Evangelisch Christendom en maatschappelijke verantwoordelijkheid
Evangelisch Christendom en maatschappelijke verantwoordelijkheid
5 oktober 2002
Vaak wordt de stelling gehoord, dat evangelische Christenen geen oog hebben voor de maatschappelijke consequenties van het evangelie. Het zou bij hen uitsluitend gaan om persoonlijk heil en niet om het heil van de hedendaagse wereld. De enige roeping van de gemeente is de verkondiging van het evangelie en de consequenties voor de schepping spelen hierbij geen enkele rol. Het is de vraag of deze visie op evangelisch Christendom recht doet aan de werkelijkheid.
Wat is evangelisch?
Het is niet eenvoudig om nauwkeurig vast te stellen wat onder de evangelische beweging verstaan moet worden. In Nederland verstaat men er iets anders onder dan in het buitenland. Buiten Nederland vat men dit vaak op als het geheel van orthodoxe Christenen. De groep omspant zowel uitgesproken calvinisten als charismatische Christenen. In de Nederlandse context bestaat in het taalgebruik een andere voorstelling van de evangelische beweging. Binnen het geheel van orthodox Christendom wordt namelijk een onderscheid aangebracht tussen reformatorisch en evangelisch Christendom. Onder reformatorisch verstaat men alles wat zich onder de noemer van hervormd of gereformeerd schaart. Onder evangelisch schaart men traditiegetrouw een groep vrije kerken. Deze onderscheiding is te duiden als typisch Nederlands.
Wie poogt om de evangelische beweging in Nederland in kaart te brengen wordt geconfronteerd met een veelvoud aan stromingen, bewegingen en kerken. Bínnen de traditionele (veelal Calvinistische) kerken bestaat een beweging die zich rekent tot de evangelische beweging (bijvoorbeeld het Evangelisch Werkverband). Daarbuiten bestaat het geheel van evangelische Christenen uit een veelvoud van stromingen en tradities. Een traditioneel onderscheid is gelegen tussen charismatische en niet-charismatische evangelische christenen. In de laatste jaren is de tegenstelling tussen deze groeperingen minder sterk geworden. Men moet ook onderkennen dat het niet eenvoudig is om een omvattende definitie te geven voor de gehele evangelische beweging. Onder evangelischen treft men zowel Gomaristische als Arminiaanse standpunten aan . Er bestaan evangelische gelovigen die absoluut niet geloven dat God in deze tijd wonderen doet. Deze horen bij de tijd van het nieuwe Testament en zijn daarna opgehouden. Alle nadruk ligt bij hen op het feit dat Koninkrijk van God er absoluut nog niet is. Anderzijds bestaan er evangelische Christenen die van mening zijn dat bij voldoende geloof alle wonderen mogelijk zijn. Het Koninkrijk is er feitelijk al. Daarnaast bestaat een brede stroom die een tussenstandpunt inneemt . Wat wij in Nederland verstaan onder evangelisch Christendom is in feite zo breed, dat het begrip evangelisch vooral dient te worden opgevat als een sociologische aanduiding.
Historische wortel
Om helderheid te verkrijgen op de relatie tussen evangelisch Christendom en maatschappelijke verantwoordelijkheid is een doordenking van een historische wortel van de evangelische beweging van belang: het puritanisme . Het puritanisme is een beweging binnen de Engelse protestantse kerk in de 16-de en 17-de eeuw. Het puritanisme kan worden opgevat als een radicalisering van de reformatie. De beweging komt op in het Engeland van rond 1565. Elisabeth wil een kerkinrichting die episcopaals en cesaropapistisch is . Men pleitte voor een zuivering van de kerkleer en liturgie naar Bijbels voorbeeld en een verlangen naar een meer congregationalistische inrichting van de kerk . De kerk moest dichter bij het volk staan. Hieruit groeide een beweging die accent legde op een aantal aspecten. Ten eerste is bij de puritienen de tendens aanwijsbaar om de Bijbel centraal te stellen. Men achtte het van het grootste belang om in overeenstemming met de Bijbel te leven. Een tweede pijler van het puritanisme is gelegen in de overtuiging dat de Here God heerschappij dient te hebben over alle terreinen van het leven. Dit betekende dus dat een zwaar accent lag op de Bijbel en de inrichting van het hele leven in overeenstemming met Gods wil, die in de Bijbel is uitgedrukt.
De actualiteit van deze strijd treedt des te meer naar voren als men het puriteinse denken contrasteert met een aantal ontwikkelingen aan het einde van de zestiende eeuw en in de zeventiende eeuw. Toen al kwam een stroming op die haaks stond op het puritanisme en die de Verlichting inluidde. Het betreft een brede stroming die het puritanisme aanviel op een tweetal punten, namelijk het gezag van de Bijbel en de mogelijkheid om de Bijbel te hanteren als leidraad voor politiek handelen. Enkele voorbeelden van 17-de eeuwse discussies dienen ter verduidelijking.
