Democratische partijvernieuwing: naar een ledenpartij?

Democratische partijvernieuwing: naar een ledenpartij?

Democratische partijvernieuwing naar een ledenpartij.jpg

8 februari 2003 by Hans Valkenburg (journalist)

Aan de vooravond van de definitieve fusie van de RPF en het GPV, met als resultaat de ChristenUnie, zijn regelmatig geluiden te horen dat de leden binnen deze nieuwe partij meer invloed moeten krijgen. Met andere woorden: de partij moet democratischer worden. De verschillende fora op het internet en de krant zijn bekende spreekbuizen voor deze geluiden. In dit artikel wordt ten eerste de noodzaak hiervan onderzocht. Moet de partijstructuur worden veranderd? Moet het democratischer? Of kan alles blijven zoals het is, en moet er geïnvesteerd worden in de huidige organisatiestructuur, teneinde deze beter te laten functioneren? Daarnaast wordt in dit artikel ingegaan op een aantal mogelijke varianten voor de nieuwe partijstructuur van de ChristenUnie.

Democratiseren van de democratie

Het Griekse woord dèmokratia, de etymologische wortel van ons woord democratie, betekent letterlijk volksmacht. Het legt de zeggenschap bij het volk en niet bij een select gezelschap, een alleenheerser, of een god. Ten aanzien van politieke partijen betekent democratie dat de macht bij de leden ligt. Bij een democratische partij geven de leden letterlijk richting en invulling aan de partij. Nationaal is een beweging waar te nemen die wel ‘het democratiseren van de democratie’ genoemd wordt. Onder andere politieke partijen worden vandaag de dag geacht transparant en ‘plat’ te zijn, en de burger wil daarbinnen met de scepter zwaaien. ‘Weg met die verfoeide bestuurlijkheid’ is een milde samenvatting van honderden discussies en artikelen van het afgelopen jaar over politiek, politici, bestuurders en politieke partijen. In hoeverre een christelijke partij op en top democratisch moet willen zijn, is een vraag die nogal eens aan de orde komt binnen deze partijen.

Om maar met de deur in huis te vallen: een christelijke politieke partij kan eigenlijk maar beter niet al te democratisch zijn. Democratie kan instabiliteit tot gevolg hebben. Mensen willen vandaag dit en morgen dat, en dat kan nu eenmaal niet de werkwijze van christelijke politiek zijn. God, altijd dezelfde, is immers soeverein, niet de gebrekkige mens. Christelijke politiek motiveert zichzelf vanuit dit vaste beginsel. Met andere woorden: christelijke partijen zoals de ChristenUnie zijn beginselpartijen. Een en ander in tegenstelling tot programmapartijen zoals het CDA, dat zich ten eerste concentreert rondom een programma en daarnaast rondom een veel ‘losser’ beginsel als het christen-democratisch gedachtegoed. Toch is er veel voor te zeggen om de ChristenUnie democratischer te laten functioneren. Ten eerste is de burger veel mondiger en beter geïnformeerd geworden. Hij kan dus wel degelijk met zinvolle nieuwe inzichten komen voor de partij. Daarnaast heeft hij veel meer mogelijkheden om betrokken te worden bij het bestuur dan vroeger. Met een simpele e-mail kan iedereen bereikt worden, en kunnen beslissingen genomen worden. Daar zijn geen extra bestuurslagen meer voor nodig, maar een intelligente organisatie met transparante structuren. Bovendien is de cultuur, organisatiegraad en organisatiewijze in de christelijke kringen stevig veranderd de laatste tien jaar. Of men het wil of niet, de protestants-christelijke zuil is opengebroken en geëmancipeerd.

