Reactie Thijs van Daalen op artikel over democratische partijvernieuwing

Reactie Thijs van Daalen op artikel over democratische partijvernieuwing

reactie.jpg

8 februari 2003 by Thijs van Daalen (voorzitter)

Een interessant artikel van Hans Valkenburg en Frank Visser. Zij proberen via een analyse van partij en omgeving tot aanbevelingen te komen voor de beste structuur van hun en onze ChristenUnie. Graag wil ik ingaan op de vraag om hierop te reageren, omdat ik hun denkwerk en aanzetten waardeer en ook vanwege de betrokkenheid die uit hun artikel blijkt. Ik haak daarom graag aan bij hun slotzin: “de ChristenUnie moet een beweging worden van enthousiaste leden die ervoor gaan om het principiële geluid van de christelijke politiek nog breder in de samenleving te laten landen”.

Analyse

In de analyse wordt uitgegaan van een aantal maatschappelijke ontwikkelingen zoals: democratisering, emancipatie en inspraak. Ze constateren daarbij dat die ontwikkelingen ook invloed hebben op onze partij. En dat is zeker waar. “Weg met die verfoeide bestuurlijkheid” wordt zo nu en dan ook in onze gelederen gehoord, hoewel veel minder dan bij andere partijen. Dat we inmiddels een veel minder natuurlijke en volgzame achterban hebben, dat hebben we het afgelopen jaar duidelijk kunnen merken.
Toch gaat de analyse wat mij betreft nog niet diep genoeg. Ik zie vooral een opsomming van feiten die het op zichzelf waard zijn om goed te analyseren binnen de context van de ChristenUnie vandaag. De vraag is: in hoeverre zijn deze feiten waar voor het geheel van de partij?
We zijn een club van bijna 30.000 leden. Verlangen die allemaal naar democratisering, of is dit uitsluitend waar voor een klein deel dat juist bestuurlijk is ingesteld? Een antwoord op die vraag is noodzakelijk. Eén algemene oplossing voor een heterogene groep leidt niet zelden tot onbegrip. Daarom ben ik nog niet direct gewonnen voor de mix-variant die Frank en Hans voorstellen.

Heterogeen

Om een aanzet tot nadere analyse te geven wil ik graag wat meer op de heterogeniteit van een ledenbestand inzoomen. Daarbij signaleer ik dat ondanks de grote betrokkenheid die er wel degelijk is onder onze leden, we toch behoorlijk onder invloed staan van de huidige maatschappij. We kunnen er niet omheen dat ook onder ons gedacht wordt: “welk voordeel behaal ik eraan?”. Daarnaast maak ik gebruik van gegevens die bekend zijn uit andere grote ledenorganisaties.
Ik ga de stelling aan dat ongeveer 95% van onze leden vooral lid is omdat ze vindt dat de ChristenUnie steun verdient. Niet meer en niet minder. Deze groep van mensen wil graag op de hoogte blijven (een beetje inhoudelijk, maar vooral geïnteresseerd in waar mensen mee bezig zijn) en wil trots kunnen zijn op hun club. Deze groep streeft niet naar dieper gaande betrokkenheid.

Dan blijft een fractie van 5% die een sterkere betrokkenheid wil. De helft daarvan wil op thema’s betrokken zijn en inhoudelijk kunnen meepraten. Zij heeft geen behoefte om in een of andere bestuurlijke functie terecht te komen. De andere helft wil daadwerkelijk bestuurlijk actief zijn. Het gaat dan om politiek of organisatorisch bestuurlijke functies.

Leden betrekken

Terug naar de uitgangsstelling: de ChristenUnie is een beweging van enthousiaste leden, die ervoor gaan om het principiële geluid van de christelijke politiek nog breder in de samenleving te laten landen”.
De grootste groep van leden heeft dus geen behoefte om actief betrokken te zijn. Deze groep wil geïnformeerd zijn, voldoende (maar zeker niet te veel) informatie krijgen en het gevoel hebben dat ze betrokken worden. Het informatie aspect wordt intern geregeld via HandSchrift en het internet, terwijl extern radio, TV en de schrijvende media ook geprikkeld moeten worden om aandacht aan de ChristenUnie te besteden, want dit versterkt het gevoel van erbij horen. De betrokkenheid regel je zo dicht mogelijk bij de mensen in de buurt, in een omgeving waarin ze zich thuisvoelen en anderen kennen.

Voor de groep die inhoudelijk wil meepraten, moet een permanent mechanisme van “kennisgroepen” opgezet worden. Die groepen werken actief mee in het laten ontstaan van standpunten, leveren input voor verkiezingsprogramma’s op de onderscheiden niveaus en zijn direct raadpleegbaar voor raads- en statenleden in actuele politieke situaties.