Een van de belangrijkste leidslieden van de puriteinse beweging was John Owen. Zijn belangrijkste tegenstander was de quakertheoloog Samuel Fisher (1605-1665) . Fisher verwierp als quaker de Bijbel als onfeilbaar woord van God. Het onfeilbare woord van God was het innerlijk licht dat zich in ieder gelovige bevond. Om de betrouwbaarheid van de Bijbel te ondergraven, wijst hij op de in die tijd opkomende tekstkritiek. De juiste tekst van de Bijbel was niet te vinden, en daarom was de Bijbel een onbetrouwbaar getuigenis. John Owen richt zijn werk over de Bijbel tegen Samuel Fisher .
Een vroegere tegenstander van de puriteinen is Richard Hooker (1554-1600). Hij is de grote apologeet van de (episcopaalse) kerkhervorming onder Elisabeth. Hij beweerde dat elke wet gebaseerd moest zijn op de natuurlijke wet. Het kerkelijk en wereldlijk recht moest onderworpen zijn aan het natuurlijk recht .
Het gezag van de Bijbel stond sterk ter discussie. Dit was geen op zichzelf staand gegeven. Er bestaat een verband tussen het geloof in de betrouwbaarheid van de Bijbel en het verlangen om God te eren in alle velden van het maatschappelijke leven. Zeer duidelijk treedt dit naar voren bij de filosoof van het absolutisme Thomas Hobbes . Voor deze tegenstander van het puritanisme was de Bijbel onderworpen aan de staat. Hij relativeert de Bijbel door te komen met Bijbelkritiek . De Bijbelkritiek is bij hem verbonden met het verlangen om het gezag van de Bijbel over het maatschappelijke leven te ondergraven.
De climax van het verzet tegen de puriteinse tendens om de Bijbel te maken tot richtlijn voor het maatschappelijke handelen is te vinden in de Theologisch Politieke Verhandeling van de Nederlandse filosoof Spinoza . Twee aspecten treden in dit werk naar voren. In de eerste plaats verzet hij zich tegen de mogelijkheid dat de Bijbel geldigheid heeft voor het hedendaagse politieke leven. Hiermee verzet hij zich tegen de Calvinistische predikanten in Nederland, die in de gouden eeuw poogden om het maatschappelijk leven meer te schoeien op de leest van het evangelie. Om te bewijzen dat de Bijbel hiervoor niet gebruikt kan worden, komt Spinoza met een radicale vorm van Bijbelkritiek. Het Oude Testament bezit slechts geldigheid in de periode tot de Babylonische ballingschap. Het gezag van de Bijbel wordt bij Spinoza ondergraven, opdat het niet benut zal worden in de politiek.
Puriteinse denkers deden alles om deze relativering van de Bijbel te bestrijden. De Bijbel gold voor hen als onfeilbaar en als richtsnoer voor alle terreinen van het maatschappelijke leven.
Latere historische ontwikkeling
Mede gevoed door het denken en de beleving van de puriteinse beweging ontwikkelden zich in de achttiende eeuw stromingen, die vorm gingen geven aan de opdracht om de Here God en de Bijbel opnieuw een centrale plaats te geven. Op het Europese continent bloeiden de nadere reformatie in Nederland en het piëtisme in Duitsland. Vooral het Duitse piëtisme onder Spener, Francke en in een later stadium de beweging van Von Zinzendorf kenmerkten zich door een nadrukkelijk oog voor sociale zorg . Jonathan Edwards, de vader van de Evangelische beweging in de Verenigde Staten waarschuwde voor een naar binnen gerichte houding. Hij onderstreepte het centrale belang van sociale bewogenheid . Het vermelden waard zijn aspecten die naar voren werden gebracht tijdens de Wesleyaanse opwekking. In 1774 hield Wesley een pleidooi voor de afschaffing van de slavernij. Eveneens streed hij tegen de gevaren van alcohol. Bekend is Wesley’s pleidooi voor eerlijke beloning van de arbeidersklasse. Juist door zijn sociale bewogenheid slaagde Wesley erin om grote groepen uit de lagere sociale klassen weer in de kerk te krijgen. In Engeland heeft het methodisme ook een positieve invloed gehad op de opkomst en ontwikkeling van de arbeidersbeweging.
