Europese grondwet en christelijke wortels

Europese grondwet en christelijke wortels

christelijke wortels.jpg

20 juni 2003 by Willem Schneider (provinciaal bestuur)

Eind vorige week is de Europese Conventie afgerond met een ontwerp voor een “Grondwet” dat vrijdag 20 juni aan de EU-regeringsleiders tijdens de Top van Thessaloniki wordt aangeboden.
Helaas heeft de Conventie in de Preambule van deze grondwet geen verwijzing opgenomen naar de christelijke wortels van Europa.

Vanuit de christen-democratische fractie van het Europees Parlement en door Pools-Duitse parlementariërs is tijdens de Conventie sterk gepleit voor zo’n verwijzing. De ChristenUnie/SGP fractie in het Europees Parlement heeft kenbaar gemaakt dat zij deze opvatting steunt. Dat geldt ook voor de Tweede Kamerfractie van ChristenUnie.

“Onze grondwet wordt democratisch genoemd omdat de macht niet in handen is van een minderheid, maar van heel het volk”. Deze uitspraak van Thucydides - de Griekse historicus die bekend is van zijn boek over de beschrijving van Peloponnesische Oorlog - staat boven de Preambule van de “grondwet” van de EU. Vanuit de standpunten uit het verleden zal het duidelijk zijn dat de ChristenUnie geen voorstander is van een dergelijke grondwet. Dit idee is een opstap om te komen tot een verdere verstatelijking van de Europese Unie. In plaats de term “grondwet” te gebruiken lijkt me beter het slotdocument van de Europese Conventie als een constitutioneel verdrag aan te duiden.
In dit Verdrag wil het dagelijks bestuur van de Europese Conventie een Preambule opnemen. De Preambule zou van grote betekenis zijn om het karakter van de Unie als waardengemeenschap tot uitdrukking te brengen. Deze waarden staan in art I-2 opgesomd: menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten. Dat klinkt allemaal erg liberaal, socialistisch, postmodern of hoe je het ook wilt noemen... Deze termen komen ook terug in de Preambule. Wat de meerwaarde van het opnemen van een Preambule is, is dus twijfelachtig. “Als er dan toch een preambule komt, dan mag het er toch niet een zijn met een kanjer van een gat als het gaat om de wortels van onze beschaving”, verwoordde André Rouvoet vorige week dinsdag tijdens het kamerdebat over de Europese Conventie.

In het voorstel van het Presidium van de Europese Conventie van 12 juni jl. wordt helaas geen directe verwijzing gegeven naar de joods-christelijke tradities en waarden die in de Europese landen zijn terug te vinden. Integendeel, eerder wordt de indruk gewekt dat de waardengemeenschap in Europa voortspruit uit het humanisme, dat eerst door de Griekse en de Romeinse beschaving en later door de Verlichting werd gevoed. In Europa hebben zich geleidelijk de waarden ontwikkeld die ten grondslag liggen aan het humanisme, namelijk “gelijkheid van alle mensen, vrijheid en eerbied voor de rede”. Een positieve ontwikkeling is dat in het jongste voorstel van het Presidium niet direct meer wordt verwezen naar de Griekse en de Romeinse beschaving en zelfs ook niet meer naar de “filosofische stromingen der Verlichting”. Dit was eerst wel het geval bij het eerste voorstel van Presidium.
Teleurstellend is dat in ook de jongste versie nog wel wordt verwezen naar “culturele, religieuze en humanistische tradities van Europa, waarvan de waarden nog steeds deel uitmaken van zijn erfgoed”. Helaas betekent dat dus dat de vage term 'religieuze' traditie is blijven staan, terwijl het humanisme wel expressis verbis wordt genoemd. Het Franse laïcisme, de opvatting dat een overheid zich op geen enkele wijze met religie inlaat, komt hierin naar voren. Maar intussen is het humanisme ook een specifieke levensbeschouwing, waarmee de niet-neutrale positie van deze preambule is gedemonstreerd.
Het expliciet verwijzen naar Thucydides, naar de “religieuze traditie” en niet naar de christelijke waarden is absoluut geen evenwichtige benadering van de wortels waarop de huidige Europese waardengemeenschap is gefundeerd.