De groep die in een politiek-bestuurlijke functie betrokken is of zou willen zijn, behoeft veel aandacht. Zij zijn feitelijk het “speerpunt” van de partij. Zij hebben recht op permanente educatie, zowel op de politieke inhoud zelf als op de wijze van “verkopen” van die inhoud. Zij hebben ook een plicht naar de partij toe om die investeringen zo goed mogelijk te laten renderen. Dat betekent zoveel als maar mogelijk aanwezig zijn op door de partij georganiseerde (trainings)bijeenkomsten, maar ook in hun directe omgeving zoveel mogelijk met leden en geïnteresseerden in contact staan.

Dan is er de groep die organisatorisch-bestuurlijk bezig wil zijn. Zij moeten de enthousiaste spil van de organisatie vormen. Het betrekken van de leden en het zorgdragen voor kwaliteit is hun primaire aandachtsveld. Daarvoor moeten ze zoveel mogelijk hulpmiddelen en ruimte krijgen aangeboden.

Organisatievorm

“De vorm volgt uit de functie” is een gegeven in de organisatiekunde. Nu gaat het erom duidelijk te krijgen over welke functie we spreken. Hans en Frank leggen nadruk op democratisering en inspraak. Hoewel dit belangrijke thema’s zijn, bepalen ze mijns inziens niet primair de functies. Ze zijn meer additioneel en horen bijna gratis mee te komen met de gekozen vorm. We streven naar een partij van enthousiaste en betrokken leden. Daar liggen dan ook wat mij betreft onze functies: enthousiasmeren en betrekken.
Betrokkenheid genereer je mijns inziens door dicht bij de mensen aanwezig te zijn en hun zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid te geven. Enthousiasme komt voort uit het feit dat iemand op zijn eigen niveau en interessegebied iets kan bijdragen aan de club. Of door actief te participeren of door goede en fijne zaken te consumeren.

Naar mijn mening is het daarom goed om nader te overwegen of het wel nodig is leden inspraak te geven op congressen. Omdat vrijwel in alle gevallen zal blijken dat er niets meer mee gedaan kan worden, zal die inspraakmogelijkheid zelfs ontmoedigend kunnen werken. Mijns inziens moet de inspraakmogelijkheid al gegeven en benut zijn als je in een besluitvormend congres bijeenkomt.

Mijn organisatievariant begint net als bij Frank en Hans bij de lokale vereniging die een zelfstandige rechtspersoon is. Bij voorkeur treffen ze elkaar ook in provinciaal verband. Er is een Provinciale Unie die zoveel mogelijk coördinerend naar de lokale verenigingen optreedt; er actief aan werkt dat zoveel mogelijk leden betrokken worden, doordat er enthousiaste lokale besturen zijn. Het landelijk bestuur luistert in de eerste plaats op de congressen naar de lokale verenigingen. Zij adviseert ook de lokale verenigingen op organisatorisch en politiek gebied. Landelijk wordt gezorgd voor goede gereedschapskist om het lokale en provinciale werk te kunnen doen. Het landelijk bestuur bereidt besluitvorming voor en ziet erop toe dat de besluiten ook worden uitgevoerd.

De noodzakelijke invloed van de leden wil ik graag langs twee sporen laten verlopen.

Ten eerste een (landelijk) systeem van kennisgroepen die op permanente basis bezig zijn met de politieke issues. Soms zijn ze provinciaal, dan weer in landelijk verband met elkaar bezig. Ze ontmoeten elkaar met enige regelmaat, maar gebruiken waar mogelijk ook de internetfaciliteiten van de ChristenUnie. Een coördinerend lichaam (binnen het Landelijke Bureau) zorgt ervoor dat hun bijdragen op de juiste plaatsen input zijn. Als ze ook politiek actief willen worden, treden ze in contact met hun lokale vereniging die hun mogelijkheden onderzoekt; lokale competities om de vaardigheden aan te scherpen voor hen organiseert; hen via de Provinciale Unie in contact brengt met collega’s in andere verenigingen om zich ook daaraan te meten en zich verder te bekwamen. Zo komen ze ook desgewenst op landelijk niveau terecht.

Ten tweede zijn er enthousiasmerende lokale ledenbijeenkomsten. Daarin staan zeker de lokale politieke en maatschappelijk onderwerpen centraal. Er wordt gebruikgemaakt van de vele contacten die met maatschappelijke en kerkelijke organisaties worden onderhouden.
Maar ook de onderwerpen die op het congres op de agenda staan, kunnen een belangrijk deel van de avond vullen. De afgevaardigden presenteren die onderwerpen en geven hun visie. Vervolgens gaan de leden met hen in discussie, waarna standpunten en mandaten worden vastgesteld. De organisatorisch-bestuurlijke mensen van de lokale vereniging stellen er een eer in om deze ledenbijeenkomsten professioneel en inhoudelijk van het juiste niveau te organiseren. Mensen komen daar dan graag op af. Ook uit de heel grote groep die niet direct actief wenst te zijn. Zo kan een ledenvergadering al snel uit 30 tot 40 mensen bestaan. Bij een getal van 200 verenigingen hebben op deze wijze minimaal 6000 mensen inspraak in de besluitvorming. Daar kan geen congres tegenop!

Door Thijs van Daalen (voorzitter ChristenUnie)

Gepubliceerd in DenkWijzer 2003, 1