ChristenUnie, Haagse stolp en eigen verantwoordelijkheid van de samenleving

ChristenUnie, Haagse stolp en eigen verantwoordelijkheid van de samenleving

logo CU.png

7 december 2002 by Cors Visser (directeur)

Politiek heeft een nare eigenschap. Het is vaak nogal eenzijdig. Politiek houdt zich bezig met wat de overheid moet doen en op welke manier. De samenleving wordt als het ware van bovenaf bekeken en dus is het risico groot, dat de samenleving ook eenzijdig van boven bestuurd wordt. Daar zijn burgers zich vaak wel van bewust, maar de politiek veel minder. Tekenend is bijvoorbeeld dat leden van een partij altijd 'rechtser' zijn dan het partijkader. Dat geldt zowel voor de SP als de VVD. En ook voor de ChristenUnie.

De ChristenUnie staat in een politieke traditie die veel aandacht heeft voor de verantwoordelijkheden van burgers en maatschappelijke organisaties. De grote vraag is alleen: hoe vertaalt die aandacht zich in beleid. Zeker in een tijd waarin velen vragen om een sterke overheid die doortastend optreedt - bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid - en sommigen roepen dat de ChristenUnie te links is , is het nodig expliciet aandacht te hebben voor de verantwoordelijkheden in de samenleving. In dit artikel wil ik aangeven waar de ChristenUnie nu staat, gelet op het verkiezingsprogramma en de publicaties van de afgelopen jaren, en vanuit welk gedachtegoed dat voortkomt. Daarnaast komt het CDA onder Balkenende aan bod en sluit ik af met een aanzet hoe de ChristenUnie kan omgaan met de verantwoordelijkheid van de samenleving.

Soevereiniteit in eigen kring

Zowel in de RPF als het GPV is het principe van 'soevereiniteit in eigen kring' gebruikt. Dit principe - door Abraham Kuyper ontwikkeld - gaat uit van verschillende verbanden of kringen in de samenleving. Ieder verband heeft zijn eigen verantwoordelijkheid en eigen vrijheid om binnen de kring gezag uit te oefenen. Kringen hebben geen gezag over andere kringen.
Om hier meteen een misverstand uit de weg te ruimen: er ligt hier geen groot verschil tussen GPV en RPF. Bij de GPV was het met name Verbrugh die erg kritisch was over deze gedachten van Kuyper. Verbrugh pleitte voor het centraal stellen van de eer van God. Een christelijke staat moest het doel zijn. In soortgelijke bewoordingen liet ook de RPF-er Kadijk zich uit. Aan de ander kant had Veling (GPV) meer waardering voor Kuyper. Evenals Rouvoet (RPF) legde hij de nadruk op het nastreven van de publieke gerechtigheid. Bij beiden kwam die gedachte nadrukkelijk voort uit de ideeën dat er in de samenleving verschillende verbanden zijn met ieder eigen verantwoordelijkheden. De overheid mag niet zomaar in een ander verband ingrijpen. Daaraan moeten zwaarwegende motieven ten grondslag liggen.
Waar het om gaat is dat in een christelijk-staatkundige overheidsvisie de rol van de overheid altijd beperkt is. Op grond van het principe van onderscheiden verantwoordelijkheden lijkt het haast onmogelijk, dat de ChristenUnie een linkse politiek zou voeren, een politiek die veel zaken in handen van de staat legt. Waarom krijgt ze dan toch vaak het verwijt links te zijn? Dat wordt onder meer veroorzaakt door de grote aandacht die de christelijke politiek heeft voor de taken van de overheid. Hier zijn boeken over vol geschreven.
In de visie van de ChristenUnie zijn een aantal taken van de overheid te onderscheiden: ze geeft richting aan de samenleving door aan te geven wat goed en niet goed is (deels door wetgeving), ze geeft ruimte en kansen aan mensen om zich te ontplooien, ze komt op voor de zwakke in de samenleving en ze zorgt voor regelgeving op het publieke terrein en handhaaft deze. Zeker het richting geven en het opkomen voor de zwakke kunnen op gespannen voet staan met de onderscheiden verantwoordelijkheden. Bijvoorbeeld bij het ingrijpen in een gezin. In het geval van mishandeling is ingrijpen terecht, maar wat als ouders gewoon niet zo goed kunnen opvoeden? Of een meer actueel voorbeeld. Houdt onderscheiden verantwoordelijkheden in dat bij voetbalwedstrijden geen politie aanwezig hoeft te zijn, maar dat de clubs zelf maar de veiligheid van supporters en spelers moeten garanderen?
Één van de taken is het geven van ruimte aan burgers en maatschappelijke verbanden, maar de overige drie zijn meer gericht op activiteiten van de overheid zelf. En daarin schuilt het gevaar van het navelstaren: de nadruk ligt teveel op het overheidsoptreden. Problemen die men signaleert, wil men dan meteen aanpakken. Denk aan wachtlijsten, onderwijs, armoede over de grens, milieuproblemen. Kuiper zegt het in Dienstbare overheid zo: "de overheid lijkt wel een grote stofzuiger van de samenleving: wat de mensen laten liggen moet de overheid opruimen." En als de overheid dat een tijdje vol blijft houden, gaan de burgers verwachten dat de overheid er is voor ál hun problemen.

