Werk voor ouderen, steun voor ouders

Werk voor ouderen, steun voor ouders

Werk voor ouderen, steun voor ouders.jpg

12 februari 2005 by Dick Schinkelshoek (theoloog)

De ChristenUnie moet komen met een steviger financieel-economisch beleid. De vergrijzing en de huidige kenniseconomie vragen om meer aandacht voor het gezin en een hogere arbeidsparticipatie van vijftig-plussers. Dat zijn enkele conclusies uit het interview met prof. dr. A.L. (Lans) Bovenberg, hoogleraar algemene economie aan de Universiteit van Tilburg.

Bovenberg concentreert zich in zijn werk vooral op de positie van werknemers boven de vijftig jaar en hun pensioenen, de moderne levensloop met de gezinsfase als spitsuur van het leven, en de vergrijzing. Vorig jaar won hij de prestigieuze Spinozaprijs, waarmee hij bouwt aan een wetenschapsnetwerk met de naam Netspar, Network for Studies on Pensions, Aging and Retirement, dat eind maart van dit jaar van start gaat. Bovenberg is lid van de evangelische gemeente ‘Jefta’ in Breda en een bevlogen verteller. Het voelde alsof ik weer in de collegebanken plaatsnam.

 
Onvrede
Toen tegen het einde van het jaar alle jaaroverzichten voorbijkwamen, zagen we weer die massademonstraties op de Dam en het Museumplein … vele tienduizenden mensen. Grote verontwaardiging over het kabinetsbeleid. Had u zo’n heftige reactie verwacht?
Nee, eerlijk. Zo’n grote toeloop, zo’n grote verontwaardiging had ik niet verwacht. Het is een enorme overwinning voor de vakbonden, vooral op zichzelf. De massale demonstraties die we gezien hebben, geven de vakbeweging weer zelfvertrouwen. Dat is goed voor de polder.
Maar er is enorme onvrede. Mensen zijn gefrustreerd, teleurgesteld. Als je kijkt naar de jaren negentig, hoe goed het tóen ging. We leefden boven onze stand. De bomen groeiden tot in de hemel. We zitten nu met de kater van die overspannen jaren waarin veel is scheefgegroeid in economie en samenleving..
 
Betekent dat volgens u dat iedere regering, ongeacht samenstelling en beleid, zoveel tegenstand zou hebben gekregen?
Ja, dat denk ik wel. Het is moeilijk om om te schakelen als het economisch minder gaat. Er komt onvrede, mensen worden onzeker. Dat zag je aan de opkomst van Pim Fortuyn. Dat zie je terug in de huidige integratieproblematiek. Dat staat allemaal los van de kabinetsplannen.
 

Vergrijzing

Naast een tegenvallende economie hebben we ook een toenemende vergrijzing. In welke opzichten vormt de vergrijzing een probleem?
De vergrijzing op zich is niet zo’n probleem. Daar kan de samenleving best mee omgaan. Het is zelfs goed nieuws …

 
Goed nieuws?
Ja, weet je wat vergrijzing betekent? Vergrijzing heeft twee oorzaken. Allereerst de langere levensverwachting. Mensen worden ouder, en leven langer gezond. Zijn dus, om het economisch te zeggen, duurzamer geworden. De tweede oorzaak is het lagere aantal geboorten. Dat komt omdat we meisjes steeds beter zijn gaan opleiden en er steeds vaker buíten het gezin een beroep op hun talenten gedaan wordt. Steeds meer vrouwen verrichten betaalde arbeid en hebben een hogere waarde op de arbeidsmarkt gekregen.
Vroeger hadden we een ander soort economie. Die was vooral gebaseerd op spierkracht. Daarin waren mannen relatief veel waard. Nu bevinden we ons vooral in een diensteneconomie, een kenniseconomie. En dat vraagt om andere, om communicatieve en creatieve vaardigheden, vaardigheden die zeker ook bij vrouwen te vinden zijn. Ook de vraag naar zorg – cure én care – neemt toe, vanouds vooral een vrouwelijke ‘tak van sport’. Dat we de talenten van vrouwen weten in te schakelen is goed nieuws.

