De Nederlandse krijgsmacht in het nauw

De Nederlandse krijgsmacht in het nauw

een veiligheidsprovincie.jpg

11 oktober 2003 by J.J. van der Velden (bestuurslid)

Een van de magische woorden van zowel het vorige als het huidige kabinet is veiligheid. Verontrustend echter is het gemak waarmee vergeten wordt, dat de veiligheid in Nederland mede wordt bepaald door de internationale situatie. Tevens wordt te gemakkelijk voorbij gegaan aan de rol die de Nederlandse krijgsmacht in veiligheidskwesties dient te spelen.

Een voorbeeld waaruit blijkt dat gebeurtenissen in het buitenland wel degelijk effect hebben op onze samenleving, is het groeiende aantal meldingen van antisemitisme. Het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) signaleert in haar jaaroverzicht een direct verband tussen het toenemende aantal meldingen en het geweld in het Midden Oosten .
Instabiele verhoudingen binnen staten zijn vaak een voedingsbodem voor burgeroorlogen. Het gevaar dat dergelijke conflicten leiden tot een interstatelijk conflict is allesbehalve imaginair.
Zulke conflicten gaan gepaard met vluchtelingenstromen en humanitaire noodsituaties. Direct of indirect wordt ook Nederland hierdoor geraakt. Tegen deze achtergrond is ook de voortgaande verspreiding van massavernietigingswapens en moderne conventionele wapens bijzonder verontrustend.
Daarnaast hebben de aanslagen van 11 september 2001 het algemene gevoel van onveiligheid doen toenemen. Merkwaardig dat na de aanslagen van 11/9 een publiek debat over de kwetsbaarheid van Nederland en de rol die ons land dient te spelen in de strijd tegen het terrorisme nauwelijks heeft plaats gevonden. Want is bescherming tegen het internationale terrorisme geen strijd vóór de fundamentele waarden van onze democratische rechtstaat? Een bescherming waarvoor de NAVO symbool stond toen de dreiging uit het Oosten kwam.