Nu is het natuurlijk niet zo dat de overheid niets aan de wachtlijsten of het onderwijs zou moeten doen, maar hier liggen ook duidelijk verantwoordelijkheden van burgers. Daarom is het goed dat bij het wetenschappelijk bureau van het GPV een publicatie verscheen over burgerschap, De burger in beeld en vorig jaar bij het wetenschappelijk instituut van de ChristenUnie de publicatie Dienstbare samenleving , waarin nadrukkelijk de verantwoordelijkheden van burgers en maatschappelijke organisaties aan bod komt. In beide boeken beginnen de auteurs bij de samenleving zelf. Welke verantwoordelijkheden liggen bij de samenleving zelf. Dat is een invalshoek die zeker niet vergeten mag worden. Het is echter maar zeer de vraag of een dergelijke invalshoek niet te veel op zichzelf staat. Werken de ideeën uit die publicaties en de ideeën van onderscheiden verantwoordelijkheden wel genoeg door? Mijn antwoord is nee.
In veel publicaties van de wetenschappelijke instituten van GPV en RPF is aandacht voor de taak van de overheid, maar deze wordt vaak zo geformuleerd dat op het desbetreffende beleidsterrein de overheid een behoorlijk grote rol heeft. Bijvoorbeeld als het gaat om ruimtelijke ordening: " (..) betekent dit een belangrijke rol voor de overheid. Juist bij vraagstukken rond de inrichting van de ruimte kunnen er immers allerlei conflicterende belangen aanwezig zijn". Nu kan ik hier best een eind in meekomen, maar het gaat allemaal net iets te gemakkelijk. Conclusie van het boek is een sterk gecentraliseerde ruimtelijke ordening, met een grote planfunctie voor de overheid. In andere publicaties gaat het op een zelfde manier. In elke publicatie wordt wel erkend dat de taak van de overheid beperkt is, maar op het desbetreffend beleidsterrein is er zoveel aan de hand of moet er zoveel gebeuren, dat de overheid daar toch wel een grote bijdrage aan moet leveren.
In de politieke praktijk is de aandacht voor de ingrijpende taak van de overheid blijkens het Verkiezingsprogramma nog groter. Wie alle paragrafen leest vindt er wel iets terug van de notie van onderscheiden verantwoordelijkheden, maar uit de concrete actiepunten blijkt dat weinig. Er zijn nauwelijks beleidspunten die meer verantwoordelijkheid bij de samenleving leggen. Meer dan 90% van het voorgestelde beleid is zelfs extra regelgeving voor de overheid. Uiteraard is dit allemaal wat kort door de bocht, maar de balans lijkt enigszins zoek.
Gelukkig zijn er beleidsterreinen die hierop een uitzondering vormen. Namelijk onderwijs en gezin. Dan is de ChristenUnie erg beducht voor een grote rol van de overheid. Naar ik vrees is dat echter niet primair vanuit het idee van onderscheiden verantwoordelijkheden. Zelfbescherming en angst lijken hier belangrijker motieven. Angst om de verworvenheden van het vorm geven aan de eigen identiteit op te moeten geven. Natuurlijk is het goed als gezinnen veel vrijheid krijgen om de opvoeding in te vullen zonder dat de overheid van alles wil regelen. En uiteraard, vrijheid van onderwijs is ook een groot goed, hoewel we dat niet moeten overdrijven. Artikel 23 van de grondwet lijkt soms rechtstreeks weggelopen te zijn uit de Tien Geboden. Maar de politiek van de ChristenUnie verliest een deel van haar geloofwaardigheid als ze alleen of met name als het gaat om onderwerpen die vormgeving van de identiteit van de eigen achterban aangaan zich zo hard verzet tegen overheidsinmenging. Dan verwordt het principe van onderscheiden verantwoordelijkheden tot belangenpolitiek.

Anders en beter?

