Integratie in de gemeente

Integratie in de gemeente

integratie in de gemeente.jpg

11 juni 2004 by Hetty Voogel (fractievertegenwoordiger)

Sinds de ontdekking van een multicultureel drama in onze polders, buitelen de politiek correcte meningen over elkaar heen. De een nog radicaler dan de ander. Toen was daar het rapport van de commissie Blok. Het drama bleek mee te vallen. Het grootste deel van de nieuwkomers integreert en vindt zijn plek. Maar er zijn ook knelpunten. De vraag is, waar zitten die knelpunten en hoe gaan we daar als ChristenUnie mee om. In dit artikel probeer ik een aantal praktische handreikingen te bieden.

Wat is integratie?

Voordat we het over integratie hebben is het belangrijk om vast te leggen wat we onder integratie verstaan.
In het rapport-Blok staat kernachtig wanneer iemand geïntegreerd is:

  • gelijkwaardige juridische positie
  • gelijkwaardige deelname op sociaal economisch terrein
  • kennis van de Nederlandse taal
  • respecteren van de gangbare waarden, normen en gedragspatronen.

De Nederlandse maatschappij bestaat uit verschillende culturen. De cultuur van de Amsterdamse grachtengordel is bijvoorbeeld een heel andere dan die van een klein dorp op het platteland. We accepteren die verschillen in cultuur, maar we zijn allemaal Nederlanders. Zo moeten we ook verschillen in cultuur met nieuwkomers accepteren en niet van ze eisen dat ze hun eigenheid opgeven. Het streven is integratie, met respect voor culturele en religieuze verscheidenheid.

In dit artikel wil ik eerst aangeven wat de uitgangspunten voor de rol van de gemeentelijke overheid kunnen zijn bij de integratie van nieuwkomers. Vervolgens hoe de gemeente deze rol kan vormgeven op terreinen als onderwijs, werkgelegenheid, religie, cultuur en samenlevingsopbouw en als laatste op het terrein van de achterstandsbestrijding.

Uitgangspunten

De ChristenUnie kent het begrip ‘soevereiniteit in eigen kring’. Kort samengevat geeft ze daarmee een grote eigen verantwoordelijkheid aan de diverse groepen in de samenleving. De overheid neemt alleen de taken voor haar rekening die de samenleving niet zelf kan organiseren en ondersteunt degenen die het op eigen kracht niet redden.
Daaruit volgt dat, als de samenleving wordt geconfronteerd met (nieuwe) vraagstukken en problemen, de overheid zal kijken wie voor de oplossing de eerstverantwoordelijke is, eventueel mensen dient aan te spreken op hun verantwoordelijkheden en zo nodig organisaties moet ondersteunen bij het uitoefenen van hun verantwoordelijkheden. Alleen als het niet anders kan, zal de overheid de taak zelf uitvoeren.
Vertaald naar het integratievraagstuk zal de overheid eerst de problemen in kaart moeten brengen. Dat is op landelijk niveau nu gedaan; het rapport Blok geeft een vrij helder beeld van de stand van zaken in Nederland. De lokale overheid zal zich ook een beeld moeten vormen van welke groepen problemen hebben met de integratie en welke groepen vrij probleemloos integreren.
Vervolgens moeten mensen, in dit geval nieuwkomers en inwoners, hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Grote groepen doen dat en integreren. Ze hebben een baan, spreken de taal redelijk goed, hun kinderen gaan naar school en maken die ook af. Ze voelen zich thuis in hun nieuwe woonomgeving. Veel inwoners verwelkomen nieuwe buren, helpen ze met van alles en nog wat, maken kennis met hun cultuur en gewoonten.
Maar niet altijd gaat het goed. Sommige nieuwkomers vinden de weg niet vanzelf of lukt het niet te integreren. Bovendien weten autochtone inwoners soms niet meer wat ze aan moeten met zoveel nieuwe buren van zoveel nieuwe culturen. Dan wordt het tijd voor (zelf)organisaties en de overheid om te zien hoe het integratieproces moet worden geholpen.