Beleidsnotities


Decennia lang was de NAVO een betrouwbaar schild tegen de Sovjetrussische dreiging. Het bondgenootschap is zowel in de Moderne als Oude geschiedenis uniek. Het Delisch-Attisch vlootverbond (479 BC), tot stand gekomen na de Perzische oorlogen, kende weliswaar een overeenkomstige levensduur als de NAVO, maar was vóór zijn veertigste verjaardag verworden tot een machtsinstrument van het oude Athene.
Na de val van de Muur geraakte de NAVO met in haar kielzog de Nederlandse krijgsmacht in een identiteitscrisis. De dreiging van een militaire confrontatie met het Oostblok was weliswaar afgenomen, maar andere brandhaarden dienden zich aan. Het toekomstige operatiegebied, Theatre of war, kon overal ter wereld gelegen zijn. Nieuwe vormen van oorlogsvoering, zoals tegen het internationale terrorisme kondigden zich aan. De nieuwe situatie vereiste politieke en militaire beleidsveranderingen.
Aan zijn militaire middelen had het Westen veel te danken. Geen wonder dat NAVO-strijdkrachten eraan hechten die middelen op peil te houden. Te meer neigen zij daartoe, omdat de Golfoorlog heeft getoond, dat die middelen ook in de praktijk voldoen. De NAVO zag niet op tegen taakverbreding zoals crisisbeheersing. Doch onderkende dat nieuwe taken zonder politieke beleidslijnen marginalisering en taakverschraling tot gevolg zouden hebben. En dit zou weerslag hebben op haar hoofdtaak. Namelijk de verdediging van het NAVO-territorium. Op kleinere schaal stond Nederland voor een soortgelijk probleem.
De taken van Defensie zoals omschreven in de Grondwet kregen moeizaam gestalte. De verwarring in Nederland bleef ook toen de NAVO-lidstaten in 1991 een nieuwe defensieorganisatie vaststelden. Zelfs de Prioriteitennota (1993) waarmee het derde kabinet-Lubbers op de ontwikkelingen inhaakte, veranderde niets aan de onduidelijkheid over de te volgen koers.
De Prioriteitennota behelsde een omvangrijke inkrimping van het Nederlandse leger. Wat betreft de inrichting en organisatie moest de krijgsmacht geherstructureerd worden. De taak van het getransformeerde leger werd tweeledig.
Ten eerste zou de krijgsmacht bijdragen aan de verdediging van het NAVO-grondgebied. En op de tweede plaats moest Defensie voldoende troepen beschikbaar hebben voor gelijktijdige deelname aan vier vredesoperaties op bataljonsniveau.
Ook gedurende de regeerperiode van twee ‘paarse’ kabinetten bleef de algemene verwarring bestaan. Hoewel het zogenoemde ‘vredesdividend’ opgeld deed, bleek de wereld met het ingaan van de jaren negentig er niet rustiger op geworden. De uitdrukking ‘vredesdividend’ lijkt bijzonder gepast voor bezuinigingen. Want de inkt van de Prioriteitennota was nauwelijks opgedroogd en de daaruit voortvloeiende maatregelen amper verwerkt of het eerste Paarse kabinet kondigde additionele bezuinigen aan.
Toch werd een nieuw Strategisch Concept van de NAVO, waarin crisisbeheersing als nieuwe kerntaak van de NAVO is opgenomen, gretig omarmd. Maar het beleid kreeg geen gestalte. De krijgsmacht was geen urgentie.
De paarse kabinetten gaven voorzichtig gehoor aan de aanbevelingen, zoals geconcludeerd in de Prioriteitennota, doch de Koude Oorlog-structuur van Defensie bleef ongemoeid. De topzware structuren met complete hoofdkwartieren voor alle krijgsmachtonderdelen bleven bestaan. De krijgsmacht begon de anatomische kenmerken van zo’n Hollywood-achtig buitenaards wezen te krijgen: een enorm hoofd op een kleine magere romp en sprietige haast krachteloze ledematen.
De toenmalige minister van defensie Frank de Grave produceerde in 1999 achtereenvolgens een Hoofdlijnennotitie, een Strategisch Toekomstdiscussie en de Defensienota 2000.
In de Hoofdlijnennotitie wordt aangegeven hoe de krijgsmacht de komende tien jaar moet veranderen. Belangrijk is een accentverschuiving van de verdedigingstaak naar het beschermen en bevorderen van de internationale rechtsorde. Hoewel er ten opzichte van de Prioriteitennota geen fundamentele veranderingen zijn geweest aan de internationale veiligheidssituatie, wordt nogmaals voor bezuinigingen gekozen. Verder staat de Hoofdlijnennotitie, door teveel in detail te treden, een discussie over de toekomstige taken van de Krijgsmacht in de weg. En dat is ook het struikelblok in de Strategische toekomst Discussie Defensie. Elke zichzelf respecterende (belangen)-organisatie deed zijn zegje. Maar oplossingen vloeiden er niet uit voort of werden door de overheid ter zijde geschoven. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Defensienota 2000 aan dezelfde euvels lijdt als de voorafgaande notities. De aangekondigde maatregelen worden in alle notities zwak onderbouwd. Zo wordt nergens de ondergrens van de bezuinigingsoperaties duidelijk aangegeven. Hoeveel kan er bezuinigd worden zonder dat de operationele capaciteiten van de krijgsmacht worden aangetast?
Het tweede Paarse Kabinet besloot om maximaal 85 JSF-vliegtuigen aan te schaffen. Houdt dit in dat 85 gevechtsvliegtuigen in de toekomst voldoende zijn voor de taakuitvoering van de Koninklijke Luchtmacht?
Onvoldoende wordt duidelijk gemaakt op welke wijze de krijgsmacht geschikt kan blijven voor zijn taakuitvoering. Moderne krijgsmachten veranderen voortdurend omdat de taken steeds veranderen. Maar geen van de beleidsnotities omschrijft duidelijk hoe op dergelijke situaties geanticipeerd moet worden.

Bezuinigingen worden steevast verdedigd met het afnemende belang van de verdedigingstaak. Een aanval op ons grondgebied wordt onwaarschijnlijk geacht. Voor een deel is dit waar. Betrekken we dit echter op het gehele NAVO-gebied, dan boet het argument aan kracht in. Want de voortdurende instabiliteit aan Europa’s periferie is een bron van zorg.
In de gewijzigde internationale veiligheidssituatie en de opkomst van het internationale terrorisme is de scheiding tussen interne en externe veiligheid diffuus geworden. Is het dan wijs om landsverdediging en vredesoperaties als tegenovergestelde componenten te beschouwen?
Het blijft schipperen tussen conclusies en aanbevelingen aan de ene kant en het verwezenlijken ervan aan de andere kant. Een dergelijke patstelling leidt tot kaalslag.

