Commissie Terlouw is te eenzijdig

Commissie Terlouw is te eenzijdig

In eten en genen-debat is er meer dan nut voor de mens.jpg

27 november 2001 by Cors Visser (directeur)

Voedsel, gezondheid en milieu zijn zaken waar we voorzichtig mee om moeten gaan. Helaas gebeurt dat niet altijd. Zo is de commissie-Terlouw die het maatschappelijk debat ‘Eten en genen’ begeleidt te eenzijdig bezig. Terlouw concentreert zich op economische gevolgen, effecten op de voedselveiligheid en op het milieu, terwijl er meer afwegingen meespelen.

Onder de titel ‘Eten en Genen’ organiseert de commissie momenteel een maatschappelijk debat over het toepassen van de genetische manipulatie in ons voedsel. Via de media, op scholen, de supermarkt en maatschappelijke debatten probeert de commissie daarom de discussie over de aanvaardbaarheid van een nieuw type voeding op gang te brengen. Aan de hand van zowel een uitleg van de genetische manipulatie techniek als een negental toepassingen wordt het debat daarbij vormgegeven. De commissie wil er achter komen wanneer de gemiddelde Nederlandse consument voedingsproducten zal accepteren die door het kunstmatig ingrijpen in de erfelijkheid van plant of dier zijn geproduceerd. De kwestie of bepaalde ontwikkelingen sowieso wel acceptabel zijn, is voor de commissie blijkbaar al een gepasseerd station. Wel gaat de commissie in haar uitleg even in op het gegeven dat enkelen de vraag stellen of de mens met het gebruik van deze techniek niet op de stoel van God gaat zitten om zelf een nieuw type plant- en diersoorten te maken. Maar uiteindelijk kiest Terlouw, in opdracht van het kabinet, duidelijk voor de nuttigheidsargumentatie. Wanneer heiligt het doel (een bepaald voedselproduct), het middel (de genetische manipulatie)? De commissie houdt daarbij consument en burger de nuttigheidsargumenten voedselveiligheid, milieu en economie voor. Dat zijn andere argumenten dan die waarmee organisaties als Greenpeace, Milieudefensie of de Dierenbescherming de publieke opinie bewerkten toen in Leiden de transgene stier Herman ontwikkeld werd of de eerste bulkladingen genetisch gemanipuleerde soja in Europa arriveerden.

Het wetenschappelijk instituut van de ChristenUnie deed begin vorig jaar een poging om het toepassen van genetische manipulatie integraal te toetsen. In het boek Toetsen en begrenzen komen de auteurs tot een zestal criteria: de handeling, het doel, het soort organisme, de risico’s voor de natuurlijke omgeving, risico’s voor de veiligheid van de mens, de gevolgen voor welzijn van het dier, sociaal-economische gevolgen en de kosten van het ontwikkelen van alternatieven. In de voorbeeldtoepassingen van Terlouw wordt nauwelijks ingegaan op de waardering van bepaalde soortgrenzen, de integriteit van medeschepselen en de alternatieven die bij een ander economische systeem uitgewerkt kunnen worden. Het is verleidelijk je louter op een mogelijke toepassing van de genetische manipulatie techniek te concentreren, maar het vernauwt het blikruim en verhindert een verantwoorde beoordeling.

Hoewel de genetische manipulatie van plant en dier te behoeve van de mens niet resoluut wordt afgewezen, zijn er vaak een aantal grote bezwaren. Overigens kan een groot aantal toepassingen ook verwezenlijkt worden door de genetische manipulatie van micro-organismen en kweek in gesloten bio-reactoren.

Naast de normale risico’s van de voedselveiligheid van ieder natuurlijk product zijn er extra risico’s wanneer er gen-elementen, die normaliter niet in de menselijke voedingsketen komen, nu door de toepassing van genetische manipulatie in grote hoeveelheden in voedingsgewassen gebracht kunnen worden. De versnelling die door de techniek bij de ontwikkeling, introductie en commercialisering van nieuwe (transgene) gewassen mogelijk wordt gemaakt, mag daarom niet te koste gaan van de zorgvuldigheid van deze introductie. Wij stellen daarom voor ook ten aanzien van de ontwikkeling en introductie van transgene gewassen uit te gaan van zowel het “voorzorgsprincipe” als het “nee-tenzij” principe waarbij van de producent verlangd wordt vooraf aan te tonen dat mogelijke ongewenste gevolgen voldoende onderzocht en ingeperkt zijn. Het afzien van dit onderzoek door te stellen dat genetisch manipulatie producten niet wezenlijk verandert, wordt hiermee afgewezen.

Het is van groot belang dat de overheid de ontwikkeling van natuurlijke gewassen blijft garanderen. Er is moet goed gelet worden op de ecologische gevolgen van genetisch manipulatie. Het uitkruisen van genetisch veranderd en gewoon zaad vormt bijvoorbeeld een groot probleem dat een zekere terughoudendheid vraagt. En zeker wanneer transgene (genetisch gemanipuleerde) gewassen op commerciële schaal geteeld worden, kan een grote belasting van het natuurlijke ecosysteem verwacht worden.

Wij bepleiten een bredere toetsing dan die van de commissie Terlouw. Waar de commissie vanuit exemplarische toepassing vertrekt, stellen wij een beoordelingskader voor vanuit zes afzonderlijke onderdelen van het manipulatie-proces zelf: de handeling, het beoogde doel, het soort organisme, risico’s en neveneffecten voor mens, milieu en sociale rechtvaardigheid en mogelijke alternatieven. Dit model is in 2000 door de wetenschappelijke instituten van RPF en GPV ontwikkeld en zelfs gekwantificeerd, overigens meer als richtinggevend idee dan als strikt toetsingskader. Alle door de commissie Terlouw genoemde voorbeelden scoren onvoldoende en zouden dus (nog) niet in gebruik genomen mogen worden. Dat niet elke toepassing negatief uitvalt, blijkt uit het feit dat genetische manipulatie bij de bereiding van kaas wel ‘een voldoende’ scoort. De productie en isolatie van het enzym dat verantwoordelijk is voor de stremming van melk vanuit genetisch gemanipuleerde micro-organismen is een aanvaardbaar alternatief met een verminderd risico voor mens en milieu. Hoewel het toevoegen van extra vitamines aan rijst door de genetische manipulatie van rijstplanten op het eerste gezicht een nobel doel lijkt, scoort deze toepassing onvoldoende. De productie van de zogenoemde gouden rijst wordt afgewezen vanwege het gekozen organisme, de aanwezige alternatieven, de sociale rechtvaardigheid en de extra risico’s voor mens en milieu.

Met een dergelijke bredere inhoudelijke benadering van ‘eten en genen’, zou het maatschappelijke debat verder verbreed kunnen worden en zelfs de vraag beantwoord kunnen worden of de grootschalige productie van genetisch gemanipuleerde voedingsgewassen wel wenselijk is en de techniek niet beperkt moet blijven voor de stimulering en betere controle van de klassieke veredelde voeding.

Door dr. Hendrik van de Pol en ir. Cors Visser, werkzaam bij het wetenschappelijk instituut en redacteurs van het recent verschenen “Kort Commentaar 3: Eten en genen, een bredere toetsing

Gepubliceerd in het Friesch Dagblad