Landelijke ontwikkelingen
 
De trend is dat de landelijke overheid zich terugtrekt uit het inburgeringsveld en meer aan de markt en de nieuwkomers overlaat. Voorbeelden zijn de opheffing van gedwongen winkelnering voor inburgeringscursussen bij de ROC’s en nieuwkomers die zelf moeten gaan betalen voor hun inburgering. Een volledige cursus bij een ROC kost vele duizenden euro’s, iets wat voor de meesten niet op te brengen zal zijn. Het wordt dus tijd om als gemeentelijke overheid te zoeken naar alternatieven voor de ROC-cursus. Voor de rest is het de vraag wat er van de rol van de gemeenten nog overblijft op het terrein van inburgering.

Zelforganisaties

De meeste groepen nieuwkomers hebben (zelf)organisaties, sociaal-culturele verenigingen. Zij zijn de eerst aangewezenen om te helpen bij de inburgering van hun eigen mensen. Zij hebben immers het proces al doorlopen en weten waar de problemen en de oplossingen liggen. Naast het geven van een gevoel van herkenning, kan de zelforganisatie ook motiverend werken: anderen zijn hen al voorgegaan in het ingewikkelde proces en zijn geslaagd.
Het is te overwegen om zelforganisaties die hun mensen helpen met alle facetten van inburgeren daar subsidie voor te geven. Denk daarbij aan informatie over de Nederlandse gewoonten en gebruiken, informatie over taalcursussen, informatie over onderwijs en opvoeding, informatie over de gezondheidszorg, informatie over hoe de maatschappij is georganiseerd, informatie over de lokale samenleving. Dit zou een alternatief kunnen zijn voor de huidige cursussen maatschappij-oriëntatie bij de ROC’s.
Er zijn zelforganisaties die nog niet gericht zijn op de inburgering van hun leden, maar alleen gericht zijn op ontmoeting en het beleven van de eigen cultuur. Bij hen is een toenemende bewustwording nodig van de verantwoordelijkheden van de zelforganisaties naar hun leden en naar de maatschappij toe. Ze kunnen daartoe worden gestimuleerd door de gemeente. Dat kan door het subsidie-instrument te gebruiken, maar ook door hulp aan te bieden bij de vormgeving van informatie. Soms zal het nodig zijn dat de lokale overheid het initiatief neemt tot het vormen van een zelforganisatie, als die er nog niet is. Bijvoorbeeld: in Den Haag was een groep uit een Afrikaans land, waar het niet goed mee ging. Hoge werkloosheid, veel kinderen die hun school niet afmaakten, armoede en criminaliteit. Een gemeentelijke integratiemedewerker heeft die groep met elkaar in contact gebracht en is op zoek gegaan naar waar de knelpunten zaten. Door de (tijdelijke) aandacht van buitenaf is de groep nu in staat om elkaar te stimuleren en wegwijs te maken. Het gaat nu veel beter met deze groep.

Nederlanders

Integreren doe je samen. Door geregelde omgang met autochtone Nederlanders leert een nieuwkomer de fijne kneepjes van de maatschappij en de taal en de Nederlander leert veel over andere culturen en omgangsvormen. Het is het overwegen waard om een vrijwilligersorganisatie in het leven te (laten) roepen die Nederlanders koppelt aan nieuwkomers. Deze integratiekoppels treffen elkaar gedurende een jaar op wekelijkse basis en ondernemen samen allerlei activiteiten, van samen koken tot samen fietsen.

De gemeentelijke overheid

Ook als de zelforganisaties optimaal functioneren en autochtonen hun steentje bijdragen, blijven er nog taken liggen voor de gemeentelijke overheid.

1. De eerste taak is het verwelkomen van nieuwkomers en ze wijzen op hun plicht tot inburgering en informeren over de manieren waarop ze dat kunnen doen.

2. De tweede taak is de controle op de voortgang van de inburgering; zijn de gestelde (landelijke) doelen gehaald, bijvoorbeeld na een half jaar en na een jaar?