Thucydides vindt dat de grondwet pas democratisch is als de macht van het “heel volk” is. Deze uitdrukking doet denken aan het idee van de “algemene wil van de gemeenschap” van de Franse filosoof Jean Jacques Rousseau in zijn boek Le Contract Social. Kort gezegd komt dat idee er op neer dat alleen deze algemene wil het vermogen heeft om te bepalen wat het “algemeen belang” van de gemeenschap is. Het grote gevaar dat hierbij om de hoek komt kijken is, dat de rechten van minderheden of van het individu ondergeschikt dreigen te worden aan “algemene wil”. Burgerlijke vrijheden zouden zo beperkt kunnen worden. De historie leert ons, dat dit ook gebeurd is.
Een dergelijk absolutistisch staatsgezag komt ook terug bij een verlicht filosoof als Thomas Hobbes. Ook hij was weinig democratisch ingesteld. In zijn boek De Cive ('Over de Burger') liet hij weten weinig op te hebben met politieke partijen. “Indien het tot de taak der regeerders behoort de heerszuchtige lieden onder bedwang te houden, dan nog veel meer om de politieke partijen zelf op te lossen en te verdoen”.
Ik wil met deze twee voorbeelden maar aangeven, dat de democratie zoals wij die kennen en de positie van (christelijke) minderheden bij een aantal (invloedrijke) denkers van die behoren tot de “religieuze” en “humanistische” tradities van Europa niet even veilig is als men zou denken of verwachten.
Door het humanisme wel te noemen en de christelijke stroming juist niet, wordt een verkeerd signaal afgegeven. De Europese historie wordt groot onrecht aangedaan als de opstellers van de conceptgrondwet de invloed van eeuwen christelijk geloof in de samenleving van de Europese landen als historisch relict aan de vergetelheid overgeeft.
Pogingen om het christelijke wortels van Europa in de Preambule explicieter te vermelden verdienen onze steun. Een goede formulering is zoals die in de preambule van de Ierse grondwet is vastgelegd: “Wij, het volk van Éire, nederig erkennend al onze verplichtingen aan onze God, de Here Jezus, die onze vaderen in eeuwen van beproevingen geestelijk ondersteunde”. De Duitse grondwet heeft het over de verantwoordelijkheid van het volk tegenover God en de mensen. Ik besef dat dergelijke formuleringen waarschijnlijk niet haalbaar zijn. Daarom is veel te zeggen voor een formulering zoals de Poolse grondwet uit 1997 die kent: “Wij, de Poolse natie, alle inwoners van de Republiek, zowel degenen die geloven in God als bron van waarheid, gerechtigheid, het goede en het schone, als degenen die zo’n geloof niet hebben maar deze universele waarden respecteren omdat ze uit andere bronnen komen. …. “Verplicht aan onze vaderen voor hun werk, hun strijd voor onafhankelijkheid, die hoge offers eiste, voor onze cultuur, die geworteld is in de christelijke erfenis van het land en in universele humanitaire waarden”.

Tijdens de Conventie werden amendementen ingediend, die expliciet verwezen naar de christelijke religie. Frappant was dat deze amendementen niet werden ingediend door vertegenwoordigers van de regeringen van de (kandidaats)lidstaten. Een gunstige uitzondering hierop is de vertegenwoordiger van de Maltese regering. Deugdelijke wijzigingsvoorstellen kwamen van de vertegenwoordigers van het Poolse, Slowaakse en Duitse parlement. Ook de vertegenwoordigers van het Europees Parlement lieten zich niet onbetuigd. Zo diende de Duitse Elmar Brok van de christen-democratische fractie in het Europees Parlement een goed voorstel in.

