Overheid is dienstbaar aan de samenleving

Overheid is dienstbaar aan de samenleving

groen van prinsterer.jpg

20 november 2002 by Roel Kuiper (voorzitter)

Bart-Jan Spruyt van de conservatieve Burke Stichting heeft zijn bijdrage aan het congres 'Dienstbare Overheid' omgewerkt tot een artikel in het Nederlands Dagblad. Het lijkt me goed de gedachtewisseling ook van mijn kant voort te zetten. Het geeft de gelegenheid de door hem verwoorde conservatieve visie te vergelijken met de door mij verwoorde christelijk-staatkundige visie.

Volgens Spruyt moet er nog wat gebeuren met de overheidsvisie van de ChristenUnie. Hij meent dat er teveel van de overheid wordt verwacht en zegt ergens dat ik de ‘verworvenheden van de verzorgingsstaat’ wil behouden. Daartegenover herinnert hij aan de traditie van de Afscheiding, waarin zich in de negentiend eeuw grote reserve tegen de overheid ontwikkelde. Ook beroept Spruyt zich op Abraham Kuyper die zich voor de oplossing van de sociale kwestie primair richtte op de samenleving en niet op de staat.
Het is bekend dat in de conservatieve politieke traditie een sterk anti-overheidssentiment bestaat. Ik ga niet diep op de gronden daarvan in, maar één van die gronden is een liberaal en individualistisch vrijheidsidee dat al teruggaat op het politieke denken van John Locke. De overheid is een noodzakelijk kwaad, moet zo beperkt mogelijk blijven en moet burgers niet belemmeren in hun maatschappelijke activiteit. Dat wat burgers in de samenleving doen is belangrijker dan wat de overheid doet.
Door de opzet van zijn artikel dwingt Bart Jan Spruyt tussen beide te kiezen. Je hebt politieke visies die het primaat leggen bij de overheid (die noemt hij ‘voluntaristisch’) en je hebt visies die het primaat leggen bij de samenleving en haar instituties (die noemt hij ‘constitutionalistisch’). Het is mij niet duidelijk waarom hier een tegenstelling wordt gecreëerd. Natuurlijk: de overheid kan dwalen en omdat ze de geweldmiddelen in de samenleving beheerd kan dat ernstige gevolgen hebben. Maar de samenleving kan ook dwalen, zwakke leden verdrukken en ernstige misstanden laten ontstaan. Dat gebeurde in het verleden toen ongereguleerd kapitalisme grote sociale ellende voortbracht.
In het christelijk-staatkundig denken wordt geen tegenoverstelling gecreëerd tussen staat en samenleving. De volle nadruk valt op het feit dat er in de samenleving verschillende verantwoordelijkheden zijn waar te nemen, zowel politieke als niet-politieke. Het idee van ‘soevereiniteit in eigen kring’ wil juist zeggen dat de overheid een eigen taak heeft die zekere begrenzingen kent. Maar de roeping van de overheid is niet minder goddelijk dan de roeping van de kerk of van ouders in een gezin. Hier is geen sprake van tegenstelling, maar van aanvulling, of nog beter: onderlinge dienstbaarheid.
Het is interessant dat Spruyt herinnert aan de lotgevallen van de afgescheidenen, die van de overheid weinig goeds meer verwachtten. Velen van hen zijn in de negentiende eeuw gemigreerd naar de ‘vrije wereld’ vanwege de geloofsvervolging die zij ondervonden. Maar toen de afgescheiden predikant H.P. Scholte staten ‘uit den duivel’ noemde was dat toch niet het laatste woord dat van hen vernomen is. Het is terecht om een gezond wantrouwen te hebben tegen alle mensenwerk, zowel in de politiek als in de maatschappij. Maar christelijke politiek moeten blijven herinneren aan de goddelijke roeping van overheden. Vandaar dat Groen van Prinsterer Scholte corrigeerde en Abraham Kuyper weer gewoon over de overheid sprak als een ‘ordinantie van God’.
Het is daarom m.i. niet helemaal correct en in elk geval eenzijdig om uit Abraham Kuypers rede bij de opening van het Christelijk-Sociaal Congres (1891) die passages aan te halen die licht werpen op zorg en hulp ‘via de kanalen van familie, gezin en kerk’ en daarbij op te merken dat die hulp ‘niet via de staat’ zou mogen worden verleend. Had Kuyper ook niet ‘architectonische kritiek’ op de samenleving. Viel in deze rede ook niet het woord ‘Staatshulp’ en sprak hij niet over een wetboek voor de arbeid? Heeft hij in deze tijd niet de wending gemaakt naar een meer protectionistisch economisch beleid ten behoeve van de Nederlandse landbouw? De antirevolutionairen wilden vanaf deze tijd een op sociaal en economisch gebeid actievere overheid en die overheid is er, in weerwil van christelijke conservatieven als De Savornin Lohman, ook gekomen.