3. De derde taak is het helpen van die nieuwkomers die het niet redden. Dat zijn degenen met een onvoldoende resultaat op het gebied van taal- en maatschappijkennis en degenen die geen werk hebben waarmee ze zelf hun gezin kunnen onderhouden.
Voor deze mensen kunnen duale trajecten in het leven worden geroepen, opgebouwd uit (gesubsidieerde) stageplekken in bedrijven of vrijwilligerswerk bij o.a. welzijnsorganisaties, met een beroepsopleiding of andere cursussen die de kans op werk vergroten en gecombineerd met verplicht taalonderwijs. Als dit beide ouders uit een gezin betreft of de enige ouder van een gezin, zal rekening moeten worden gehouden met aanwezige kinderen, maar alle ouders zullen voldoende Nederlands moeten kunnen spreken en voldoende begrijpen van de Nederlandse maatschappij om hun kinderen daarin wegwijs te kunnen maken. Vaak blijkt al in de praktijk dat kinderen die met de ouders meekomen naar Nederland eerder ingeburgerd zijn dan hun ouders. Het is niet goed voor de opvoeding als ouders een (grote) achterstand hebben ten opzichte van hun kinderen.

4. Daarmee komen we op de vierde taak: het onderwijs aan kinderen van nieuwkomers. Neveninstroom concentreren op een aantal scholen, extra aandacht voor taal vanaf de peuterspeelzaal (de voorschool) en stimuleren van peuterspeelzaalbezoek, kopklassen voor degenen die het Nederlands nog onvoldoende beheersen om de opleiding voor hun niveau te volgen (Havo of VWO). Het zijn allemaal bekende mogelijkheden die moeten worden uitgebuit. Ook op het gebied van voortijdig schooluitval moet de nodige inspanning worden verricht, zowel op het voortgezet onderwijs als op het MBO. Het rapport-Blok concludeert dat voortijdig schoolverlaten een grote oorzaak is van achterstanden. Maar misschien kan je het ook omdraaien: achterstanden zijn een grote oorzaak van schooluitval. En dan niet alleen taalachterstand, maar vooral ook armoede, werkloosheid, uitzichtloosheid, verloedering en criminaliteit, die zich in bepaalde wijken opstapelen en elkaar versterken. Ga dan maar eens gemotiveerd naar school! Achterstandsbestrijding raakt het integratiebeleid op verschillende vlakken. Aan het eind van dit artikel meer daarover.

5. De vijfde taak is actief optreden tegen discriminatie. Mensen mogen niet beoordeeld worden op hun uiterlijk en op grond van vooroordelen, maar moeten beoordeeld worden op hun kwaliteiten. Het is de taak van de gemeentelijke overheid om daarin het goede voorbeeld te geven en anderen daarop aan te spreken of maatregelen te treffen. Een belangrijk terrein is dat van de werkgevers. De gemeente heeft natuurlijk zelf een programma wat tot doel heeft een evenredige vertegenwoordiging van allochtonen in alle lagen van het personeel. Met de resultaten van dit beleid kunnen de werkgevers hun voordeel doen. Rondom dit onderwerp kan de gemeente bijeenkomsten met werkgevers organiseren. Daar worden problemen geïnventariseerd en gezocht naar oplossingen.
Een ander belangrijk, maar veel moeilijker terrein is de vreemdelingenangst en de vreemdelingenhaat onder de bevolking. Veel voorlichting over het gemeentelijke beleid op de terreinen van integratie en achterstandsbestrijding kan helpen. Actieve opstelling van de zelforganisaties kan meehelpen meer bekendheid te geven aan nieuwe culturen. Ook het signaleren en bestrijden van achterstanden onder Nederlanders kan helpen om het gevoel van voortrekken van allochtonen te bestrijden. Opvallend is dat mensen die ver weg wonen van vreemde culturen vaak meer last hebben van vreemdelingenangst dan mensen die er tussenin wonen. Mensen die in een achterstandswijk wonen zijn echter vaak wel geneigd de vreemdelingen de schuld te geven van de achteruitgang van de wijk, terwijl het de vraag is of de wijk daadwerkelijk achteruit is gegaan en hoe dat komt.