Nu de Conventie voorbij is, is het de vraag wat de inzet van de Nederlandse regering zal zijn tijdens de komende IGC. Tijdens het kamerdebat over de Staat van de Unie in het najaar van 2002 gaf CDA-premier Balkenende aan dat het goed is, dat men zich in Europa bewust is van de morele wortels en de morele achtergronden. “De joods-christelijke traditie is daar een belangrijk onderdeel van, het humanisme is dat evenzeer. In het Europa van nu komen er nieuwe religies bij.” Bij het kamerdebat over de Europese Conventie in maart 2003 zei hij dat zich kon voorstellen dat er een formule in de preambule komt, waarin wordt aangegeven dat de Unie is gebaseerd op fundamentele beginselen, waaronder respect voor geestelijke en morele waarden. De term “joods-christelijke traditie” nam Balkenende tijdens dat debat niet meer in de mond. De premier kwam met zijn woorden wel in de buurt van de formulering zoals het Handvest van Grondrechten van burgers in de Europese Unie die gebruikt. In het Handvest is de volgende tekst op genomen: “zich bewust van haar geestelijk en morele erfgoed vestigt de Europese Unie haar grondslag op de ondeelbare en universele waarden van menselijke waardigheid, vrijheid, gelijkheid en solidariteit”. Interessant is hierbij de Duitse vertaling: “ihres geistig-religiösen und sittlichen Erben”. Het spirituele element wordt dus duidelijk vertaald als geestelijk religieus!
Gelukkig gebruikte de premier tijdens het laatstgehouden kamerdebat over de Europese Conventie (10 juni jl.) de term “joods-christelijk traditie” weer. Balkenende gaf terecht aan dat het in de Preambule gaat om een terugblik en waarin de vraag wordt gesteld wat Europa heeft gemaakt tot wat het nu is. “Op basis van historisch besef kan niet ontkend worden dat de joods-christelijke en humanistische traditie daarin een grote rol hebben gespeeld. Als je de geschiedenis van Europa probeert te duiden, kun je niet voorbij gaan aan deze tradities. Het zou een slechte zaak zijn als het noemen van die tradities werd gezien als een aanval in een bepaalde richting of dat het bepaalde vragen opriep. Wij moeten streven naar opname van een verwijzing naar de joods-christelijke traditie of de formulering als zodanig moet ter discussie worden gesteld. Nu zitten er duidelijk hiaten in de preambule.”
Balkenende zit dus op de goede lijn. Hoe je het wendt of keert, het christendom was eeuwenlang een belangrijke cultuurdrager in Europa. Het niet noemen van de naam van God of op z’n minst verwijzen naar de christelijke erfenis doet de geschiedenis geweld aan. Terecht riepen ChristenUnie (en ook de SGP) vorige week dinsdag tijdens het kamerdebat de regering op om zich in de komende tijd sterk te maken voor het alsnog expliciet vermelden van die joods-christelijke wortels van Europa in de Preambule. Helaas werd door de meerderheid van de Kamer een motie van D66 aangenomen waarin de regering werd verzocht zich te verzetten tegen het opnemen van verwijzingen naar een “specifieke Europese religieuze grondslag” in de preambule. Het is te hopen dat Balkenende dit verzoek naast zich neerlegt!
Kortom, de ChristenUnie zit niet te wachten op een Europese Grondwet, dat weer een volgende stap naar een federalisering van de Europese Unie is. Over de noodzaak van een Preambule in deze “grondwet” heb ik twijfels. Als deze Preambule er echter komt, dan is een expliciete verwijzing naar de rol die de joods-christelijke traditie in de geschiedenis van Europa heeft gespeeld, noodzakelijk.

Door Willem Schneider, medewerker van de mr. Groen van Prinstererstichting, het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie. Hij was onder meer werkzaam als stafmedewerker van de vaste Kamercommissie van Buitenlandse Zaken

Gepubliceerd in het Friesch Dagblad