Verzuiling bevordert participatie

Verzuiling bevordert participatie

Verzuiling bevordert participatie.png

24 november 2003 by Eimert van Middelkoop (Eerste Kamerlid)

De ChristenUnie is volgens Van Middelkoop een partij die principieel en fundamenteel voorstander is van vrijheidsrechten voor iedereen. „Daar moeten we de consequenties uit trekken”, zo zei hij. Vrijheid van godsdienst en onderwijs zijn ook in het belang van de integratie. Zaken die het dichtst bij het hart van de mens liggen, worden daarin veiliggesteld. Een land dat die basisveiligheden biedt, is de moeite waard om er te integreren.

Van Middelkoop: Meer aandacht voor nationale geschiedenis bij inburgering

Redactie politiek
AMERSFOORT - „Wij komen uit een traditie van gesloten scholen. Uiteraard zijn schoolbesturen vrij in hun toelatingsbeleid. Maar we dienen niet in het program van de ChristenUnie te zetten dat scholen een open toelating van leerlingen moeten hebben.”

Dat was zaterdag de reactie van senator Van Middelkoop (CU) op de stelling dat christelijke scholen open moeten staan voor een zo groot mogelijk publiek. Op het congres van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie over integratie en verzuiling was die stelling vanuit de discussiegroep over onderwijs op tafel gelegd.

Hoofdspreker was prof. M. Fennema van de Universiteit van Amsterdam. Hij presenteerde zich als een atheïst van de derde generatie, die even ver afstaat van het christendom als van de islam. Vroeger had hij vanuit een marxistische achtergrond de aanpak van Lijphart bekritiseerd. Deze Amerikaans-Nederlandse politicoloog legde de nadruk op de pacificerende werking van de verzuiling. Inmiddels was Fennema bij zijn studie van de etnische verhoudingen in Nederland overtuigd geraakt van de juistheid van Lijpharts benadering.

De grote vraag is volgens de Amsterdamse hoogleraar of de leiders van etnische minderheden een bijdrage leveren aan de multiculturele democratie of dat zij juist bijdragen aan het dom en geïsoleerd houden van de achterban. Uit onderzoek bleek dat naarmate een groepering meer georganiseerd is, zij ook meer betrokken is bij de Nederlandse politiek en de samenleving in het algemeen. Belangstelling voor het land van herkomst hoeft niet ten koste te gaan van de belangstelling voor het woonland.

De Turken in Nederland zijn het beste georganiseerd. Dan volgen de Marokkanen, daarna de Surinamers en helemaal onderaan komen de Antillianen. Die volgorde is ook zichtbaar als het gaat om de participatie in de Nederlandse politiek.

De Ghanezen in Nederland, een groep van niet te verwaarlozen omvang, hebben ook wel veel kerken en organisaties opgericht, maar dat zijn allemaal eenmansbedrijven. Die willen niets met elkaar te maken hebben. Daarentegen weten de Turken hun onderlinge verschillen goed te overbruggen, aldus Fennema.

Senator Van Middelkoop nam in zijn coreferaat afstand van de manier waarop de VVD tegenwoordig omgaat met de minderhedenproblematiek. „Daarin overheerst de afkeer van de islam. Alle mensen zijn naar Gods beeld geschapen en opgenomen in een morele gemeenschap”.

Discussies over integratie worden volgens Van Middelkoop vaak gevoerd in termen van meerderheid en minderheid. Dat is niet gelukkig. De notie van de soevereiniteit in eigen kring ziet de samenleving als een gestructureerd geheel van verbanden, die zich elk naar eigen aard kunnen ontwikkelen.

De noodzaak voor allochtonen om in te burgeren heeft Nederland te laat ingezien. Terecht heeft Fortuyn daar de vinger bijgelegd. Van Middelkoop was echter niet enthousiast over plannen om hen een eed van trouw op de Grondwet te laten afleggen. „Liberalen zien de Grondwet te zeer als een document van de seculiere staat.”

In plaats daarvan beklemtoonde hij het belang dat allochtonen vertrouwd raken met onze geschiedenis. Bij inburgering zouden monumenten als Westerbork en het graf van Willem van Oranje de aandacht moeten krijgen.

De ChristenUnie is volgens Van Middelkoop een partij die principieel en fundamenteel voorstander is van vrijheidsrechten voor iedereen. „Daar moeten we de consequenties uit trekken”, zo zei hij. Vrijheid van godsdienst en onderwijs zijn ook in het belang van de integratie. Zaken die het dichtst bij het hart van de mens liggen, worden daarin veiliggesteld. Een land dat die basisveiligheden biedt, is de moeite waard om er te integreren.

Hij acht de mogelijkheid van etnische verzuiling legitiem. Die behoeft ook niet als een bedreiging te worden gezien. De meeste moslims in ons land roepen niet om de invoering van de sharia. In Nederland is het ook niet nodig om het hoofddoekje uit te bannen. In een land als Turkije kan dat anders liggen. Wel is de CU-senator ervoor om de oproep tot gebed vanaf de minaret te heroverwegen. Dat recht is toegestaan in de tijd van het multiculturalisme.

Gepubliceerd in het Reformatorisch Dagblad, maandag 24 november 2003