Alleen krachtige gemeenteraden kunnen voor cultuurverandering zorgen

Alleen krachtige gemeenteraden kunnen voor cultuurverandering zorgen

Alleen krachtige gemeenteraden kunnen voor cultuurverandering zorgen.jpg

5 maart 2002 by Erik van Dijk (eindredacteur)

De dualisering vraagt om een heel andere aanpak van de gemeenteraden. Zo moeten de collegapartijen niet met een dichtgetimmerd collegeprogramma werken, maar slechts de hoofdlijnen vastleggen, vindt drs. F. J. P. van Dijk. De dualisering zelf zal politiek en burger in ieder geval niet dichter bij elkaar brengen.

Na 6 maart worden er een aantal ingrijpende structuurveranderingen doorgevoerd in politiek en bestuur van de gemeente, maar als er niet ook iets verandert aan de politieke cultuur merkt de burger daar niks van of -erger nog- zal de gemeentelijke overheid nog verder weg komen te staan.

Op het laatste nippertje heeft de Eerste Kamer op 26 februari 2002 ingestemd met de wijzigingen in de gemeentewet -in bestuurdersjargon ”de dualisering van het gemeentebestuur” genoemd- die per 7 maart in moeten gaan. Uiteindelijk stemden ChristenUnie en SGP in de Tweede Kamer voor en in de Eerste Kamer tegen. Het was soms een vreemde bedoening.

Dualisering, wat is dat nu weer? De belangrijkste verandering is het loskoppelen van gemeenteraad en college. Tot op heden zijn wethouders tegelijk ook lid van de gemeenteraad (en mogen ze meestemmen voor hun eigen voorstellen). De gemeenteraad was betrokken bij al het gemeentelijke beleid. Dat gaat veranderen. Wethouders zijn straks geen lid meer van de gemeenteraad. Ze hoeven niet eens op een kandidatenlijst van een partij gestaan te hebben en kunnen zelfs uit een andere gemeente gehaald worden.

Het gedetailleerd besturen wordt overgeheveld van de gemeenteraad naar het college van burgemeester en wethouders. De gemeenteraad blijft wel eindverantwoordelijk, maar gaat meer sturen op hoofdlijnen. Dat betekent globale opdrachten vooraf en controleren achteraf. Om de gemeenteraad niet verder te verzwakken dan in de afgelopen jaren vaak al is gebeurd, krijgt de raad voor haar nieuwe taken meer mogelijkheden.

Sceptisch

In de afgelopen weken is op de internetsite van de ChristenUnie een enquête gehouden aan de hand van de stelling: ”Invoering van het dualistische stelsel voor het gemeentebestuur op 6 maart is een goede zaak”. Meer dan 750 keer is er gestemd. We weten natuurlijk niet wie er hebben gestemd en waarom ze voor of tegen hebben gestemd, maar ruim 42 procent bleek het eens te zijn met de stelling. Ongeveer 19 procent was het er niet mee eens. Een krappe 35 procent wist niet wat het dualistische stelsel inhoudt.

Dat laatste valt nog mee, want bij een landelijke enquête door het NIPO (gepubliceerd in Binnenlands Bestuur van 9 januari) wist bijna niemand wat dualisering was. Het is eigenlijk ook helemaal niet belangrijk of de burger de ins en outs van deze plannen kent. Het is wel belangrijk dat de burger straks de gevolgen van de dualisering merkt.

Van allerlei kanten is steeds de opvatting verkondigd dat dualisering hét bestuurlijke medicijn is voor de kwalen waar het lokaal bestuur mee te maken zou hebben. De ChristenUnie is daar van het begin af aan sceptisch over geweest. De Haagse politiek is toch ook dualistisch georganiseerd en gaat het daar nu zo geweldig?

Met name voor de gemeenteraad zal het zeer cruciaal zijn voor welke invulling men kiest. De raad moet zelf de hoofdlijnen durven neerzetten en zich niet lam laten leggen door het college. De verschillende politieke partijen zouden dan allereerst de moed moeten hebben om de afspraken bij de aanstaande collegeonderhandelingen globaal te houden (geen dichtgetimmerde, gedetailleerde collegeprogramma’s meer) en ruimte te scheppen voor de nieuwe raad en voor echt politiek debat.

Initiatief nemen

Raadsleden moeten het college (zelfs de wethouders van de eigen partij) zelfbewust richtlijnen durven geven en kritisch durven te controleren, desnoods met de hun straks ter beschikking staande onderzoeksmiddelen. Om te kunnen sturen op hoofdlijnen en om goed te kunnen controleren of het collegebeleid werkt, zullen raadsleden ook meer volksvertegenwoordiger moeten zijn (dus ook zelf initiatieven nemen om inbreng vanuit de burgers en hun organisaties te genereren). De uit het volk ontvangen signalen zullen door de filter van de eigen politieke visie en het eigen kritische denkvermogen moeten gaan. Als volksvertegenwoordigers zichzelf degraderen tot een soort veredeld doorgeefluik naar het college toe, dan wordt het niets met de dualisering. Juist voor politieke partijen die uitgaan van duidelijke integrale visies en beginselen zoals de ChristenUnie is het sturen op hoofdlijnen een belangrijke uitdaging.

De Raad voor het Openbaar Bestuur zei het al in 1998: „Van politici mag worden verwacht dat zij in staat zijn het politieke debat te verheffen tot boven het niveau van de details en procenten, en de aandacht te vestigen op de uitgangspunten en beginselen die ten grondslag liggen aan de details en procenten.”

Als raadsleden hun manier van werken niet veranderen, dan gaat het met de lokale politiek de verkeerde kant op. Dan wordt de gemeente straks volledig geregeerd door ambtenaren, burgemeesters en zelfs vaak door wethouders die niet door het volk zijn gekozen.

Niet dichter bij

De invoering van de dualisering kan een verbetering van de lokale politiek betekenen, maar die verbetering komt niet tot stand zonder een sterke gemeenteraad. Als de gemeenteraad-nieuwe-stijl niet van de grond komt, kan het college te veel haar eigen gang gaan. Dat laatste zal op den duur slecht uitpakken voor het bestuur van de gemeente.

Bij alle veranderingen moet het doel van de dualiseringsoperatie in zicht blijven: de lokale politiek sterker maken en dichter bij de burger brengen. Dualisering is geen doel op zich. De nieuwe structuren kunnen wel een handje helpen om de cultuurveranderingen tot stand te brengen, maar ze brengen de politiek geen haar dichter bij de burger. Die burger merkt pas wat als de noodzakelijke cultuurveranderingen plaatsvinden bij college, gemeenteraad, raadsleden en zeker ook bij de lokale afdelingen van de politieke partijen.

Door Erik van Dijk, onderzoeker lokale overheden bij het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie.

Gepubliceerd in het Reformatorisch Dagblad