Koerst de "Boodschap aan Europa" "Richting Europa"?
Koerst de "Boodschap aan Europa" "Richting Europa"?
11 oktober 2003
De ChristenUnie en de SGP zitten met één fractie in het Europees Parlement. Toch kwamen de wetenschappelijke studiecentra van deze twee partijen met twee afzonderlijke publicaties uit. De Mr. G. Groen van Prinsterer stichting kwam vorig jaar december met het boek “Richting Europa”, geschreven door Benjamin Anker en Sander Luitwie-ler. De Guido de Brèsstichting publiceerde enkele maanden geleden “Boodschap aan Eu-ropa”, een SGP-visie op de Europese Unie, geschreven door een werkgroep onder leiding van de vroegere Europarlementariër ir. L. van der Waal. De auteurs van beide brochures maakten naar eigen zeggen dankbaar gebruik van de kennis van de mede-werkers van de Eurofractie.
Een voor de hand liggende vraag is waarom de beide instituten er van hebben afgezien om gezamenlijk één boek over Europa uit te brengen. Tijdens de persconferentie waar de SGP-brochure officieel werd aangeboden kwam deze vraag aan de orde. De voorzitter van de werkgroep “Boodschap aan Europa” Van der Waal gaf toen aan dat het boek van het weten-schappelijk instituut van de ChristenUnie meer een bestuurlijke invalshoek zou hebben. De SGP-publicatie zou meer “vanuit de ideologische” invalshoek zijn geschreven.
Deze uitspraak was voor mij aanleiding om de beide boeken eens naast elkaar te leggen en te kijken of er inderdaad een verschil van optiek was. De titels lijken daar wel op te duiden: de ChristenUnie wil “richting Europa” en pleiten dus voor een meer pro-Europese houding, ter-wijl de boodschap van de SGP toch is, dat ze juist geen boodschap aan Europa of specifieker de Europese Unie hebben. Na beide boeken te hebben gelezen, merkte ik dat de schrijvers van de beide boeken een genuanceerder beeld geven.
Publieke gerechtigheid en de natiestaat
In beide brochures staat de notie “publieke gerechtigheid” centraal. De voortgaande ontwik-kelingen in Europees verband vragen volgens Anker e.a. om een herbezinning.
“Een principiële uitspraak van de ChristenUnie over haar Europese idealen is noodzakelijk om een basis te leggen voor het werk in de toekomst”. Het gaat dan om dezelfde idealen als op nationaal bestuursniveau. Niet alleen nationaal, ook voor de Europese Unie gelden dezelf-de christelijke idealen. Volgens de publicatie van Benjamin Anker dient Europees beleid te worden beoordeeld naar de eis van publieke gerechtigheid en niet in de eerste plaats naar de mate waarin ze politieke eenwording dichterbij brengt. Ze toetst inhoudelijk en geeft weinig houvast als het gaat om de beoordeling van de verdeling van de bevoegdheden tussen be-stuurslagen. De overheid heeft tot taak om de publieke samenleving, ook de Europese in te richten naar de eis van het recht. Christelijke politiek wil dat recht zien ingevuld naar de eis van bijbelse gerechtigheid (de Tien Geboden) en daarmee God dienen.
De SGP geeft in haar brochure een soortgelijke benadering. Toch proef ik een andere insteek als het gaat om de vraag bij wie de primaire verantwoordelijkheid voor de politiek van pu-blieke gerechtigheid ligt. De boodschap van de SGP is duidelijk: bij de nationale overheid. Bij de SGP-visie over de toekomst van Unie blijft de natiestaat een prominente rol spelen. De SGP zet in haar visie in op een Unie van Europese Staten. Deze Unie beantwoordt het best aan het politieke doel van publieke gerechtigheid “gezien de historische en politieke betekenis van de natiestaat, de verscheidenheid aan nationale identiteiten, talen, culturen en structuren, de noodzaak van een goed functionerend democratisch besluitvormingsproces dicht bij de burger en evenwichtige machtsverhoudingen tussen staten”. De nationale staten vormen dus de staatkundige kernen in zo’n Unie. “Op Nederland berust de taak om de rijke erfenis van de reformatie te revitaliseren en deze als souverein blijvende staat in te brengen in de Europese politiek”, zo is de opdracht.
“Richting Europa” kiest, zo proef ik, een toch wat andere invalshoek. Ik lees bijvoorbeeld dat het uitgangspunt voor de beoordeling van de Europese politiek niet meer de nationale staat met zijn eigen soevereiniteit is. Het gaat volgens Benjamin Anker e.a. juist om de gedachte dat de staten en de volken een gemeenschap vormen die door recht geordend en gebonden dient te worden, naar de eis van de bijbelse gerechtigheid. Bij het erkennen van de meerwaar-de van Europese samenwerking, de relativiteit van nationale soevereiniteit, past vanaf de christelijke politiek geen defensieve houding. Veel eerder zou sprake moeten zijn van een pro-actieve, positief-kritische opstelling in het Europese debat. Bovendien is de laatste jaren onder christenen meer aandacht gekomen is voor de kansen van christelijke politiek binnen een integrerend Europa gekomen en minder nadruk op het belang van nationale zelfstandig-heid. Het “Groen-boek” erkent dat de EU geen soevereine staat is, maar een bovenstatelijke structuur. Toch behoren Europese instellingen tot “onze overheid”. Nationale staten “lenen” op een aantal terreinen hun soevereiniteit aan Europa, zodat de Europese instellingen op die terreinen als overheid kunnen optreden. De Europese instellingen zijn in hun ogen daarom dragers van gelegitimeerde overheidsmacht (blz. 67). De schrijvers van de ChristenUnie be-schouwen de EU-instellingen derhalve ook als dienares van God, de burgers ten goede.