Emancipatie

Een partij als de ChristenUnie moet wel gehoor geven aan deze wijzigingen wil zij als organisatie geen anachronisme worden. Een natuurlijke en meer volgzame achterban, zoals de SGP die nog kent, is er simpelweg niet meer voor de ChristenUnie. Nu kan men concluderen dat dit een jammerlijk modieus verschijnsel is en dat de partij in ongewijzigde vorm dan maar zetels en kader moet inleveren. Dat lijkt echter geen goede optie, want ‘emancipatie’ wil niet zeggen dat men van God los is en dat men daar als christelijke partij dus per definitie tegen moet zijn. Veeleer beleeft men in christelijke kringen het geloof, zichzelf en de wereld om zich heen tegenwoordig anders. Dit is gezien de vele vragen die op de burger afkomen, heden ten dage misschien niet meer dan logisch. De ChristenUnie moet daarom blijven proberen een gepast én gelovig antwoord te geven op deze vragen. Zij moet als partij relevant willen zijn. Er is, gezien de velen die met ‘de stemwijzer’ uitkomen bij de ChristenUnie, nog steeds veel vraag naar die partij. Het adagium voor de ChristenUnie zou dus moeten luiden: beginselvast, maar modern. Het houdt de leden vast én betrokken en het heeft de meeste kans nieuw electoraat te werven.

Fusie

Aan de vooravond van de definitieve organisatorische fusie van de RPF en het GPV speelt de bovenstaande discussie een belangrijke rol in de ChristenUnie. Er gebeurt van alles in de partij waaruit blijkt dat velen ervan zijn overtuigd dat er nog één en ander kan worden verbeterd aan de besluitvormingsstructuur in de partij. Er vinden discussies plaats op internet, in de krant en op de congressen van de ChristenUnie. Niet zelden zijn de jongeren van de ChristenUnie in deze discussie een belangrijke factor. Blijkbaar verwacht men dat nu het moment is om meer democratie van de partij te eisen. Maar wat moet er precies veranderen? Zijn dit in de kern toch vooral aanpassingen zodat de huidige partijstructuur beter gaat functioneren, of is er meer nodig?

Kaderpartij

De ChristenUnie wil in de eerste plaats gaan voor uitgesproken christelijke politiek. Dit zou kunnen met een kaderpartij. Een professionele partijorganisatie zonder ‘dat gedoe’ met al die leden. Er worden dan alleen nog maar sympathisanten geworven. Deze sympathisanten krijgen voor hun geld een mooi blad, extra achtergronden via internet, een paar keer per jaar een leuke bedelbrief en natuurlijk regiobijeenkomsten waar men kamerleden kan ontmoeten. Waarom zou zoiets niet werken? Hoeveel leden hebben nu daadwerkelijk de behoefte om mee te praten? De ChristenUnie heeft nog geen 30.000 leden en het aantal actieve leden hiervan is een ruime factor 10 kleiner. Het aantal stemmers is daarentegen ongeveer een factor 10 groter. Niets aan de hand toch? Creëer een platte organisatie, verzamel vooral veel geld voor de dure verkiezingscampagnes en ga puur professioneel aan de slag. Dit is een goede manier om instabiliteit te voorkomen, hoewel het gevaar van machtsconcentratie bij een elite in dit model wel een aandachtspunt is. Interessant in dit kader is het pleidooi dat Leen la Rivière (CNV Kunstenbond) onlangs hield om christelijke stichtingen om te vormen tot verenigingen.

Sympathisanten

De EO functioneert in feite ook als een kaderorganisatie. Er zijn leden en er is een soort verenigingsraad, maar het gemiddelde lid heeft zich daar nog nooit in verdiept. Met een beetje geluk gaat zo’n lid wel naar een regiobijeenkomst om daar in gesprek te gaan met één van de directeuren. De leden roeren zich ook. Dit gebeurt echter vooral via ingezonden brieven in de Visie. De directie houdt goed bij wat er onder de leden leeft, en reageert via columns op vaak aan de orde gestelde punten. Toch zijn er ook bij de EO haarscheurtjes te zien. Er is altijd wel kritiek geweest, maar het lijkt wel of de EO het, nu ze een grote speler is geworden, steeds moeilijker vindt om alles uit te leggen. Met name aan de trouwe leden. Vervreemding van leden met hun omroep ligt op de loer. En hoe zit het eigenlijk met ’s lands grootste vereniging, de ANWB? Zij neemt allerlei standpunten in over mobiliteit terwijl er ook veel leden zullen zijn die het hier helemaal niet mee eens zijn. Zij zijn lid van de ANWB vanwege de wegenwacht. Er gaan dan ook stemmen op om concurrentie voor de ANWB op dit punt te introduceren.