Vergrijzing is goed nieuws. Hier zit een ‘maar’ aan vast …
Ja, inderdaad. Je moet altijd positief beginnen, haha! Ik geloof dat de vergrijzing drie uitdagingen met zich meebrengt. Allereerst komt het intergenerationele contract onder druk te staan en de solidariteit tussen en binnen generaties. Het intergenerationele contract is de stilzwijgende afspraak dat een generatie grootgebracht wordt door de voorgaande, en dat die later de voorgaande generatie op haar beurt verzorgt. Als generatie zorg je dus twee keer, voor de generatie vóór je en voor de komende generatie. Dat is niet alleen economisch buitengemeen efficiënt. Het is ook een bijbels principe. ‘Eert uw vader en uw moeder’ en ‘Niet de kinderen moeten sparen voor de ouders, maar de ouders voor de kinderen’ (2 Kor. 12:14b). Die relatie komt onder druk. Een steeds kleiner wordende groep jongeren moet collectief zorgen voor een steeds groter wordende groep ouderen.

De tweede uitdaging is de situatie op de arbeidsmarkt. Arbeid wordt schaars. De vraag is: zijn er straks voldoende handen aan ons bed? Of moeten we straks verpleegsters uit de Filippijnen invliegen, en willen we dat?
Ten derde wordt het risico van de pensioenen groter. Om het economisch te zeggen: de prijs van risico neemt toe, zekerheid wordt schaars. Vroeger betaalde een grote groep jongeren voor relatief weinig ouderen. Als het de pensioenfondsen tegenzat op de beurs, was een kleine premieverhoging voldoende om de schade te herstellen. Veel groter wordt het risico als een kleine groep jongeren de pensioenen van veel ouderen moet betalen.

Levensloop

Als u over de levensloop en de levensloopregeling spreekt, gebruikt u vaak het beeld van de jaargetijden. Kunt u dat toelichten?
Met het beeld van de jaargetijden wil ik aangeven wat er anders is dan vroeger toen het kostwinnersmodel nog regeerde. Rond je twintigste verliet je het ouderlijk huis, werkte je meestal al, trouwde je, verliet je als vrouw het arbeidsproces en kreeg je kinderen. Dat alles gebeurde min of meer op hetzelfde moment: Je zat meteen in het spitsuur van het leven: de zomer. En eigenlijk, zodra de jongste het huis uit was, begon de ouderdom en kreeg je problemen met je gezondheid: de winter ... Mensen werden minder oud.
Tegenwoordig zijn daar twee gematigde seizoenen bijgekomen. Allereerst de lente. Jongeren, met name meisjes, worden beter en langer opgeleid. Vaak willen ze eerst nog carrière maken, hun menselijk kapitaal ontwikkelen en benutten voor ze de zomer met alle verantwoordelijkheden ingaan. Ze experimenteren met arbeid en relaties. Die levensfase loopt van ongeveer 18 tot 30 jaar:  het ‘speelkwartier van het leven.’ Dan de herfst. De ‘actieve senioren of lege nestfase’. Naar men zegt de kroon op het leven. Dat is tussen het moment dat de kinderen het huis uit zijn en het moment dat de gezondheidsproblemen beginnen. Door de langere levensverwachting en de verbeterde gezondheidszorg is er vóór de winter een gematigd seizoen bijgekomen, waarin mensen relatief weinig verantwoordelijkheden meer hebben, maar vaak nog wel een heleboel kunnen. Deze fase loopt ongeveer van 55 tot 75 jaar.
 