Taken
SGP en ChristenUnie zijn het erover eens, dat aan het beleid op de terreinen Interne Markt, Milieu en Landbouw supranationaal vorm gegeven moet worden.
In tegenstelling tot de SGP kiest de ChristenUnie ervoor vervolgens ook het vraagstuk van asielzaken supranationaal behandeld te willen hebben. Anker e.a menen dat sinds het Verdrag van Amsterdam vrijwel alle onderwerpen inzake visa, asielrecht en immigratierecht commu-nautaire aangelegenheden zijn geworden. Ze vinden dat het voor zowel de toekomstige stabi-liteit in Europa als de verhoudingen binnen de nationale samenlevingen goed zou zijn om tot een gelijkmatiger verdeling van de asielzoekerstoestroom te komen. “Voor de overheid geldt niet alleen een taak de eigen samenleving naar de eisen van bijbelse gerechtigheid te ordenen, ook de vreemdeling aan de poort moet kunnen rekenen op een behandeling die daarmee in overeenstemming is”.
Even als hun SGP-collega’s menen de auteurs van het “Groenboek” dat ten aanzien van bin-nenlands bestuur, cultuur, onderwijs, volksgezondheid, sociale zekerheid, fiscale zaken en buitenlands beleid, defensie het primaat bij de nationale regeringen ligt. Een meerderheids-besluitvorming in de Europese instellingen op het gebied van buitenlands beleid en defensie-beleid wijzen zij af.
Grondwet of Verdrag
Een Europese Grondwet wijzen beide publicaties af. Wel spreken ze over een nieuwe verdrag. Beiden menen dat in de Preambule verwezen moet worden naar (joods)-christelijke waarden. De ChristenUnie voegt hieraan direct toe dat een verwijzing naar de culturele diversiteit van Europa nodig is.
Van der Waal e.a. vinden, dat het nieuwe Verdrag duidelijk moet maken op welke beleidster-reinen de EU wel of geen beleidsbevoegdheid heeft en op welke gebieden de nationale consti-tuties voorrang hebben boven het Verdrag. De schrijvers denken hierbij aan bijvoorbeeld on-derwijs. Voorts vinden de SGP-ers dat de natiestaten de dragers van het integratieproces zijn. Deze erkenning dient een plaats te krijgen in de Preambule van het Verdrag.
Anker e.a. vinden dat in het (basis)verdrag de bestuursvorm, een duidelijke bevoegdheden-verdeling en het lidmaatschap van de EU bij het EVRM kunnen worden opgenomen.
De SGP vindt dat het opnemen van een mensenrechten-‘catalog’ niet gepast en wijst de vor-ming van een Europees constitutioneel Hof van de hand.
Uitbreiding
De SGP-brochure meent dat Turkije een land is dat én een islamitisch karakter heeft en geo-grafisch gezien grotendeels buiten Europa ligt niet in de EU past. Ook behoort Turkije niet tot de christelijke waardengemeenschap. In het “Groenboek” ontbreekt een paragraaf over de uitbreiding van de EU en over de vraag of Turkije in de EU mag worden opgenomen. In het aprilnummer van DenkWijzer heeft Anker echter in zijn artikel “Europa als open concept” aangegeven dat hij een toekomstig lidmaatschap van Turkije zeker niet wil uitsluiten. Hij kiest voor een “principieel open houding” ten aanzien van mogelijk toekomstige lidstaten.
Conclusie
Naast de vele overeenkomsten komen uit een vergelijking van de beide boeken enkele (ac-cent)verschillen naar voren. Ik denk aan de visie over de natiestaat als hoedster van de publie-ke gerechtigheid in de internationale politiek, de benadering van het asielzoekersvraagstuk en de toelating van Turkije als lidstaat tot de Europese Unie. Een voor de hand liggende - en prangende - vraag is wat het standpunt van de Eurofractie ten aanzien van de door mij gesignaleerde (accent)verschillen is. Met het oog op de komende verkiezingen voor het EP lijken me deze antwoorden interessant en wellicht ook verrassend.
Tenslotte wil ik opmerken, dat het jammer is dat de auteurs van de “Boodschap aan Europa” in hun literatuurlijst geen enkele melding maken van het boek “Richting Europa”.
Door Willem Schneider
Gepubliceerd in DenkWijzer 2003, 4