6. Een zesde taak is op gebied van religie en cultuur. Ondanks dat er behoorlijk getornd wordt aan de scheiding tussen kerk (moskee) en staat, mag de overheid zich niet bemoeien met de inhoud van een religie. Het is goed om eens na te denken over òf en hòe we als overheid binnen dit kader moeten overleggen met imams en pandits, maar ook met pastors en dominees, over wat we van hun volgelingen verwachten in het kader van gewenst gedrag. Dat is iets heel anders dan op basis van gelijkwaardigheid elkaar zoeken en steunen in bijvoorbeeld de asielzoekersproblematiek.
Over de uitingen en uitingsvormen van een religie stelt de overheid zich zeer terughoudend op. Als er wordt opgeroepen tot geweld, is er het strafrecht. Als uitingsvormen het praktische functioneren in de weg staan, mag de overheid beperkingen opleggen. Denk daarbij een verbod op gezichtsbedekkende sluiers in gemeentelijke functies waarbij het belangrijk is om iemands gezicht te zien.
Uitingen van religie of religieuze feesten worden nooit gesubsidieerd, ook niet onder de titel cultuur of ontmoeting.
De overheid is wel gehouden om voorwaarden te scheppen om geloof en cultuur te kunnen beleven. Betaalbare ruimten moeten in redelijke hoeveelheden beschikbaar zijn. In bestemmingsplannen wordt rekening gehouden met ruimten om geloof of cultuur te beleven, waar een bepaalde mate van (geluids) overlast is toegestaan. Bedenk dat nieuwkomers niet alleen moslims of hindoes zijn, maar dat er grote groepen christenen tussen zitten. En die christenen beleven hun geloof op een soms luidruchtiger manier dan dat wij gewend zijn.
Maar ook de manier van feesten van andere culturen wijkt af van de onze. Bijvoorbeeld voor een Hindoestaanse bruiloft worden honderden mensen uitgenodigd, die passen vaak niet in onze Nederlandse zaaltjes. En vaak willen andere culturen ook zelf voor hun eten en drinken zorgen, want dat zijn geen bitterballen en blokjes kaas. Is daar ruimte voor in de omgeving, of moet de gemeente met de horeca om de tafel en bestemmingsplannen aanpassen?

7. Een zevende taak is op het gebied van samenlevingsopbouw. Een grote concentratie van veel nieuwkomers uit verschillende culturen werkt niet bevorderend voor de integratie, vooral op het gebied van taalkennis en omgangsvormen. De ChristenUnie is echter tegen een spreidingsbeleid op grond van afkomst. Er zal in sterk gemêleerde wijken dus een andere inspanning gepleegd moeten worden om mensen samen te laten leven volgens de gangbare Nederlandse normen.
In straten of flats waar problemen zijn met overlast, vervuiling of andere zaken zal iemand het voortouw moeten nemen om met de bewoners om de tafel te gaan zitten en de problemen in gezamenlijkheid op te lossen. Dit kan iemand van de gemeente zijn, maar ook iemand van de bewonersorganisatie of de woningbouwvereniging. Belangrijk hierbij is dat er vanuit de gemeente en de woningbouwverenigingen voldoende ondersteuning is voor goede initiatieven en dat het behaalde resultaat wordt vastgehouden, ook al veranderen de bewoners.
Welzijnswerk is een belangrijke schakel in aanvulling op de zelforganisaties. Vooral de vader- en moedercentra voorzien in een grote behoefte. De kinderen van nieuwkomers leren vanzelf zwemmen en fietsen, maar hun ouders niet. Het is goed om te zien dat mannen en vrouwen van allerlei achtergronden in een beschermde omgeving elkaar wegwijs maken, samen cursussen volgen, samen nieuwe dingen leren. Ook op scholen kan een cursusaanbod dat parallel loopt met de ontwikkeling van hun kind goed werken. De ouders (vaak moeders die anders moeilijk te bereiken zijn) krijgen dezelfde woorden te leren als hun kinderen en krijgen informatie over de opvoeding en gezondheidszorg. De uitdaging is om dit niet alleen te beperken tot de eerste jaren van de basisschool, maar ouders actief te betrekken bij de hele schoolloopbaan en ontwikkeling van hun kinderen (dit is trouwens niet alleen nuttig voor nieuwkomers, maar ook Nederlanders kunnen hier hun voordeel mee doen).