De nieuwe bezuinigingen


Bij zijn beargumentering van de laatste bezuinigingsoperatie leunt minister van defensie Kamp sterk op analyses van de NAVO en de Europese Unie die respectievelijk bekend staan als Defence requirement review en Headline Global. De studies concluderen, dat na de val van de Muur de defensietaken dienen te veranderen. Beide rapporten constateren tevens een overschot aan territoriale verdedigingseenheden en een tekort aan transportcapaciteit, technologie voor het verzamelen van informatie en precisiewapens. Minister Kamp zegt te willen kiezen voor de transformatie die de NAVO wenselijk acht. Doch kijkend naar de lijst van te schrappen krijgsmachtonderdelen en wapensystemen is het de vraag of minister Kamp duidelijk en consequent kiest.
Waarom wordt de vliegbasis Twente waarschijnlijk wel gesloten en Volkel bijvoorbeeld niet? Liggen aan die beslissing economische motieven ten grondslag? Wordt de vliegbasis Volkel ontzien omdat er kernwapens zijn opgeslagen? Uit zijn brief aan de Kamer waarin minister Kamp zijn plannen probeert toe te lichten wordt dat niet duidelijk. Wanneer de minister het afstoten van 22 MLRS-systemen en 60 PRTL-voertuigen uit oogpunt van het afnemende belang van landsverdediging beargumenteert, dan is niet duidelijk waarom hij na verkoop van 15 houwitsers alsnog 39 stukken handhaaft. Verwarrend wordt het wanneer Kamp naast stabilisatietaken ook aanvalstaken wil handhaven.
Als er een wapensysteem is die in offensieve acties een belangrijke rol kan spelen dan is dat wel de MLRS. Ook het verminderen van de Apachevloot met zes aanvalshelikopters is in dit kader niet goed te volgen. De twee Golfoorlogen hebben aangetoond hoe belangrijk aanvalshelikopters zijn ter ondersteuning van grondeenheden.
Uit de vaststelling dat de gevechtskracht op sterkte moet blijven is het logisch dat wordt gekozen voor handhaving en modernisering van de F-16 vloot. Ook de investering in het JSF-project past in deze ambitie. Maar dan is het vreemd dat het kabinet afziet van een derde mariniersbataljon. Een derde mariniersbataljon zou extra gevechtscapaciteit in mankracht opleveren. Bovendien zou een extra bataljon het rouleren van eenheden voor vredesmissies aanzienlijk verbeteren. Waarom voor een mariniersbataljon werd gekozen, is niet duidelijk. Tot nu toe heeft het Korps bij uitzendingen reguliere infanterietaken uitgevoerd. Dan ligt extra gevechtscapaciteit in de vorm van een nieuw infanteriebataljon voor de Koninklijke Landmacht meer voor de hand. De discrepantie tussen een beschikbaar militair apparaat en onduidelijke of niet volvoerde doelstellingen vormt een structureel probleem voor Defensie.
Tot op de dag van vandaag bestaat er geen richtinggevend document. Het gevolg is dat bezuinigingen niet op basis van een visie worden verwerkt doch verworden zijn tot een handjeklap tussen coalitiegenoten. Minister Kamp is gebonden aan een krap budget en moet er maar wat van zien te maken. Dat is geen beleidsvoering maar boekhouden. En de nieuwe bezuinigingen zullen dan ook disproportionele gevolgen hebben.