Bij het CDA van Balkenende ligt dat wat anders. Balkenende heeft veel aandacht voor gespreide verantwoordelijkheid zoals hij dat noemt. Zijn boek Anders en beter is doordrenkt met de gedachte dat de verantwoordelijkheden bij de samenleving zelf liggen. Een van zijn hoofdstukken is zelfs getiteld: ‘Het primaat van de samenleving’. Op veel terreinen pleit Balkenende voor meer verantwoordelijkheden voor de burgers en minder voor de overheid. Als het gaat om onderwijs en gezondheidszorg maakt hij dat heel concreet, bijvoorbeeld door het idee te lanceren om te beleggen in scholen en ziekenhuizen en veel meer vrijheden aan scholen te geven om zelf de inhoud en de werkvorm vast te stellen. Daarbij gaat het dus om meer dan alleen de identiteit van zorg of onderwijs. Het lijkt een goede uitwerking van het geven van verantwoordelijkheden aan de burgers, aan de samenleving. Maar zelfs deze visie is teveel gebaseerd op het kijken vanuit de overheid. De motivatie om meer verantwoordelijkheden bij de samenleving te leggen lijkt een pragmatische. Het gaan nu niet goed en het moet anders. Gelukkig weten we uit eerdere publicaties van Balkenende dat het verleggen van verantwoordelijkheden voor een groot deel wel degelijk gefundeerd is een visie op de overheid en haar taken. Maar in de visie en zeker in de praktijk van de christen-democratie schuilt wel het gevaar van afschuiven van verantwoordelijkheden. Niet alleen uit het regeerakkoord, maar ook uit het CDA-programma blijkt dat sommige zwakke groepen er bekaaid van af komen. Bijvoorbeeld de armen over de grens, maar ook het milieu. Verantwoordelijkheden worden dan eenzijdig bij de burgers gelegd. Dat is wel een hele goedkope manier van bezuinigen.

Perspectieven

Het is belangrijk om te blijven zoeken naar wegen om de onderscheiden verantwoordelijkheden vorm te geven. Zeker voor christelijk-staatkundige politiek is dat de manier om zorg te dragen voor een relativering van de overheidstaak. En dat is nodig. Hieronder wil ik enkele denkrichtingen ter discussie geven.

De eerste vraag die elke volksvertegenwoordiger zich moet stellen als hij stukken voor een raads-, staten- of kamervergadering krijgt is: moet ik hier als overheidsdienaar iets van vinden? Een dergelijke houding zou al veel onterechte overheidsbemoeienis kunnen tegengaan. Te gemakkelijk worden er problemen op overheidstafels gelegd - vaak door de overheid zelf – en wordt er klakkeloos van uitgegaan dat de overheid er ook iets aan moet doen.
Ruimte geven is een belangrijke overheidstaak, ruimte geven voor economische ontwikkeling, voor individuele zelfontplooiing. Dit principe gaat vóór het opkomen van de zwakke, niet in belangrijkheid, maar wel in volgorde. Ontwikkelingen moeten niet per definitie worden tegengegaan als daardoor meer mensen in de knel komen. Neem bijvoorbeeld het Europees landbouwbeleid. De eerste insteek moet niet zijn, dat het beleid veranderd moet worden, omdat daardoor meer boeren hun bedrijf moeten opgeven. Immers, de uitbreiding van de EU mag ons best wat kosten. Maar de insteek moet zijn, om met alternatieven te komen voor de boeren, het stimuleren van nieuwe producten en diensten en het maken van een sociaal plan en een omscholingsprogramma. Door van tevoren de 'zwakste' als norm te nemen, ontstaat er een verstikkend klimaat waarin nauwelijks ruimte is voor particulier initiatief. Overigens gaat bij het natuur en milieu een dergelijke redenering niet op: aangetaste natuur of aangetast milieu is nauwelijks of niet te herstellen, hoogstens te compenseren. Dus alleen nieuwe producten introduceren als ze niet teveel schade aan het milieu brengen én alle milieuschade wordt doorberekend in de prijs.
Een andere lijn is het opkomen voor gemeenschapszin en kleinschaligheid. Juist in kleine verbanden weten en voelen mensen zich verantwoordelijk voor elkaar. Burenhulp is er meer in kleine dorpen dan in de steden. De overheid zou zich dan ook in moeten zetten om de gemeenschapszin te bevorderen. Dit roepen de ChristenUnie en haar voorgangers al jaren, maar hoe dit concreet te maken is een stuk lastiger. Wellicht iets voor de komende jaren voor de ChristenUnie om zich te bezinnen hoe gemeenschapszin en kleinschaligheid vormgegeven kan worden.

