Europa: dilemma voor de ChristenUnie?

Europa: dilemma voor de ChristenUnie?

Vlag Europa

2 februari 2002 by Peter van Dalen (lid van adviescollege)

Een reactie op het Europa-nummer van DenkWijzer (december 2001) en vooral op het hoofdartikel door Roel Kuiper en Benjamin Anker

Laat ik maar met de deur in huis vallen: ik ben niet gelukkig met de oriëntatie die momenteel in delen van de ChristenUnie plaatsvindt ten aanzien van Europa. Hoe zie ik die oriëntatie, die beweging? Enigszins gechargeerd, maar omwille van de duidelijkheid stel ik vast dat diverse partijleden af willen van de tot nu toe gevolgde koers door de Eurofractie ChristenUnie/SGP. Die koers zou te zeer gericht zijn op behoud van nationale soevereiniteit. Voorts: er zou (veel) meer beleid communautair moeten worden. Soms zelfs valt al te horen dat we ons moeten afvragen, of aansluiting bij de EVP-fractie van het Europese Parlement (zeg maar: het Europese CDA) zinvol zou kunnen zijn!

De Europese overheid

Terecht stond het woord overheid (dat hier betrekking heeft op de Europese overheid) in paragraaf 4.10 van het Groene Document (het eerste studie- en discussie-document over het profiel van de ChristenUnie) tussen aanhalingstekens. De Europese instellingen hebben niet over alle terreinen van de samenleving de bevoegdheid om te bepalen wat recht is en evenmin, dat recht, desnoods met de sterke arm, te handhaven. Dat wil ik graag zo houden. Mijn diepste beweegreden daarvoor is, dat ik huiverig ben voor te veel concentratie van macht. Ik ken in de geschiedenis maar weinig personen of instellingen die ondanks de vele macht die zij hadden, rechtvaardig overeind bleven. Ik vind het van veel inzicht getuigen dat Abraham Kuyper in "Ons Program" meteen na zijn beschouwingen over overheid en gezag het feit van de zonde uitgebreid bespreekt, de zonde die juist ook bij politiek en bestuur manifest is . Een verwijzing naar de zonde niet als platte algemeenheid of fatalistisch gegeven maar in het besef van gebrokenheid van de wereld en de roeping voor alle machthebbers, dat hun voornaamste bijdrage aan Gods ordinantiën is, de zonde te weren, te weerstaan.Naar Europa toe vertaal ik dat met: christen-politici, wees op uw hoede voor een te vergaande machtsconcentratie in Brussel. Die concentratie heeft eigendunk, zelfoverschatting en zonde van nature in zich. Met name en in het bijzonder kunnen christen-politici hierbij niet (Euro-)maatschappij-kritisch genoeg zijn! De notie van de toren van Babel, die ik in de jaren tachtig bij partijdiscussies over Europa terecht tegenkwam, haal ik hierbij graag nog eens uit de kast. Zo'n toren bestrijdt je niet met een sprong voorwaarts door te bepleiten: laat Europa dan maar veel of alle zeggenschap verkrijgen. Dat lijkt mij het doorgaan op een reeds te krom pad.

Ik ben er voor dat de Europese Unie op een aantal specifieke terreinen toegroeit naar overheidsmacht . Een afgebakende overheidsmacht op die terreinen die nauw samenhangen met eerlijke prijzen en concurrentie in een gemeenschappelijke markt of die een uitgesproken grensoverschrijdend karakter hebben (vervoersbeleid, landbouw, milieu, en wat mij betreft ter discussie hierbij ook asielbeleid). Misschien is de Kompetenz Katalog zo'n gek idee nog niet. In dit proces zal de Europese besluitvorming bij meerderheid kunnen plaatsvinden en is een volwaardige medewetgevende rol van het Europese Parlement weggelegd.

De Europese overheid: één spade dieper

Ik ken Europa reeds lang genoeg om te weten dat er nog veel meer te zeggen valt. De Europese politieke ontwikkeling kent namelijk ook het befaamde "ingebakken vliegwiel": verschillende grondleggers van de EEG hadden de bedoeling, door een nauwere economische samenwerking een Europese politieke eenheid te doen ontstaan (het zogenaamde spill-over effect ). Dat verlangen lijkt werkelijkheid te worden.Ik vind het dan ook hoog tijd te stellen: Europa, tot hiertoe en niet verder. Europa is op hoofdlijnen áf. Te veel machtsconcentratie bij Europa geeft risico's. Laat ik twee markante risico's benoemen:

  • de totstandkoming van een Europese oligarchie, waar in feite enkele tientallen personen het centrum van de besluitvorming zìjn. En hierbij teken ik aan: de echte Europese macht zit in Berlijn en in mindere mate in Parijs. Wij in Nederland willen het niet horen, maar feít is: in de EU zijn we en blijven we een factor van ondergeschikt belang;
  • democratie begint aan de basis en moet iets in zich hebben van die kleinschalige Griekse polis waar het allemaal begon ("small is beautiful!"). Europa is top-down, en wordt nìet bottom-up gedragen, waardoor gemakkelijk vervreemding van de burgers ontstaat. Met alle daaraan verbonden risico's zoals bijvoorbeeld reactionaire politiek of isolationisme.

