Agendabepaling tussen rijk en arm

Agendabepaling tussen rijk en arm

agendabepaling tussen rijk en arm.jpg

11 juni 2005 by Jacob Vreugdenhil (medewerker WI)

De Derde Wereld – een dubieuze aanduiding. Mag ik raden? U dacht aan een uitgehongerde moeder met haar kind, peuters met bolle buikjes, conflicten, coups, corruptie, dictators, genociden, AIDS, natuurrampen. Deze symbolen bevolken ons achterhoofd en ze bewegen ons van tijd tot tijd tot het uitschrijven van een cheque.

Van drieën één

Toch moet ook dat andere gezegd worden: de waardigheid en prestatie van mensen die het uithouden met beperkte mogelijkheden en desondanks vitaal blijven. De problemen van deze wereld die gedragen worden met een levenskracht en oneindige hoop op een beter leven, die respect opeisen. Ook dat is de Derde Wereld.
Door de eenzijdigheid die onze blik op ontwikkelingslanden kenmerkt, is het gevaar aanwezig dat hierdoor voor ons, levend in de ‘Eerste Wereld’, inderdaad een àndere wereld ontstaat, ver weg. Daar zijn mensen vooral slachtoffers, die voor enige kwaliteit van leven bungelen aan de goedgeefsheid van rijke Westerlingen. Met slachtoffers hebben we medelijden.
Maar mensen in ontwikkelingslanden zijn niet slechts object van allerhande ellende, maar zijn subjecten in een wereldsamenleving – dezelfde als waar wij deel van uitmaken. Er is maar één wereld en die wordt gedeeld door arm en rijk. Het grote probleem is, dat we met een chronische ongelijkheid te kampen hebben. Een ongelijkheid die we doorgaans wijten aan ‘de ontwikkelingsproblematiek’.


Ontwikkelingsproblematiek: waar hebben we het over?
 
  • Allereerst is er de armoedecrisis. Dit kan gezien worden als kernprobleem van onderontwikkeling. Het gaat dan om een brede, ook niet-economische interpretatie: lijden, machteloosheid, honger, ziekten (de AIDS crisis), lage inkomens, ontmenselijking, slechte sociale relaties, onveiligheid, lichamelijke zwakte en kwetsbaarheid.
  • De voedselcrisis is een tweede karakteristiek. Volgens de FAO leed 17% van de bevolking in ontwikkelingslanden in 2001 aan ondervoeding, bijna 800 miljoen mensen.
  • Als derde de politieke crisis, in het huidige ontwikkelingsdebat aangeduid met slecht bestuur (bad governance) Het gaat dan om gebrek aan / afwezigheid van transparantie, democratisch gehalte, lokale inspraak, participatie van de civil society en respect voor mensenrechten en milieu.
  • De financiële crisis is een vierde element. Torenhoge buitenlandse schulden drukken het budget van overheden, die aan rente en aflossing een zware dobber hebben.
  • Dan is er de economische crisis: de positie van derde wereld landen op de wereldmarkt. Enerzijds wordt ontwikkelingslanden nu weinig marktruimte geboden, anderzijds vallen arme landen bij rücksichtslos liberaliseren buiten de boot door gebrek aan concurrentiekracht.
  • Dan de ecologische crises: de toenemende druk op het klimaat, milieu, de hulpbronnen, de duurzaamheidstatus van ecosystemen.
  • Ten slotte de vluchtelingencrisis. Hoewel dit tijdelijke fenomenen zijn, houdt de problematiek vaak lang aan. Volgens de vluchtelingen organisatie van de VN (UNHCR) waren er in 2004 ruim 17 miljoen vluchtelingen en ontheemden.


