zich op. Grote ondernemingen hanteren een dividendbeleid, dat een zekere continuïteit waarborgt, in de wetenschap dat de aandeelhouders daar prijs op stellen. Achtereenvolgende Nederlandse regeringen lijken ook een continu vredesdividendbeleid na te streven: van de prioriteitennota van het derde kabinet-Lubbers, via de hoofdlijnennotitie van Paars, tot de taakstellende bezuinigingen van Balkenende-I, die momenteel nog na-echoën.
Tegelijkertijd is het verschil met het bedrijfsleven dat taakstellende bezuinigingen op defensie achteraf plegen te worden onderbouwd, bijvoorbeeld met de Strategische Toekomst Discussie van minister De Grave. In het bedrijfsleven is aan ondernemingen die eerst hun budget bepalen en daarna een bijpassende strategie zoeken doorgaans geen lang leven beschoren. De enorme kapitaalvernietiging bij defensie, met als schrijnendste voorbeeld het afstoten van zes in alle opzichten waardevolle Apache-gevechtshelikopters, waarvan de laatste pas in 2002 was afgeleverd, blijft echter zonder politieke gevolgen.
 
Nieuwe krijgsmacht
Het siert in elk geval de huidige minister van defensie Kamp, dat hij ruiterlijk toegeeft dat de bezuinigingen van het eerste kabinet Balkenende “uitsluitend waren ingegeven door de straffe economische tegenwind”[2]. In 2003 werd door minister Kamp de koers voor de komende jaren uiteengezet. Het doel is om in 2007 een hernieuwd evenwicht tussen omvang, samen­stelling en uitrusting van de krijgsmacht en de beschikbare financiële middelen te hebben bereikt. Achteraf werd bij de beschikbare middelen in het regeerakkoord van het eerste kabinet Balkenende een passende krijgsmacht en een passend ambitie­niveau gezocht. Dit behelsde onder meer het bijna ongemerkt verlagen van het ambitieniveau van vier naar drie vredesoperaties, waarmee deze “ambitie” in evenwicht werd gebracht met de realiteit van het beschikbare budget.
 
De contouren van de nieuwe krijgsmacht zijn inmiddels (in 2003) geschetst, waarbij tenminste twee trendbreuken zijn opgetreden, die op zich positief te waarderen zijn. Ten eerste is er eindelijk voor gekozen om de kaasschaaf, na meer dan tien jaar intensief gebruik en naarstig zoeken naar doelmatigheidswinst, links te laten liggen. Minister Kamp heeft een aantal ingrijpende keuzes gemaakt en dat was noodzakelijk. Deze keuzes zijn mede afgewogen aan de bestaande materieeltekorten en –overschotten binnen de NAVO en de EU. Ten tweede is een einde gemaakt aan de scheefgroei in de financiële huishouding, waarin de exploitatie een steeds groter deel ging uitmaken van de begroting, ten koste van de noodzakelijke investeringen.
 
Ondertussen draaien de reorganisaties, die van de laatste bezuinigingen het noodzakelijk gevolg zijn, op volle toeren. Er moet echter nog veel gebeuren tot het beloofde hernieuwd evenwicht in 2007 is bereikt. Met de invoering van een een­hoofdige leiding onder een Commandant Der Strijdkrachten (CDS) op 5 september jongstleden is dit traject nog allerminst afgerond. Niet formeel: als een van de grootste werkgevers van Nederland zo grootscheeps reorganiseert, duurt het even voordat de gewenste personele situatie is bereikt. De afslankingen in personeel gaan dan ook door tot ver in 2007. En ook niet informeel: de nieuwe gewenste “corporate bedrijfscultuur” is ook niet van de een op de andere dag gerealiseerd. In de tussentijd verdient het personeel de waardering van het publiek èn de politiek. Niet alleen in de toespraken tijdens een werkbezoek op een verre compound of bij de medailleuitreiking na afloop van een missie. Maar vooral in een consistent beleid. En in een adequaat antwoord op de conclusie van de nieuw aangetreden CDS dat de rek er uit is en je niet langer “gaten met gaten kunt vullen”. [3]
 
Personeel
Het personeelsbestand van het ministerie van defensie is tussen 1989 en 2007, mede dankzij de afschaffing van de opkomstplicht, gehalveerd van 130.000 tot 65.000 mensen. Vele trouwe medewerkers, die ooit een baan voor het leven hadden gekozen, hebben inmiddels, vaak met pijn in het hart, elders een goed heenkomen gezocht. Sommigen moeten dat nog steeds doen. Het is intussen relatief eenvoudig bezuinigen op het ministerie van defensie, met zijn doorgaans loyale mede­werkers, die niet snel zullen demonstreren op het Malieveld, of publieksacties (kunnen) ondernemen. De bezuinigingen raken vooral het personeel van defensie zèlf, in hun motivatie of in hun werk­gelegen­heid. Defensie ontbeert dan ook een eigen achterban of lobbygroep bij de politiek of de media. Slechts incidenteel mobiliseert een economisch zwakkere regio, zoals Twente of de kop van Noord-Holland, steun voor zijn lokale werkgelegenheid.
 
De Koninklijke Vereniging van Marine Officieren wijdde recent een essaywedstrijd aan het veelzeggende thema “Defensie: op zoek naar de sympathie van een onverschillige natie” [4]. Verschillende scribenten onderscheidden een bij voorkeur incidentgerichte verslaggeving door de media (Srebrenica, fotorolletjes, Eric O, te dure JSF). Daarbuiten weet defensie te weinig te appelleren aan gevoelens van trots van de gemiddelde Nederlander. Reportages over een fregat voor de kust van New Orleans, of zandzakken vullende militairen aan de Maas ten spijt. Te ver of te onbekend. En te snel weer naar de achtergrond verdrongen door die onderwerpen, die direct aan de eigen portemonnee of de eigen veiligheid op straat raken.
 
ChristenUnie
De ChristenUnie heeft zich in het verleden consequent positief opgesteld ten opzichte van de krijgsmacht. Die houding verdient voortzetting. En dat betekent vooral waardering voor het loyale personeel dat in moeilijke omstandigheden gevaarlijk werk verricht. Tegelijkertijd houdt dat in dat het niet langer acceptabel is dat defensie als sluitpost op de begroting wordt gehanteerd. De ChristenUnie dient zich er sterk voor te maken dat vooraf taken, ambitie­niveau en bijbehorende middelen worden vastgesteld. Het hernieuwd evenwicht in 2007 is wel het minimum dat van de politiek mag worden gevraagd. Vervolgens dient dat hernieuwd evenwicht ook actief te worden bewaard. Langer dan (het geheugen van) één kabinets­periode en in overeenstemming met onze internationale verplichtingen!

Noten
[1]Defensienota 1991, pag.5.
[2] Militaire Spectator 4-2004, pag.198.
[3] Generaal Berlijn in de Volkskrant van 11 augustus 2005.
[4] Marineblad april 2005 en mei 2005.

Door drs. Sijmen Breedveld, van 1983 tot 2004 in dienst bij Defensie
 
Gepubliceerd in DenkWijzer 2004, 4