Met het oog op die risico's wil ik geen "vlucht naar voren" maken en stellen: laat Europa het maar voor het zeggen krijgen, dan komt het allemaal wel goed. Dat is mij véél te naïef en is zelfoverschatting van menselijk kunnen. Wie de geschiedenis een beetje kent en de reeds aangehaalde verhandeling van Kuyper op zich laat inwerken weet, dat hoogdravende menselijke bouwwerken altijd weer een keer instorten. Nee, ik bepleit een duidelijke taakafbakening Europa versus de lidstaten. Alle lof dus wat mij betreft voor de motie Van den Bergh / Van Middelkoop bij de Kamerbehandeling van "Nice" om nog eens expliciet te wijzen op de verschillende taken en rollen tussen Europa en de lidstaten onder verwijzing naar de subsidiariteit (een begrip overigens dat is vastgelegd in het kernprogramma van de ChristenUnie inzake Europa!).Vast en standaard onderdeel van dit besluitvormingsproces dient te zijn, dat consequent per beleidsonderwerp wordt nagegaan of en in hoeverre het noodzakelijk is dat Europa het voor het zeggen heeft, of dat het beter zou zijn dat één of meerdere lidstaten besluiten nemen. In die afweging is wat mij betreft uitgangspunt, dat besluitvorming in beginsel in en door de lidstaten plaatsvindt: de besluitvorming staat dan veel dichter bij de burgers en is daardoor beter herkenbaar. Bijkomend voordeel van dat uitgangspunt is, dat de macht niet te eenzijdig wordt geconcentreerd in Brussel en Straatsburg.
In deze positie hanteer ik nìet het begrip "publieke gerechtigheid". Dat begrip is mij te ongrijpbaar, te rekbaar, te theoretisch ook. Waarom wordt er niet "gewoon" over de Tien Geboden en de betekenis van Gods wet voor de samenleving gesproken? Voorts, het ontgaat mij volledig, waarom het hanteren van "publieke gerechtigheid" min of meer automatisch dient te leiden tot een keuze voor een nog federaler Europa, en niet, om een ander uiterste te noemen, bijvoorbeeld tot renationalisatie op bepaalde onderdelen. Ik kies ook niet voor het federalisme. Òf dat federalisme wordt wat het wil worden, namelijk een geconcentreerde macht met een expliciet zwaartepunt, òf het mislukt en valt uiteen. In dit opzicht vond ik de uiteenzetting van dhr. S. Luitwieler in het RPF-blad "Afgestemd" (juni 2000) te naïef waar hij stelt, dat bij federalisme een verdeling van macht tussen het centrale en het regionale niveau centraal staat. Dat staat misschien wel in allerlei studieboeken, maar is beslist geen Europese praktijk !

Samengevat: Europa kán een volwaardige overheid zijn op een specifiek aantal terreinen. Buiten die terreinen dient standaard te worden bepaald, of het noodzakelijk is dat Europa het voor het zeggen heeft. Uitgangspunt bij die analyse moet zijn, dat besluitvorming in en door de lidstaten plaatsvindt. Dat lijkt me goed voor de burgers en voorkomt eenzijdige machtsconcentratie in Brussel.

Door Peter van Dalen. Hij studeerde geschiedenis, internationale betrekkingen en rechten. Hij werkte in de jaren tachtig bij de Eurofractie RPF/SGP/GPV (fractie in Europees Parlement), is sedert 1989 lid van het Adviescollege en vanaf 1999 tevens lid van het Stichtingsbestuur van die fractie.

Gepubliceerd in DenkWijzer 2002, 1

Noot van redactie n.a.v. het genoemde 'Groen Document':na het Groen Document kwamen achtereenvolgens het Blauw Document en het Wit Document. Het Wit Document is gebruikt bij het schrijven van het Verkiezingsprogramma. In het Wit Document wordt nog slechts gesproken van "de noodzaak van grensoverschrijdende publieke autoriteit (bijvoorbeeld op het gebied van landbouw, milieu, vervoer, economie)."