En die ‘herfstgroep’ zou veel beter ingeschakeld moeten worden om het tekort op de arbeidsmarkt te verminderen?
Ja. Direct na de Tweede Wereldoorlog hadden ouderen het vaak moeilijk. Ze hadden de oorlog doorgemaakt, de economische crisis van de jaren dertig ... Nu is dat anders. De meeste ouderen zijn gezonder, leven langer, en hebben goede pensioenvoorzieningen. Oud is niet meer per definitie zielig. Daarom moeten we anders naar ouderen, naar die herfstgroep, gaan kijken. Ze zijn vaak nog heel kranig en kunnen nu veel langer bijdragen aan de samenleving. Met hun ervaring en talenten, maar ook financieel. Ik kan niet vragen van een minimumloner met twee kinderen in de zomer van zijn leven om solidair te zijn en financieel bij te dragen aan de zorg of de AOW van een oudere van zeventig die er warmpjes bij zit. En natuurlijk kunnen die ouderen een bijdrage leveren qua arbeidsparticipatie. De uitdaging van de vergrijzing zou al voor het grootste deel opgelost zijn als iedereen een paar jaar langer werkt.
 
Maar er zijn toch mensen die op hun zestigste, of nog eerder, gewoon opgebrand zijn?
Wat het lastig maakt, is dat we praten over een heel heterogene groep. Niet alle ouderen zijn rijk. Velen hebben door de stijgende huizenprijzen een vermogen vergaard met eigen huisbezit. Maar dat geldt al niet voor de mensen die hun leven lang gehuurd hebben. Ook voor laaggeschoolden is het anders.
En een hoogleraar kan gemakkelijker langer doorwerken dan bijvoorbeeld een stratenmaker. Die zal soms op z’n 55e opgebrand zijn. Maar dan kan hij toch nog jaren een fysiek minder zwaar beroep als bijvoorbeeld conciërge uitoefenen? Wat ik bedoel is: we moeten in deze tijd van vergrijzing en met onze veranderende economie veel eerder bereid zijn tot omscholing. En veel zuiniger met de talenten van mensen. Ook de opkomst van China, een geweldige kans, vraagt ons om flexibel en weerbaar te zijn. En om over te stappen naar iets anders, als dat moet.
 
De levensloopregeling, waar u warm voorstander van bent, beoogt om in de gematigde seizoenen te sparen voor de zomer en de winter. Hoe ziet u dat?
In de zomer van het leven heb je vaak te maken met een grote terugval in inkomen, het zogenaamde kinderdal. Vaak gaat één van beide partners, meestal de vrouw, minder werken – en genereert dus minder inkomen - en kinderen kosten gewoon een heleboel geld. Deze groep heeft dus relatief weinig geld, én weinig tijd, want daarnaast moet ook nog vaak voor de ouders gezorgd worden. Door in de lenteperiode te sparen met de levensloopregeling wordt het mogelijk om in die drukke zomerperiode extra inkomen te genereren, een soort ‘eerste pensioen’, of om verlof op te nemen. Zo kun je werk en kinderen beter combineren. De herfst, de periode vanaf 50 jaar, heb je nog genoeg tijd om eventueel voor een vervroegd pensioen te sparen; daar moet je de gezinsfase niet mee belasten. Maar je kunt er ook voor kiezen je bij te scholen zodat je nog twintig jaar plezierig kunt werken, eventueel later in deeltijd. Dat is redelijker dan de relatief kleine, topdrukke, financieel zwaar belastte zomergroep te laten betalen voor de zorg, prepensioenen en AOW van de rustige, relatief welvarende herfstgroep.
 
Maar verlof en extra inkomen, kunnen lager-geschoolden dat straks ook betalen?
Ja, dat denk ik wel. Vergeet niet: lager-geschoolden werken meestal al veel eerder dan hooggeschoolden. Ze hebben meer tijd om te sparen. Het probleem in het stelsel zit ‘m veel meer in de discipline. Hoe zorg je ervoor dat een uitgaanstype van twintig al gaat denken aan de kinderen van na zijn dertigste? Je ziet nu dat jongeren eerder schulden maken dan sparen. Daarom moeten er fiscale voordelen aan sparen komen te zitten, en een werkgeversbijdrage.
 