Achterstandsbeleid

Als de integratie niet of onvoldoende lukt, komen nieuwkomers in een achterstandspositie terecht. Maar er zijn ook Nederlanders die in een achterstandspositie verkeren. Het is de vraag of de achterstanden verband houden met de afkomst of met de sociaal-economische positie. Tot nu toe is naar mijn smaak te veel de nadruk gelegd op de achterstanden van allochtonen, terwijl de achterstanden vroeger even groot waren, maar dan onder Nederlanders. Bijvoorbeeld de Schilderswijk in Den Haag is in een eeuw tijd niet veel veranderd qua problematiek, maar wel qua kleur. Ik denk dat het goed is een knip te maken tussen nieuwkomers en alle anderen die niet volwaardig deelnemen aan de maatschappij. Bij de nieuwkomers is het beleid gericht op integratie, bij alle anderen is het beleid gericht op het wegwerken van achterstanden. De commissie Blok stelt dat integratiebeleid begint bij woonbeleid. Dat is waar, in dit artikel heb ik al aangegeven dat een grote groep nieuwkomers met weinig Nederlanders daartussen, moeilijk integreert. Wijken met veel sociale woningbouw trekken mensen met lage inkomens en nieuwkomers hebben vaak lage inkomens. De oplossing is dus bij nieuwbouw gemengd te bouwen. Een goede mix van sociale woningbouw met duurdere woningen. Het is alleen niet mogelijk om de stad uit te gummen en over te doen.
Er zullen dus (voorlopig) achterstandswijken blijven en het is zaak om de achterstanden daar aan te pakken. Soms zal de achterstand betrekkelijk eenvoudig zijn en zich uiten in werkloosheid en armoede. Dan kan de sociale dienst met een goed reïntegratiebeleid en schuldsanering al veel doen.
Vaker cumuleren achterstanden op een heel breed terrein en zie je in een wijk zowel werkloosheid, armoede en schulden als schooluitval, lage opleidingen en uitzichtloosheid, verslavingen en slechte gezondheid (lichamelijk en psychisch) met verloedering en vervuiling van de openbare ruimte, illegalen-, daklozen-, verslavings- en prostitutieproblematiek samen met veel criminaliteit en onveiligheid.
Dat vraagt om een gecoördineerde wijkaanpak van alle gemeentelijke, regionale en private instellingen die met deze problemen te maken hebben, zoals sociale dienst en CWI, politie, jeugdzorg, maatschappelijk werk, welzijnswerk, reinigingsdienst en onderhoud, zorgkantoren, woningbouwverenigingen, scholen, bewonersverenigingen, instellingen voor verslavingszorg en maatschappelijke opvang.
Dit overstijgt in ruime mate het integratiebeleid, maar oplossingen die gevonden worden in het integratiebeleid kunnen gebruikt worden voor achterstandsbestrijding en omgekeerd.
En zoals integratiebeleid geen eenheidsworst is, maar wordt aangepast aan individuele situaties, zo is het ook met achterstandsbeleid. Iedere situatie vraagt om zijn eigen aanpak.

Samengevat kunnen we stellen dat integratiebeleid vraagt om een flexibele overheid, die inspringt in problemen die (dreigen te) ontstaan, die anderen betrekt bij het oplossen van de problemen en die zich terugtrekt zodra anderen het kunnen overnemen.

Door Hetty Voogel, fractievertegenwoordiger van de Haagse gemeenteraadsfractie ChristenUnie-SGP en al 5 jaar lid van o.a. de commissie integratie

Gepubliceerd in DenkWijzer 2004, 3