De gevolgen van de bezuinigingen

Het eerste gevolg van bezuinigingen is, dat de krijgsmacht drastisch wordt verkleind, terwijl de werkdruk als gevolg van de uitzendingen te hoog blijft. Bezuinigingen op personeel en het niet paraat stellen van een nieuw bataljon is ook om een andere reden niet verstandig. In Zuid-Amerika zal in 2010 het aantal mensen dat in stedelijke gebieden woont toegenomen zijn met negentig procent. In Afrika en Azië zal dat met meer dan vijftig procent het geval zijn. De toekomst van vredesoperaties ligt waarschijnlijk in de congestie van huizen, straten, riolen en industriële complexen die de steden van de toekomst zullen vormen. Urbane omgevingen vereisen een strategie die in militaire kringen bekent staat als Urban War Fighting. Luchtoverwicht en slimme bommen doen er in verstedelijkte gebieden niet zoveel toe. Het zijn goed uitgeruste en goed opgeleide militairen die ter plaatse een cruciale rol spelen.
Ten tweede is Defensie door voortdurende bezuinigingen dusdanig uitgekleed dat nieuwe bezuinigingen ernstige gevolgen zullen hebben voor de gevechtskracht. Ten onrechte wordt vaak gedacht dat bij crisisbeheersing volstaan kan worden met lichtbewapende eenheden.
De Balkancrisis heeft laten zien, dat er momenten aanbreken waarin robuust ingrijpen noodzakelijk is. De grimmige werkelijkheid van het werken onder VN-vlag moet sinds Sebrenica ook Nederland duidelijk zijn. De Pruisische militair en filosoof Von Clausewitz vergeleek in dit verband oorlogsvoering met een kameleon. Het dier neemt weliswaar de kleur van zijn omgeving aan, maar blijft een kameleon. Het lijkt alsof oorlogvoering verandert. We hanteren eufemismen zoals ‘peace-enforcing’, vredestroepen, stabilisatiemacht en crisisbeheersing. Maar uiteindelijk hebben we het over hetzelfde thema.
Het derde gevolg van bezuinigingen is, dat de waarde van de krijgsmacht als instrument voor de politiek zal verminderen. Ook bij vredesoperaties blijft Defensie een instrument voor de politiek. Wellicht niet zo extreem zoals de al eerder genoemde Von Clausewitz bedoelde, maar ook een vredesoperatie is in feite niets anders dan een ‘voortzetting van politiek, zij het met andere middelen’.
Ten vierde zal het voor Nederland steeds moeilijker worden om in internationale coalities op te treden. Het technologische verschil met de Europese bondgenoten en met de Verenigde Staten wordt zo groot dat samenwerking onmogelijk wordt. Daarom zijn de VS gebeten op meer investeringen. Washington vindt dat de waarde van de NAVO gelegen is in de bereidheid van Europese bondgenoten om hun defensie-inspanningen te intensiveren. In Franse en Italiaanse militaire kringen gaan stemmen op om bij toekomstige operaties alleen samen te werken met bondgenoten die daadwerkelijk een versterking of aanvulling vormen.
Ten slotte levert afgedankt militair materieel - binnen de kaders welke de overheid stelt aan verkoop van strategische goederen - nauwelijks iets op. Het opbouwen van afgedankte eenheden kost, wanneer de situatie daar over een paar jaar wellicht om vraagt, meer dan het opheffen daarvan heeft opgebracht. Bovendien is in crisistijden het noodzakelijke materieel moeilijk en tegen een hogere prijs verkrijgbaar.

De ChristenUnie en de Krijgsmacht

Defensie staat niet op de politieke kaart. Voor de meeste partijen is de krijgsmacht een sluitstukpost op de begroting. Zo niet voor de ChristenUnie.
De ChristenUnie wil niet bezuinigen op het defensiebudget doch pleit voor een verhoging van het budget met driehonderd miljoen euro. En de bijdragen van de ChristenUnie in de Tweede Kamer getuigen van zorg over en kritiek op het gevoerde beleid.
De ChristenUnie beseft dat voortdurende bezuinigingen een luxe is welke Nederland zich niet kan veroorloven. Toch zou het goed zijn wanneer Defensie een hogere plaats op het prioriteitenlijstje van de ChristenUnie krijgt. Een open samenleving als de onze is per definitie kwetsbaar voor gezagsondermijnende activiteiten. Nadrukkelijker dan nu het geval is, zou de ChristenUnie er goed aan doen te wijzen op de kwetsbaarheid van onze samenleving en de rol welke de krijgsmacht in veiligheidsvraagstukken dient te spelen. Wellicht is in dit kader een alternatieve defensienota van de Christenunie het overwegen waard.
Een belangrijk gegeven is dat Defensie niet beschikt over een eigen achterban. Andere beleidsterreinen zoals Onderwijs of Landbouw hebben in de politiek en in belangenorganisaties wel een achterban. Bezuinigingen hebben onmiskenbaar effect op het defensiepersoneel. Dat hoeft niet per definitie negatief uit te pakken. Wanneer namelijk verbetering en vooruitgang het gevolg zijn van bezuinigingen kan het stimulerend voor het personeel werken. Een effect wat organisatiedeskundigen ‘Inner Migration’ noemen. Doch wanneer bezuinigingen veranderen in kaalslag, zal het tegenovergestelde bereikt worden. Op dit gebied kan de ChristenUnie vruchtbaar werk verrichten. Mannen en vrouwen die zich waar dan ook ter wereld ten dienste van ons land stellen, verdienen een partij die onverkort hun belangen behartigd.