Waarom heeft de vorming van de allerjongste generatie in uw denken de absolute prioriteit?
 Ook bij de vorming van menselijk kapitaal geldt dat de eerste klap een daalder waard is. De vaardigheden die onze moderne kenniseconomie vraagt – communicatieve en creatieve vaardigheden, ambitie, dienstbaarheid – worden in de eerste jaren van een mensenleven ontwikkeld. Dan delven ouders het goud van de kenniseconomie. De belangrijkste erfenis geven ze dan hun kinderen mee: normen en waarden. In de tweede instantie komen pas de cognitieve vaardigheden. Je ziet nu, na de moord op Theo van Gogh, wat er gebeurt als een bevolkingsgroep de normen en waarden niet meekrijgt die samenleven in een pluriforme samenleving mogelijk maakt.
Niet alleen de vorming, de kwaliteit, staat voor mij bovenaan. Ook de kwantiteit, het aantal kinderen per vrouw, de vruchtbaarheid. En beiden staan in die zomerfase onder druk. Daarom is een nieuw gezinsbeleid zo belangrijk: ouderschapsondersteuning tijdens de zomer in plaats van kostwinnersondersteuning tijdens de lente en herfst.

Europa

In hoeverre is het probleem van de vergrijzing een Europees probleem?
Het probleem is dat we mensen te vroeg afschrijven. En ja, dat is een Europees probleem. We investeren te weinig in mensen. We zouden veel zuiniger op de talenten van mensen moeten zijn. Want door de vergrijzing krijgen we steeds minder menselijk kapitaal – economisch gesproken. Dat is overigens in Zuid-Europa nog veel sterker dan in de Scandinavische landen. Nederland zit ergens in het midden.

En in hoeverre zou de óplossing Europees moeten zijn?
Nee, dat hoeft helemaal niet. De beleidsinstrumenten die ons ter beschikking staan om de problemen op te lossen zijn allemaal op nationaal niveau. Natúúrlijk is het voor ons belangrijk dat de Italianen of de Duitsers hun zaakjes op orde hebben, maar daarom hoeven wij hun beleid nog niet te bepalen. Iemand als Schröder roept veel over Europese aanpak, maar hij moet het gewoon zelf doen! Brussel mag geen excuus zijn om niet zelf aan te pakken. Wat Nederland wel kan doen is in Europa een voorbeeldfunctie vervullen, zoals een land als Denemarken nu al laat zien hoe het ook kan.

Kabinet

Het kabinet verdedigt haar vele bezuinigingen door voortdurend te wijzen op de vergrijzing. Is dat de enige factor die meespeelt of zijn er meerdere?
De vergrijzing is zeker niet de enige factor. Een ander probleem waar dit kabinet voor staat, is dat we in de jaren negentig, toen het zo goed ging, het principe van Jozef niet hebben toegepast: sparen in de zeven vette jaren. We hebben juist vrolijk besteed. Nu moeten we het dak repareren als het regent. Ja, ik heb het ook al in de jaren negentig geroepen, hoor! U kunt het in mijn publicaties nalezen. Maar ja, toen dachten ze: daar heb je weer zo’n zuinige calvinistische hoogleraar …
 

Wat zijn volgens u zwakke punten aan het kabinetsbeleid?
Ik bewonder de moed van Balkenende om met zo veel tegenstand toch de broodnodige veranderingen op de agenda te zetten. Als ik aan zwakke punten denk, dan denk ik vooral aan het gebrek aan visie en perspectief. De vergrijzing kunnen we best aan. Het is echt geen drama, maar het moet wel anders. Maar dan moet je mensen perspectief geven. Mensen moeten het gevoel hebben in deze onzekere tijd dat het kabinet te vertrouwen is. En dat laat nog te wensen over.