Verder na Abraham

Dé ontwikkelingsproblematiek bestaat overigens niet. Wel kennen veel arme landen vergelijkbare karakteristieken (zie tekstkader). In de ruim vijftig jaar dat ontwikkelingssamenwerking nu oud is, is vanuit verschillende visies geprobeerd een effectieve response te vormen op de problematiek. Ons decennium wordt vervolgens gekenmerkt door groeiende kritiek, in Nederland maar ook daarbuiten: wat zijn we nu, na vijftig jaar, uiteindelijk opgeschoten? Heeft hulp wel zin? Een direct gevolg van deze ‘mid-life crisis’ is een toenemende nadruk op effectiviteit en efficiëntie, en het zichtbaar willen maken van de resultaten (‘dan zullen we laten zien dat het zin heeft’). Daar hebben we nu volop mee te maken. Goede intenties, caritas en de giftencultuur laten we achter ons; het gaat nu om harde doelstellingen, indicatoren en beweging in de cijfers. ‘Aid’ heeft iets van ‘business’ gekregen.
Deze reactie vindt een methodische uitweg in de Millennium Development Goals (MDG’s), die voor 2015 de resultaten al hebben vastgelegd (zie tekstkader). Een ander gevolg is het coherentiestreven dat dikgedrukt op de agenda staat. Want tegenstrijdigheden tussen verschillende beleidsvelden doen ontwikkelingsinspanningen teniet. In 2003 kwam bijvoorbeeld een gezamenlijke notitie uit van de ministers Veerman en Van Ardenne over hoe landbouw en ontwikkelingsbeleid beter samen kunnen gaan. Coherentie betekent een effectiviteitslag. Verder worden stringentere voorwaarden gesteld aan hulp (good governance) om bodemloze putten te vermijden: we willen onze euro’s horen vallen. En er wordt ingezet op multilaterale kanalen om internationale samenwerking zoveel mogelijk te bundelen en coördineren. Ontwikkelingssamenwerking vanuit Nederland heeft de kritiek niet aan zich voorbij laten gaan en lijkt vastbesloten de crises te overleven.
 
Mondialisering en verharding

Veranderde de response op het ontwikkelingsvraagstuk over de decennia heen, de problematiek bleef ook niet dezelfde: de economische crisis verdiepte zich, de ecologische crisis ‘diende zich aan’, de internationale schulden stapelden zich op en het HIV-virus explodeerde. Daarbij is door de jaren heen meer inzicht verworven: armoede blijkt bijvoorbeeld vooral een vrouwelijk gezicht te hebben, juist vrouwen zijn er vaak het ellendigst aan toe. Door deze dynamiek worden we in ons tijdvak geconfronteerd met een totaal-problematiek die een eigen karakter draagt.
Dat is temeer het geval omdat we te maken hebben met een ‘nieuwe’ factor die van invloed is: mondialisering.[1] De toenemende interactie op internationaal vlak lijkt de verstrengeling van (ontwikkelingsproblemen op) micro en macroniveau te intensiveren.[2] Zo kunnen lage wereldmarktprijzen of een verkeerd (beïnvloedt) nationaal beleid lokaal vicieuze cirkels van armoede en honger in gang zetten. Omgekeerd kunnen de vraagstukken op lokaal niveau bijdragen aan nationale ontwikkelingsproblemen en een falend bestuur wat weer resulteert in een ineffectief optreden binnen internationale onderhandelingen. Vanwege het toenemende belang van internationale participatie worden factoren die dat bemoeilijken of verhinderen vergroot. Waar we bovendien mee te maken hebben is de ‘paradox van de insluiting’: mondialisering sluit in eerste instantie (landen, culturen, marktpartijen) in, maar eenmaal deel van het systeem treedt een uitsluitingsmechanisme in werking. Dit is een reëel gevaar voor de armere ontwikkelingslanden op een neoliberale, vrije markt; bij tekortschietende concurrentiekracht blijft non-participatie over.[3] Mondialisering brengt een verharding van de economische en armoedecrisis.

De Millennium Development Goals
 
Hier volgen de thema’s, die per doelstelling zijn voorzien van gedetailleerde indicatoren.
 
In 2015 is er:
  1. Een halvering van extreme armoede en honger
  2. Universele toegang tot primair onderwijs
  3. Gendergelijkheid, en empowerment voor vrouwen gerealiseerd
  4. Een sterke afname van kindersterfte
  5. Een sterke afname van moedersterfte
  6. Een halt toegeroepen aan HIV/AIDS, malaria en andere ziekten
  7. Een duurzaam milieu gewaarborgd
  8. Een mondiaal partnerschap voor ontwikkeling gesloten