Concluderend

Ten eerste lijkt Nederland in zichzelf te keren. Want bij discussies over veiligheid wordt nauwelijks over de landsgrenzen heen gekeken. Internationale politieke, militaire, technologische en sociaal-economische ontwikkelingen resulteren in een diffuus samenstel van veiligheidsrisico's, waarbij de grens tussen militaire en civiele activiteiten vervaagt. In dit kader krijgt Defensie in veiligheidsdebatten niet het gewicht toegekend die het zou moeten hebben.
Ten tweede hebben onevenwichtige beleidsnotities geleid tot schipperen tussen veelbelovende aanbevelingen en het uitvoeren ervan. Het benoemen van problemen alleen leidt niet tot de oplossing ervan. Handjeklap tussen coalitiegenoten bepalen helaas de toekomst van de krijgsmacht. Hier zijn rekenmeesters aan het werk met als primaire doel het sluitend maken van ’s lands begroting. Kaalslag met verontrustende gevolgen voor de operationele kwaliteiten van de krijgsmacht is het resultaat. Het kabinet-Balkenende is in navolging van twee paarse kabinetten erin geslaagd Defensie naar de onderste regionen te dirigeren. Voorwaar een zorgwekkend wapenfeit. Want Nederland kan niet voortdurend en beleidsloos de defensie-uitgaven verlagen en tegelijkertijd internationaal een volwaardige rol spelen.
Ten slotte kan de ChristenUnie zich opwerpen als belangenbehartiger van de krijgsmacht en haar personeel. In dit verband is een alternatieve defensienota van de Christenunie aan te bevelen.
Een democratische rechtstaat is zo waardevol dat we er niet zuinig genoeg op kunnen zijn. We beseffen te weinig dat verworvenheden zoals excellente zorg, goed onderwijs en comfortabel openbaar vervoer futiel worden, zodra de veiligheid van Nederland als democratische rechtstaat niet langer meer gewaarborgd is.

Bronnen

Carnal, Colin A., "Managing change in organizations", Prentice Hall International Editions, Englewood Cliffs, 1990.
CIDI. Jaaroverzicht antisemitisme in Nederland 2002 en overzicht 1 januari- 5 mei 2003. Den Haag. CIDI, 2003.
Clausewitz Von, Vom Kriege. Potsdam 1832. Michael Howard en Peter Paret, On War. Princeton: Princeton University Press, 1976.
Cozijnsen, A.J. en W.J. Vrakking, "Ontwerp en Invoering Strategieën bij organisatieverandering”, Alphen aan de Rijn, 1995.
Dake, A., Si vis pacem- Het Nederlandse defensiebeleid op lange termijn. Van Gorcum, Assen 1998.
EU Headline Global. Europese Raand van Helsinki. 10 en 11 december 1999. 27 juli 2003.

http://europa.eu.int/council/off/conclu/dec99/dec99_nl.htm
http://www.tweedekamer.christenunie.nl/documenten.php?tekstId=4

Joint Chiefs of Staff. Doctrine for Joint Urban Operation. Washington: US Army AG Publication Center SL, 2002.

Kennedy, Paul. Grand Strategies in War and Peace. Yale: Yale University Press, 1991.

Leurdijk, D.A., De Nooy, G.C., Rozemond, S., ea. Nederland op vredesexpeditie Haag: Instituut Clingendael,1996.

Ministerie van Defensie. sa. Hoofdlijnennotitie voor de Defensienota 2000. http://www.mindef.nl/defensienota/volledige/hoofdlijnen_beleid/.

Ministerie van Defensie.1999. Defensienota 2000: omvang en structuur voor de komende tien jaar. http://www.mindef.nl/nieuws/persberichten/291199_defensienota.html.

Ministerie van Defensie. sa. Defensiebegroting 2003. 17-09-2002. http://www.mindef.nl/nieuws/parlement/rapporten/160900_defensie.html.

NATO Strategic Concept. NATO. 7 november 1991. 27 juli 2003.
http://www.nato.int/docu/comm/49-95/c911107a.htm

Teitler, G., De Indische defensie en de bezuinigingen, Den Haag, 1985.

Wijk De, R. Vechten met een hand op de rug?: vredesondersteuning in escalerende conflicten. Den Haag: Instituut Clingendael, 1996.

Door J.J. van der Velden, bestuurslid KV-Zwolle en werkervaring bij Defensie en KPN-Risicom.

Gepubliceerd in DenkWijzer 2003, 4