Verder: ik mis goede, doordachte overgangsmaatregelen. Veel mensen van boven de vijftig voelen zich overvallen, bestolen bijna. Veranderen moet je geleidelijk doen. Maar nu moet het allemaal ineens gebeuren, omdat we de zaken zo lang op hun beloop gelaten hebben. Voor al die gevoelens, die nu los komen, zou het kabinet best meer begrip mogen hebben. Ik begrijp waarom het kabinet autisme is verweten.
En dan was er de aanvankelijke fixatie op het aflossen van de staatsschuld. Maar gelukkig is er nu meer oog waar het echt om gaat: zuiniger met mensen zijn.

ChristenUnie

Hoe waardeert u de sociaal-economische en de financieel-economische politiek van de ChristenUnie?
De waardering alom voor de ChristenUnie, ook bijvoorbeeld bij vrienden van mij bij seculiere partijen als de PvdA en Groen Links, laat zien dat als een partij inhoud heeft, dat hoge ogen gooit. De morele invloed van de ChristenUnie is groot en gaat haar Kamerzetels ver te boven. Ik zelf voel mij qua gedachtegoed dicht bij de ChristenUnie staan. Ik bewonder de ChristenUnie ook voor het krachtige getuigenis dat zij geeft. De huidige regering verdíent het gewoon om goede oppositie als die van de ChristenUnie te krijgen, nu ze met haar broodnodige hervormingsplannen bezig is. Want waar gehakt wordt, vallen spaanders. Waar omslagen plaatsvinden, vallen mensen buiten de boot. En dan het is heel goed dat de ChristenUnie op de bres springt voor de kwetsbaren.


Hebt u ook kritiek, of punten ter verbetering?
Nou, op financieel-economisch gebied kan de inhoud beter. Als oppositiepartij is het moeilijk, dat weet ik wel, maar de ChristenUnie zou ook wel eens wat meer de sterke, moedige kanten van de kabinetsplannen mogen zien. Ook zit de ChristenUnie nog te vast aan dat oude traditionele kostwinnersmodel, een cultureel product van een industriële samenleving dat veel zegen heeft gebracht, maar niet past bij een kennissamenleving waarin we meisjes beter opleiden en vrouwelijke talenten ook buiten het gezin hard nodig hebben. Ik zou de partij willen aanmoedigen meer te doen aan de modernisering van het gezinsbeleid. Juist een christelijke partij, die staat voor solidariteit tussen jong en oud, voor de waarde van het gezin, die staat op de bres voor écht kwetsbare ouderen, zou voorstander moeten zijn van ouderschapsondersteuning in plaats van kostwinnersondersteuning, en het benutten van de talenten en ervaring van vrouwen en ouderen in de herfst van hun leven. Ik weet dat het gevoelig ligt. Dat heeft te maken met de traditionele visie op het gezin. En bij veel ouderen stuit je op onbegrip.
De ChristenUnie heeft een te positief mensbeeld. Mensen hebben prikkels nodig om uit hun problemen te komen, om te veranderen. Sociale partners moeten meer in mensen investeren en dat doen ze echt niet als ze slecht onderhoud van menselijk kapitaal kunnen blijven afwentelen op de verzorgingsstaat en daarmee op jonge gezinnen. Liefde kan hard zijn. Het kwaad is reëel, ook in de economie.
Op financieel-economisch gebied laat de ChristenUnie haar linkse hart te veel spreken en haar verstand te weinig. De partij wordt alom geprezen om haar inhoud. Terecht. Een beter doordacht financieel-economisch beleid en gezinsbeleid dat verder gaat dan het opruimen van de scherven van het regeringsbeleid en dat past bij zowel een tijdloos bijbels mensbeeld als een modern economie is de ChristenUnie aan haar stand verplicht. Ik wens de partij daarbij veel wijsheid en zegen toe want dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan.

Door Dick Schinkelshoek

Gepubliceerd in DenkWijzer 2005, 1