Maar nu naar het heden, waar onze praktische overeenstemming groter is. Spruyt en ik signaleren beide de grote problemen die de verzorgingsstaat heeft gebracht. De verzorgingsstaat is opgebouwd na de Tweede Wereldoorlog en was vooral een project van socialisten en (katholieke) christen-democraten. Zij hadden geen moeite met een overheid die een centrale rol ging spelen in de samenleving en de burger ging verzorgen ‘van de wieg tot het graf’. Het principiële verweer van christelijke zijde hiertegen had te maken met het feit dat de overheid verantwoordelijkheden die bij de samenleving horen, op zich nam. Tal van vormen van (informele) zorg werd weggehaald bij families, gezinnen en lokale gemeenschappen. Voor alle vormen van gebrek, handicap, ziekte en nood kwam een regeling en voorziening van overheidswege. Dat maakt de samenleving op den duur zwak en weinig draagkrachtig en verandert de burger in een calculerende en verwende consument.
Voor deze keuzes uit het verleden betalen we intussen dubbel en dwars de rekening. De samenleving wentelt nog altijd graag problemen op de overheid af en herneemt uiterst moeizaam eigen verantwoordelijkheden. Dat is zelfs in de hand gewerkt door de verkeerde oplossing die is gekozen bij de herstructurering van de verzorgingsstaat vanaf de jaren tachtig. Niet de gemeenschap werd gezocht of versterkt, er werd ook niet gewerkt aan herstel van sociale verantwoordelijkheden (bijvoorbeeld via de kerken), maar de burger kreeg nu de ‘markt’ over zich heen en in tal van sociale regelingen werd individualisering wettelijk afgedwongen. Dat was de wereld op zijn kop! Intussen vallen er grote sociale gaten, blijven er mensen onverzorgd, is er armoede. En intussen weten we geen overtuigende route uit het zuigende moeras van de verzorgingsstaat.
Wat de oplossingsrichting betreft is er overeenstemming tussen Bart Jan Spruyt en mij (en naar mijn overtuiging velen met mij in de ChristenUnie) : wijs de samenleving op haar eigen verantwoordelijkheden en probeer van daaruit te werken. Ik heb daarover in mijn boekje Dienstbare Samenleving ook het nodige gezegd. Het idee om kerken en christelijke sociale instellingen door de overheid te laten inschakelen bij het verlenen van sociale hulp in de samenleving (‘compassionate conservatism’ of ook wel ‘charitable choice’) is in dat verband waardevol, maar vergt wel een omschakeling in denken bij Nederlandse christenen. In plaats van een ‘identiteitsgebonden’ aanbod aan mede-gelovigen, zal dan een aanbod moeten worden gecreëerd aan alle hulpbehoevenden, ongeacht hun religieuze achtergrond. In Nederland wordt dit al gedaan door instellingen als De Hoop, Kuria, Het Leger des Heils, VBOK. Deze zorg (vanuit een christelijke identiteit voor een algemene doelgroep) zou dan bijvoorbeeld uitgebreid kunnen worden naar de opvang en ondersteuning van bijstandsmoeders, bejaardenhulp, pleegzorg.
Het is de moeite waard om te bezien of dit ‘compassionate conservatism’ vruchtbaar kan worden gemaakt op Nederlandse bodem. Maar dan zal het wel aangepast moeten worden aan de praktijk van de ‘verzuilde samenleving’ die Amerika niet kent en wij wel. Deze verzuilde samenleving biedt nog altijd een kader voor maatschappelijke activiteit van burgers en zeker nog voor christenen met hun veld van eigen scholen en instellingen. Overigens moet dan ook worden bedacht dat bij genoemde nieuwe vormen van ‘maatschappelijk ondernemerschap’ overheidssteun niet geheel gemist kan worden.
De overheid kan niet weggedacht worden en zou ook niet weggedacht moeten worden. Wil ik daarmee de ‘verworvenheden van de verzorgingsstaat’ behouden? Niet perse. Waar het me om gaat is dat de overheid haar eigen rol blijft spelen, ook als het gaat om sociale nood in de samenleving. Het is prachtig als een samenleving van sterke, weerbare, verantwoordelijke burgers haar sociale problemen zelf oplost. Maar helaas wordt de samenleving niet louter bevolkt door sterke, weerbare en verantwoordelijke burgers en kan sociale nood niet blijven voortbestaan tot er een Barmhartige Samaritaan voorbijkomt. De overheid moet burgers op hun verantwoordelijkheid wijzen, maar ook een ‘schild voor de zwakke’ zijn als er geen helper komt opdagen. De taak die de overheid dan op zich neemt rekent de Bijbel voluit tot haar verantwoordelijkheid. Dat is het soort dienstbaarheid waartoe de overheid zich terecht geroepen mag weten.

Door Roel Kuiper. Dr. R. Kuiper is directeur van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie.

Gepubliceerd in het Nederlands Dagblad, 20-11-2002