Vereende krachten en nieuw toekomstgeloof

Daar is niet alles mee gezegd. Mondialisering biedt namelijk ook nieuwe kansen. Er is een verdere internationalisering van inspanningen mogelijk: het samenbundelen van krachten en bijeenbrengen van expertise. De al genoemde MDG’s staan op de internationale agenda. Niet eerder was er een dergelijk omvattend commitment in de strijd tegen armoede – wat overigens niet wil zeggen dat we niet in het internationale gebruik vervallen om op papier toezeggingen te doen en vervolgens verder te leven alsof onze neus bloedt.[4] In het kielzog van de MDG’s kwam recent een rapport uit van de Amerikaanse econoom Jeffrey Sachs, dat hij schreef na een studie in opdracht van de VN: Investing in Development. A practical plan to achieve the Millennium Development Goals. Conclusie: voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid bestaat de mogelijkheid de armoede op te lossen. Zowel het geld, de expertise als het instrumentarium is daarvoor aanwezig. Het wachten is op politieke wil en actie.
Eerder, in 2004 al, kwam een groep topeconomen na een serie studies met een lijst van ontwikkelingsinitiatieven, gerangschikt naar efficiëntie, naar opbrengst dus voor de armen in de wereld per geïnvesteerde euro of dollar. In deze Copenhagen Consensus (zie tekstkader) liet ‘de wetenschap’ al zien dat het armoedeprobleem heel goed is aan te pakken, en nog efficiënt ook! Een soortgelijke ‘We-can-do-it uitstraling’ kenmerkt het rapport van de Britse Commission for Africa. Dit rapport voedt Blair’s Agenda, die volop media aandacht krijgt. Het gaat o.a. om een substantiële verhoging van het ontwikkelingsbudget in rijke landen (naar de ooit afgesproken 0,7%), massale schuldkwijtschelding voor arme landen, en handelsliberalisatie voor landbouwproducten. Op zich niets nieuws dus, of toch wel, want nu lijkt de politieke wil er te zijn. Blair en zijn minister van financiën Gordon Brown voeren volop campagne om zoveel mogelijk politieke armslag achter zich te scharen.
 
En er wordt meer campagne gevoerd. Op het Wereld Sociaal Forum, eind januari gehouden in Porto Allegre, Brazilië, is een nieuwe mondiale(!) campagne gelanceerd met de naam Global Call to Action against Poverty (GCAP). Van gebakken lucht naar actie, is het devies. Het GCAP is een mondiale alliantie van honderden sociale, culturele en kerkelijke organisaties die het grote publiek bewustmaken van de neteligheid van de situatie en politieke leiders onder druk zetten de gedane beloften na te komen.[5] Men richt zich op belangrijke bijeenkomsten in 2005, zoals de bijeenkomst van de G8, de groep van rijke landen die Blair in juli ontvangt, en de eerste MDG-evaluatie in VN-verband komende september. En niet te vergeten de decemberbijeenkomst van de wereldhandelsorganisatie (WTO) in Hong Kong, waar onderhandeld wordt over verdere liberalisering van de wereldhandel en de positie van arme landen. In talrijke landen zullen deelnemers van de GCAP eigen campagnes voeren, van de ‘Make poverty History’ campagne in de UK tot de wereldwijde (christelijke) ‘Micah Call’ en van de aandacht voor Fair Trade tot de nieuwe MDG-campagne ‘Maak het waar. Armoede de wereld uit’ in Nederland. In actie kringen zingt het rond: 2005, jaar van de omslag!

De prioriteitenlijst van de Copenhagen Consensus

  Categorie Voorstel
 Zeer goed 1. Besmettelijke ziekten HIV/AIDS preventie
2. Honger en ondervoeding Verstrekking voedingssupplementen
3. Handelshervormingen Liberalisering
4. Besmettelijke ziekten Aanpak van malaria
 Goed 5. Honger en ondervoeding Nieuwe landbouwtechnieken
6. Water en sanitatie Kleinschalige watertechnologie
7. Water en sanitatie Lokaal watermanagement
8. Water en sanitatie Effectief watergebruik in de landbouw
9. Bestuur Startende ondernemers helpen
 Redelijk 10. Migratie Lagere barrières voor geschoolden
11. Honger en ondervoeding Aanpak ondervoeding bij kinderen
12. Honger en ondervoeding Aanpak ondergewicht pasgeborenen
13. Besmettelijke ziekten Verbeteren basiszorg
 Slecht 14. Migratie Scholingsprogramma’s laag opgeleiden
15. Klimaatverandering Optimale CO2-tax
16. Klimaatverandering Kyoto-protocol
17. Klimaatverandering ‘Value at risk’ CO2-tax


Een nieuwe wind: vanwaar komt zij...?