Gedurende de 19-de eeuw zette de piëtistische zorg voor wezen zich voort in het werk van George Mueller, Thomas John Barnardo en Charles Haddon Spurgeon. In deze periode stimuleerden evangelischen werk ten behoeve van de sociale en godsdienstige ontwikkeling van jongeren in arbeiderswijken. Dit leidde tot de oprichting van de Y.M.C.A. (1844) en de Y.W.C.A. (1877). Lovelace wijst erop dat in de 19-de eeuw zeer veel vormen van sociale zog uitingen waren van evangelisatiewerk . Hij wijst op geestelijke en sociale zorg voor prostituees, gevangenen, blinden, en zieken (het rode kruis was een uiting van evangelisatie). Deze verbinding tussen evangelisatie en sociale dienstverlening was ook in Nederland algemeen. Bekend is het werk van de evangelist Jan de Liefde. In het door hem opgerichte werk van de vereniging “Tot Heil des Volks” combineerde hij evangelisatie met hulp aan kansarmen. Eduard Gerdes, een leerling van de Liefde en maker van het bekende lied “Daar ruist langs de wolken”, gaf belangrijke impulsen aan de ontwikkeling van het baptisme in de veenkoloniën. Dit deed hij door in deze indertijd sociaal ontwrichte gebieden evangelisatie te combineren met sociale zorg .
Tegenstelling tussen evangelisatie en verkondiging
Hoewel aandacht voor sociale noden onder evangelischen in de twintigste eeuw nooit geheel afwezig is geweest, is een stroming aanwijsbaar die de onlosmakelijke verbinding tussen evangelisatie en maatschappelijke betrokkenheid opgeeft. Mogelijk is dit verschijnsel gedeeltelijk voortgekomen uit een grote mate van verlegenheid met de doorwerking van het Verlichtingsdenken en de secularisering van de maatschappij. Dit had tot gevolg dat sommige stromingen de mening toegedaan waren dat de wereldgeschiedenis een aflopend scenario was. Opwekkingen konden feitelijk niet meer komen en herstel van de wereld is uitgesloten. De enige opdracht die de gelovige had, was gelegen in de verkondiging van het evangelie. De opdracht om als Christen te participeren in maatschappelijke verbanden vervaagde. Een tweede factor is gelegen in de opkomst van de social gospel beweging in de Verenigde Staten. Deze kwam op in de eerste helft van de twintigste eeuw. Binnen deze beweging bestond de overtuiging dat de wereld zonder de persoonlijke terugkeer van jezus Christus verlost kon worden. Evangelische Christenen hadden de neiging om hierop te reageren door te onderstrepen dat wij de wereld niet kunnen verlossen. Dit had een sterke gerichtheid op de spoedige wederkomst van Christus en een eenzijdige nadruk op evangelisatie tot gevolg. Deze tendens was onder sommige evangelischen in de zestiger, zeventiger en tachtiger jaren van de twintigste eeuw ook aanwijsbaar. Vele Nederlandse kerken vervielen immers tot vormen van neo-marxisme. Onderstreept moet echter worden dat dit ook in de twintigste eeuw niet de algemene mening van de evangelische beweging was. Gewezen kan worden op initiatieven in Nederland in deze periode die de maatschappelijke verantwoordelijkheid doordachten, zoals een blad als Reveil in de tachtiger jaren en een beweging als het ICS (Christelijk Studiecentrum), waarin zeer veel evangelischen participeerden. Juist vanaf de zeventiger jaren van de vorige eeuw kwam de roep op om zorg te besteden aan de sociale verantwoordelijkheid van de evangelischen. In dit opzicht heeft de Laussanne verklaring uit 1974 sterke impulsen gegeven aan het opnemen van sociale verantwoordelijkheid. Een sterk voorbeeld van deze vernieuwde inzet is een initiatief van evangelischen uit Engeland. Zij kopen natuurreservaten op. Rond deze parken wordt geëvangeliseerd. In Portugal zijn daar kerken ontstaan. De koppeling tussen milieuzorg en evangelisatie kan uitbreiding van het koninkrijk van God tot gevolg hebben. Het is verheugend om te zien dat nieuwe impulsen zichtbaar zijn.
Concluderend kan worden gezegd dat het in historisch opzicht niet beweerd kan worden, dat evangelischen (op welke wijze ook gedefinieerd) zich hebben onttrokken aan hun verantwoordelijkheid voor de wereld. Evangelisch denken in zijn zuivere vorm heeft een aantal kenmerken. Zij zoekt Gods heerschappij over alle terreinen van het leven. Juist daarom hecht zij zoveel belang aan het gezag van de Bijbel. De Bijbel is in staat om te spreken over alle terreinen van het leven. Hiermee verbonden is het geloof dat de Here Zijn schepping niet loslaat. Hij gaat door met zijn werk en kan nog steeds opwekkingen schenken, die tot gevolg hebben dat Hij in ieder terrein van het bestaan wordt geëerd
Door drs. Cees Stavleu, directeur van de Evangelische Theologische Hogeschool in Veenendaal
Gepubliceerd in DenkWijzer 2002, 4