Een kaderpartij is blijkbaar makkelijk. Gevolg is wel dat de band met de achterban nog veel losser wordt en dat het kader standpunten zou kunnen gaan innemen waar de leden zich niet in kunnen vinden. Dit is gevaarlijk voor een politieke partij die vrijwel elk jaar wel weer op enig niveau afhankelijk is van de stemmen van deze zelfde mensen. Het past bovendien niet bij het wezen van een politieke partij, waar juist heden ten dage zo om geroepen wordt: volksvertegenwoordiging. Derhalve is het af te raden voor de ChristenUnie.

Club

De ChristenUnie is op dit moment echter wel een soort kaderpartij. De meeste leden zien zich zelf vooral als sympathisant. Zij vinden het in de eerste plaats belangrijk de ChristenUnie te steunen. Er zijn echter ook steeds meer leden die van zich willen laten horen. Ze zijn bewust lid van de vereniging, maar hebben nog onvoldoende het idee deel van de ‘club’ te zijn. De structuur is voor hen niet enthousiasmerend. Hoe wordt een dergelijk clubgevoel bevorderd? Om deze vraag te beantwoorden moet de vraag gesteld worden waarvan de leden lid zijn.

Formeel kun je niet lid worden van de landelijke ChristenUnie. Je wordt lid van een plaatselijke vereniging met de naam ChristenUnie en deze vereniging maakt weer deel uit van een groter geheel. Is de lokale vereniging de motivatie om lid te worden? Ons inziens worden de meeste mensen lid van de partij omdat ze de ChristenUnie als fenomeen een warm hart toedragen en omdat men zichzelf vertegenwoordigd wil zien. Het gaat dus vaak in de eerste plaats om de landelijke politiek. Een nieuw lid dat betrokken wil worden, moet echter bij de kiesvereniging aankloppen en die houdt weliswaar twee keer per jaar een ledenvergadering, maar erg politiek inhoudelijk is zo’n vergadering vaak niet en over landelijke zaken gaat het al helemaal niet. De opkomst is dan ook vaak laag. Toch vertegenwoordigen afgevaardigden van kiesverenigingen hun leden op de UnieCongressen waar van alles wordt besloten. Hier is dus een gat in de democratie. Dit probleem wordt nu ook landelijk onderkend. Daarom wordt er ingezet op kwaliteitsbeleid om de kiesverenigingen nieuw leven in te blazen. Dat is een loffelijk streven. De voorzitter van de ChristenUnie zei onlangs dat je beter in 200 kiesverenigingen met 25 mensen kunt spreken dan met 500 individuele leden op een UnieCongres. Op deze manier worden namelijk tien keer zoveel mensen bereikt. Het huidige model is met deze stelling te verdedigen als gematigd democratisch model. Het is echter gebaseerd op een ideaal plaatje dat nooit zal worden gehaald.

Een aantal kanttekeningen en vragen bij het huidige model:
1. Door het afvaardigingsmodel kan de mening van de minderheid in een kiesvereniging stelselmatig genegeerd worden.
2. De kiesverenigingen hebben het druk om op lokaal niveau goed te functioneren. Waarom niet daar alle energie in stoppen en het landelijke overlaten aan andere structuren?
3. Waar kan een lid aankloppen als er geen vereniging in de buurt is of zijn of haar vereniging niet goed functioneert? Dit lid wordt dan niet vertegenwoordigd op het UnieCongres. Bovendien, wat moet een lid doen als zijn kiesvereniging geen vergaderingen over landelijke onderwerpen organiseert?
4. Op de UnieCongressen komen vooral de bestuurders van kiesverenigingen. Komen zo de leden die zich interesseren voor de landelijke issues, voldoende aan bod? Is de samenstelling van het congres en daarmee de besluitvorming op UnieCongressen hierdoor wel representatief? Wat betekent dit voor de kwaliteit van het debat in de partij?
5. Is door het afvaardigingsmodel de afstand tot de leden niet veel te groot? Wat wordt er gedaan met leden die graag willen meedenken, maar die in feite alleen maar gasten mogen zijn op het UnieCongres? Door middel van workshops kan de inbreng van leden worden vergroot, maar zorgt deze werkvorm er ook niet voor dat de verhouding tussen congres en bestuur vertroebelt doordat besluitvorming achterwege blijft en de status van de inbreng van de leden en afgevaardigden onduidelijk is?