Al met al lijkt het nieuwe millennium te beginnen met nieuw optimisme, ondanks het feit dat de armoedeproblematiek meer weerhaken heeft gekregen en de zin van de hulp zelf im frage is gekomen. Is het door het besef van urgentie dat zich opdringt, of door een schuldgevoel ten opzichte van de al maar toenemende welvaart? Wordt er in een ‘erop-of-eronder-gedrevenheid’ harder gelopen om uit handen te blijven van kritische geesten en sentimenten? Of moeten we voor het nieuwe ‘optimisme’ achter de schermen kijken, en tot de ontdekking komen dat het een scoringsdrift is die zich van politieke leiders meester maakt? Want de strijd tegen armoede vangen we, zoals we zagen, niet meer aan met goede intenties, maar met meetbare doelstellingen die op een conto te schrijven zijn. Iedereen, van Kofi Annan en Bush tot Chirac en Blair[6] wil graag herinnerd worden als de politicus die de ruggengraat van armoede brak.
Wat we met zekerheid kunnen vaststellen is dat de mondiale civil society een toenemend zelfbewustzijn aan de dag legt; in de laatste jaren hebben duizenden NGO’s en maatschappelijke organisaties elkaar weten te vinden, over de grenzen heen. Wereldwijde allianties leveren en delen informatie, voeren campagne en lobbyen; met elkaar vormen ze een stem die politieke leiders appelleert, of dezen nu willen scoren of niet.
 
Komt er echt beweging in de strijd tegen armoede? Dat valt nog te bezien, hoewel er hoopvolle ontwikkelingen zijn. Politici maken aanstalten. Er is een internationaal framework van doelstellingen en indicatoren (hoe onrealistisch sommigen die ook vinden), inclusief geplande evaluaties. Er is een assertieve derde-wereld-beweging om besluitvormers bij de les te houden. En dan de ontwikkelingslanden zelf die in toenemende mate een vuist weten te maken (zoals de G20) in internationale fora.
 
… en waar gaat ze naar toe?

2015. Dat is in ontwikkelingsland het magische jaar: dan gaan we zien dat we niet alleen onze goede bedoelingen hebben behouden, maar onderweg zijn – zo niet halverwege – armoede de das om te doen. En dit keer hebben we overtuigende cijferoverzichten, zwart op wit. We zullen dan zien hoeveel wil er bij Sachs’ wetenschap gevoegd is, dat armoede is op te lossen. Geloven we hierin? We kunnen nu de discussie voeren hoe realistisch de MDG’s zijn, of hoe solide de optimistische VN-rapporten. Maar moet dit alles ons niet bewegen voorvragen te stellen bij wat wij ‘ontwikkeling’ zijn gaan noemen? Want stel u voor: in 2015 volgen alle kinderen basisonderwijs, sterven er aanzienlijk minder moeders en kinderen en is het HIV/AIDS virus een halt toegeroepen. Dat zou een gezegende prestatie zijn! Aan de inspanningen hiervoor moeten we niets af doen. Maar zijn we er dan? Ongetwijfeld nee. Tegen die tijd zal er weer een nieuwe agenda zijn, zolang structuren en mondiale verhoudingen ongewijzigd blijven. Er is meer nodig dan armoedebestrijding, op het vlak van de oorzaken zelf. Iets structurelers. Een response ‘van elders’ is nodig. De vraag dringt zich op: waar willen, waar moeten we uiteindelijk naar toe?
 
Gedeelde wereld

We moeten beseffen dat armoede ergens vandaan komt en dat het probleem niet geïsoleerd bestreden kan worden zoals men een ziekte tegengaat. Niet dat het allemaal de schuld is van het rijke westen, zo eenvoudig is het niet. Het ‘arme Zuiden’ heeft ook een verantwoordelijkheid en het belang van goed lokaal bestuur kan niet genoeg onderstreept worden. Maar we raken hier aan een ander, belangrijk principe dat de agenda moet gaan bepalen: delen. We kunnen ons terecht afvragen wat er toch aan de hand is met de westerse landen, die ondanks de sterk gestegen rijkdom, de steeds groter wordende welvaart niet willen delen. Noch met de reeds aanwezige bevolking (de armen), noch met de toekomstige generaties (milieu).[7] Delen houdt in dat ontwikkelingslanden reële kansen worden geboden, terwijl rijke landen een stapje terug doen.[8] De Wereld Alliantie van Gereformeerde Kerken (WARC) heeft hier recent terecht de vinger bij gelegd in de slotverklaring van de Algemene Vergadering. Tegenover de huidige economische, culturele, politieke en militaire overmacht van het welvarende deel van de wereld zeggen de kerken in Noord en Zuid: in de keuzes die wij maken ten behoeve van de economische gerechtigheid is de integriteit van ons geloof in God in het geding.[9]
Waar het om gaat is de ene wereldsamenleving, waarin gezamenlijk gewerkt wordt aan de publieke ruimte. Want echte ontwikkeling wordt niet bereikt door de westerse euro, dat doet de arme zelf. Maar dan moeten we die arme wel respecteren en de ruimte geven. Wat dit betreft biedt de achtste millennium doelstelling hoop, want zo’n ‘verbond’ tussen Noord en Zuid hebben we nodig, geen éénrichtingssolidariteit. De problemen van de mensheid moeten gezamenlijk worden aangepakt, omdat de oorzaken en uitingen ervan de grenzen en culturen overstijgen.
 