Overtuigen


Naast het feitelijk vormgeven van verantwoordelijkheden, is ook de manier waarop dat in het huidige politiek stelsel naar voren wordt gebracht belangrijk. Christelijke politiek heeft altijd last van de beeldvorming dat ze haar eigen waarden en normen wil opleggen aan alles en iedereen. Mensen snappen niet meer, dat aan de ene kant de ChristenUnie zegt dat het om Gods eer gaat in de politiek en dat de overheid dat ook zou moeten erkennen, en dat ze aan de andere kant pleit voor veel vrijheden om de eigen levensovertuiging uit te leven. Voor een deel komt dat wellicht doordat christelijke politiek zich eenzijdig druk maakt om de eigen levensovertuiging. De ChristenUnie moet even onomwonden in de bres springen voor moslims, boeddhisten en hindoes als voor christenen. Ze moet laten zien dat voor hen alle mensen gelijkwaardig zijn en dat iedereen mogelijkheden moet krijgen om zich te ontplooien.

Christelijke politiek vraagt per definitie om bescheidenheid, zeker als het gaat om zo’n kleine fractie als de ChristenUnie. Het opgeheven vingertje en het op hoge toon geweeklaag over ‘teloorgang van de cultuur’ is niet alleen uit den boze, maar ook nog eens weinig effectief. Andere manieren van overtuigen zijn nodig. Een belangrijk hulpmiddel om duidelijk te maken dat het een samenleving ten goede komt als mensen hun verantwoordelijkheid kennen, is door te wijzen op voorbeelden. Eerder noemde ik al kleine dorpen waar burenhulp iets is van alledag. Zo zijn er meer gemeenschappen - zeker ook christelijke gemeenschappen - waar mensen en instanties zorg dragen voor elkaar, waar mantelzorg al een jarenlang praktijk is en waar men elkaar aanspoort om zich voor de gemeenschap in te zetten. Leen van Dijke verhaalde onlangs van een dorp in Roemenië waar met name Roma (zigeuners) wonen. Velen van hen waren tot geloof gekomen en daarna bloeide het gemeenschapsleven op. Naast de kerk ontstond een schooltje, er werden naaicursussen gegeven en mensen gingen meer aan het werk. Met dergelijke voorbeelden kan de ChristenUnie niet alleen laten zien dat christelijke waarden goed zijn voor de andere christenen, maar ook voor de hele samenleving. Naast de voorbeelden op gemeenschapsniveau dienen ook christenpolitici zich bewust te zijn van hun eigen voorbeeldfunctie. Zeker in een tijd waarin authenticiteit en integriteit hoog staan aangeschreven. Verantwoordelijkheid nemen begint bij het individu. Het is onmogelijk om te pleiten voor flink overheidsingrijpen als het gaat om milieu en tegelijk niet het eigen consumentengedrag daaraan aan te passen. Het is ongeloofwaardig als een partij aan de ene kant verkondigt zich hard te willen maken voor eerlijke handel en duurzame productie en aan de andere kant als organisatie geen Max Havelaar koffie gebruikt of milieuvriendelijk papier in het kopieerapparaat stopt. Overtuigingspolitiek vraagt innerlijke overtuiging.
Een dergelijke opstelling vraagt ook om zelfkritiek. Want er zijn genoeg christelijke gemeenschappen die helemaal niet zo voorbeeldig zijn. Als de ChristenUnie zich uitlaat over het gedrag van de Marokkaanse jeugd mag ze in een adem daarbij ook Urk, Genemuiden en Arnemuiden noemen. Het probleem is - hoewel minder ernstig - hetzelfde: gebrek aan opvoeding. Erken de fouten uit het verleden, bijvoorbeeld de erg eenzijdige nadruk op de economische ontwikkeling ten koste van de schepping als geheel. Tegelijkertijd vraagt dit om een open houding naar anderen toe en de wetenschap dat buiten het christelijke wereldje ook veel goeds is, ook qua waarden voor het samenleven. Denk aan de conservatieve denktank, de Burkestichting, maar ook aan Amerikaanse auteurs als Walzer en Taylor. De ChristenUnie zou voor haar bezinning veel meer wijsheid van over de grens kunnen halen.

Voor de komende jaren ligt hier een mooie opgave voor de ChristenUnie. Duidelijk maken dat burgers en maatschappelijke organisaties grote verantwoordelijkheden hebben als het gaat om het vormgeven van de samenleving. Meedenken aan concrete maatregelen en instrumenten hiervoor. Op een bescheiden, maar overtuigende wijze laten zien dat Gods bedoeling met de mensen goed is voor de hele samenleving.
Een vitale samenleving is er een waarin mensen in vrijheid samen leven, hun verantwoordelijkheden oppakken en de overheid richting en ruimte geeft.

Door Cors Visser, medewerker Wetenschappelijk Instituut

Gepubliceerd in DenkWijzer 2005, 5