Deze vragen zouden kunnen suggereren dat het model van de afvaardiging door kiesverenigingen beter kan worden loslaten. Dit is echter een te snelle conclusie. Kiesverenigingen vormen nog altijd de basis en het bestaansrecht van de partij en het is onverstandig bewezen structuren zomaar weg te gooien. Er moet verder gekeken worden om met alternatieven te komen.

Inspraak en besluitvorming

Voor een uitwerking van alternatieven moet allereerst een onderscheid gemaakt worden tussen inspraak en besluitvorming. Voor veel leden is de mogelijkheid om in te spreken onzes inziens belangrijker dan het daadwerkelijk meedoen bij de uiteindelijke stemming, als afronding van de besluitvorming. Voorwaarde hiervoor is wel dat duidelijk is wat er met de inspraak gedaan wordt, dat ieder lid een even grote mogelijkheid heeft tot inspraak en dat er bij elk besluit een duidelijke afweging wordt gemaakt wie er uiteindelijk besluiten. Het is voor leden frustrerend uitgenodigd te worden voor een congres waar ze geen stemrecht hebben en waar besluiten worden genomen waar ze het niet mee eens zijn, zonder dat duidelijk is waarom ze eigenlijk niet mee zouden mogen stemmen. De besluitvormingsstructuur dient dus gemotiveerd te worden.

Varianten

Wie neemt de besluiten en wat is de rol van het individuele lid? Een viertal mogelijke varianten voor de ChristenUnie. Met de fusie zal de partij een duidelijke keuze moeten maken; nu is het moment hier over na te denken. De reglementen moeten vanwege de fusie worden herzien; het is dus zaak om tijdig eventuele aanpassingen ten aanzien van de besluitvormingsstructuur te treffen, of een nieuwe structuur te genereren.

Nul-variant
Na de fusie verandert er niets. Zolang de leden voldoende horen van hun volksvertegenwoordigers en positief gestemd zijn, is er niets aan de hand. De partij zal echter problemen krijgen met het vinden van voldoende gemotiveerde mensen. Kijk naar de ontwikkelingen bij andere partijen. Bij deze variant ontwikkelt de ChristenUnie zich verder in de richting van een kaderpartij. Dit is onzes inziens geen optie.

Kiesverenigingen+-variant
Door het inzetten op kwaliteitsbeleid beoogt deze variant het functioneren van kiesverenigingen te verbeteren. Onder andere door te trachten gebruik te maken van ieders talenten. Actieve leden binnen de kiesverenigingen worden gemotiveerd, nieuwe leden worden geactiveerd en het landelijk bureau faciliteert. Deze variant heeft als nadeel dat nooit kan worden gegarandeerd dat elk lid een even grote mogelijkheid heeft voor inspraak. Een optie binnen deze variant is zaken strakker aan te sturen vanuit de landelijke organisatie zoals bijvoorbeeld een landelijk opgezette ledenraadpleging door middel van een enquête, die rechtstreeks naar de leden wordt verstuurd en besproken dient te worden binnen de lokale kiesverenigingen. De kiesverenigingen worden zo welhaast gedwongen om ook over landelijke issues met hun leden te praten. Dit zou in het extreme kunnen betekenen dat de kiesverenigingen van zelfstandige verenigingen omgevormd worden naar afdelingen van de landelijke vereniging. Deze variant biedt ongetwijfeld winstpunten, maar pakt de problemen niet bij de wortels aan. Er blijven in dit geval democratische gaten bestaan en de afhankelijkheid van de plaatselijke partijorganisatie blijft groot. Het is een ‘jaren vijftig oplossing’ gecombineerd met moderne managementtechnieken. In de afdelingenvariant komt bovendien een grotere zeggenschap bij de landelijke partijorganisatie te liggen, terwijl er op lokaal niveau juist veel te zeggen is voor meer zelfstandige kiesverenigingen.