Bronnen
- De Lange, H.M. Spreken en luisteren in de Noord-Zuid dialoog. In: Blauwkuip, H.C. (1998). Opties voor de toekomst. Op weg naar een duurzame samenleving. Kok, Kampen, p. 73-84.
- Dunkley, G. (2004). Free Trade. Myth, reality and alternatives. Zed Books, London.
- Haan, R. (2005). Economie van de eerbied. Kanttekeningen bij het bijbelse spreken over geld en goed. Meinema, Zoetermeer.
- Habets, J. en Gloudemans, H. (red.) (1999). Wereld delen. Op weg naar één wereld, één mensheid. Ten Have.
- Internationale Samenwerking, oktober 2004. p. 36-39.
- Onze Wereld, maart 2005. Een einde aan armoede?, p.28-31.
- Schumacher, E.F. (1973). Hou het klein. Een economische studie waarbij de mens weer meetelt.Ambo, Baarn.
- The Economist, 16 december 2004. Making poverty history.
- Vreugdenhil, J.J. (2003). De diagnose na vijf decennia ontwikkelingsinspanningen. In: Bouwen aan Bruggen van Hoop (ongepubliceerde scriptie, Wageningen Universiteit).
 
Noten

[1] Mondialisering als zodanig is niet nieuw, maar wel de mate waarin het proces een beïnvloedende factor is.
[2] Mondialisering, of globalisering wordt dan ook wel gedefinieerd als ‘displacement of local and national factors in people’s lives by transnational one’s’, Dunkley (2004), p.4.
[3] Zie ook het recent uitgekomen Kort Commentaar Eigen boontjes doppen? Koers en coherentie in landbouw- en ontwikkelingsbeleid, hoofdstuk 3.
[4] Zo is het immers gegaan met de belofte die ruim 130 landen in de jaren 70 van de vorige eeuw deden om 0,7% van het nationaal inkomen aan OS te besteden. Nu is het in Europa gemiddeld 0,34%.
[5] Zie www.whiteband.org, naar het witte polsbandje dat met deze campagne gepaard gaat.
[6] Of moeten we de Minister van Financiën, Gordon Brown, noemen, die er in de rivaliteit met Blair met ‘de Agenda’ vandoor gaat?
[7] De Lange (1998), Spreken en luisteren in de Noord-Zuid dialoog, p. 76.
[8] In dit licht zijn bedenkelijke noten te plaatsen bij de eveneens in 2000 overeengekomen ‘Lissabon-agenda’, waarmee de Europese regeringsleiders hebben afgesproken dat de EU in 2010 de meest dynamische en concurrerende economie in de wereld moet zijn.
[9] WARC, Augustus 2004. Covenanting for Justice in Economy and Earth. Zie bv. www.stichtingoikos.nl.

Uitslag poll november 2004
(69 stemmen, deels via internet, deels bij publiek PerspectieF workshop)
 
Wie kunnen volgens u de grootste bijdrage leveren aan een rechtvaardigere wereld (arm-rijk)? 
1. De (nationale) politiek, o.a. door internationale samenwerking (36%)
2. Het internationale bedrijfsleven (door fair trade e.d.) (25%)
3. Burgers, door kritisch te consumeren / consuminderen (19%)
4. Maatschappelijke organisaties, door structurele hulpverlening (19%)
5. Kerken wereldwijd, in Woord en daad (1%)

Door Jacob Jan Vreugdenhil, tijdelijk projectmedewerker WI (met subsidie van het NCDO), daarnaast werkzaam bij TEAR fund.

Gepubliceerd in 
DenkWijzer 2005, 3