Leden-variant
In het meest radicale model wordt de landelijke besluitvorming volledig overgelaten aan de individuele leden. Voor de organisatorische zaken die de kiesverenigingen aangaan, wordt een apart partijorgaan opgericht. Kiesverenigingen hoeven zich verder alleen bezig te houden met de lokale politiek en bieden daarnaast een netwerk dat kan worden ingezet bij landelijke campagnes. De vraag kan gesteld worden of de democratische legitimatie van de besluitvorming in de leden-variant (one-man-one-vote) meer representatief is dan in het model met afgevaardigden van kiesverenigingen. Zijn de aanwezige leden representatief? Daar zijn vraagtekens bij te zetten. Het zullen vooral politieke freaks zijn die naar landelijke congressen komen. Niettemin stimuleert dit het interne debat.

Op provinciaal niveau is de leden-variant een goede oplossing. Het aantal kiesverenigingen is in sommige provincies, mede als gevolg van gemeentelijke herindelingen, klein. Hierdoor is het aantal mensen dat stemgerechtigd is op een provinciale vergadering in deze provincies, in het huidige model met afgevaardigden van kiesverenigingen te klein. Hier wordt dan ook gepleit voor het instellen van provinciale ledenvergaderingen.

Mix-variant
De mix-variant combineert het beste van de voorgaande twee varianten. In deze variant krijgen de leden op bepaalde punten rechtstreeks inspraak op landelijk niveau, zonder dat het model van besluitvorming door afgevaardigden wordt losgelaten. Deze inspraak kan worden geregeld door spreekrecht voor leden op congressen, vormen van initiatiefrecht voor leden en directe ledenraadplegingen waarbij ook internet een grote rol kan spelen. Daarnaast worden leden rechtstreeks uitgenodigd voor congressen en wordt geïnvesteerd in debatactiviteiten rondom actuele onderwerpen. In aanvulling op de inspraak krijgen leden in een beperkt aantal situaties stemrecht. Te denken valt aan de besluitvorming over de lijsttrekker, waarbij eventueel gebruik gemaakt kan worden van schriftelijke stemrondes.

Conclusie

Wij kiezen voor het versterken van de kiesverenigingen, het vergroten van de inspraak voor individuele leden op landelijk niveau en het introduceren van besluitvorming door individuele leden op een beperkt aantal punten. Voor de sceptici onder ons: een dergelijke mix-variant is onzes inziens uiteindelijk onontkoombaar. Veel leden roepen om iets dergelijks. Zeker nu ze wel welkom zijn op landelijk congressen, maar in feite niets in te brengen hebben. Een radicale verandering kan echter averechts werken en is daarom onwenselijk. Daarmee worden de aanwezige waardevolle elementen weggegooid. Anderzijds wordt hier ook niet gepleit voor kleine, cosmetische veranderingen. Het zal de partij niet slagvaardig maken voor de toekomst. Wat ons betreft worden een aantal zaken dus substantieel veranderd, zodat de ChristenUnie een beweging wordt van enthousiaste leden die ervoor gaan om het principiële geluid van de christelijke politiek nog breder in de samenleving te laten landen. Landelijk, provinciaal en lokaal.

Door Frank Visser en Hans Valkenburg. F.C. Visser studeert planologie en bedrijfsinformatiesystemen, is redacteur van Ebate en secretaris van kiesvereniging Haarlem. Drs. J.C. Valkenburg is organisatie-adviseur te Amsterdam, redacteur van o.a. Ebate en voorzitter van ChristenUnie Utrecht.

Gepubliceerd in DenkWijzer 2003, 1