Kuypers waardering van het socialisme en wat de ChristenUnie daarvan kan leren

Kuypers waardering van het socialisme en wat de ChristenUnie daarvan kan leren

23 februari 2020 om 12:00 by Matthijs van der Stoep

Al sinds haar ontstaan discussieert de ChristenUnie over haar ideologische profiel. Gert-Jan Segers plaatst de partij graag in de christelijk-sociale traditie, want ze staat “niet links, niet rechts, maar midden in de samenleving”. De kern van dit denken is dat de partij niet gelooft in de maakbare samenleving van links, maar tevens met een kritische blik kijkt naar het geloof in de vrije markt op rechts. Vorig voorjaar haalde staatssecretaris Blokhuis echter het nieuws omdat hij zich nadrukkelijk links noemt en daarmee zegt aan te sluiten bij de partijideologie. En inderdaad, de ChristenUnie stemt ook veel mee met partijen als GroenLinks, de PvdA en de SP. Wat is nu een goede verhouding tot linkse politiek? Wat kunnen we hierin van Abraham Kuyper leren? Hij wordt veelal gezien als grondlegger van het christelijk-sociaal denken in Nederland, terwijl hij ook weer bekend staat als een rechts-conservatieve politicus. Ondertussen kreeg hij tijdens zijn politieke carrière te maken met de spraakmakende opkomst van de socialistische volksbeweging. Hoe verhield Kuyper zich tot deze nieuwe radicale ‘linkse’ stroming?

Kuyperversuslinksen rechts | Kuypers naam als christelijk- sociaal politicus is vooral afgeleid van zijn rol bij het Christelijk Sociaal Congres van 1891 en de daaropvolgende publicatie van de rede die hij daar hield: Het sociale vraagstuk en de christelijke religie. De organisatie van het congres door Kuyper kan gezien worden als een poging om links binnen de ARP te houden en tegelijkertijd rechts niet te veel voor het hoofd te stoten. Binnen de partijelite bestond een serieuze angst dat leden van de christelijke arbeidersvereniging (Nederlandsch Werklieden- verbond Patrimonium, opgericht in samenwerking met de ARP) een eigen christelijke arbeiderspartij zouden oprichten. Kuypers befaamde toespraak op het congres bevat enkele opmerkelijke uitspraken over het socialisme, waar ik later op terug zal komen, maar bevatte geen concrete politieke voorstellen. Toch is het beeld ontstaan dat Kuyper sinds 1891 een linksere koers voer, die zijn politiek kenmerkte gedurende de rest van de jaren 1890. Wat meestal onderbelicht blijft, is hoe hij zich verhield tot links in de jaren daarvoor, toen het socialisme in Nederland onder aanvoering van Ferdinand Domela Nieuwenhuis enorm in aanhang wist te groeien.
Voordat ik inga op Kuypers houding ten opzichte van links en linkse thema’s is het eerst belangrijk om stil te staan bij de begrippen ‘links’ en ‘rechts’. Deze begrippen waren in politieke context van Kuyper namelijk nog niet zo wijdverspreid als dat nu het geval is. Pas rond 1900, nadat vrijwel de hele Tweede Kamer was gaan bestaan uit partijfracties, werden deze woor- den gebruikt om onderscheid te maken tussen confessionelen  en niet-confessionelen. Na de Tweede Wereldoorlog werden de begrippen rechts en links verbonden aan de rol die werd toegekend aan de staat en aan progressivisme en conservatisme. Als we kijken naar Kuypers houding tot linkse politiek wil ik, om verwarring te voorkomen, kijken naar het Nederlandse socialisme en haar speerpunten. De progressieve liberalen uit   die periode zouden ook tot hedendaags links gerekend kunnen worden, maar vormden in Kuypers tijd geen massabeweging en laat ik daarom nu buiten beschouwing. De socialisten onder Nieuwenhuis hadden grofweg twee speerpunten: de invoering van algemeen kiesrecht en het verbeteren van de arbeidsom- standigheden. Deze twee kwesties, de kiesrechtkwestie en de sociale kwestie, domineerden het Nederlandse politieke debat in de laatste decennia van de negentiende eeuw.

Progressieve ambities | Kuypers orthodox-christelijke beweging van ‘kleine luyden’, die hij zorgvuldig opbouwde vanaf de jaren ’70, toonde veel overeen- komsten met de latere socialistische beweging in Nederland. Kuyper wist zijn achterban te organiseren in kiesver- enigingen, die in 1879 uitmondden in de eerste Nederlandse politieke partij, en bij één antirevolutionaire krant, De Stan- daard, waarvan hij zelf hoofdredacteur was. In de Tweede Kamer was hij een van de eersten die zei te spreken namens zijn achterban. Dit was een schok was voor de Kamer, die toen meer weghad van een elitaire debatclub. Kuyper werd door de jaren heen steeds meer hét boegbeeld van zijn antirevolutionaire beweging en hield stevig de touwtjes in handen. Tijdens zijn eerste Kamertermijn, in de jaren 1870, kwam hij al met een voorstel voor “een Nederlandsch wetboek van den arbeid”, een boek waarin de rechten en plichten van de arbeidsklasse werden opgeschreven. Kuyper kon hierbij op felle tegenstand rekenen: zijn taal werd door een ander Kamerlid getypeerd als socialistisch. Kuyper deed volgens hem “hoogst gevaarlijke beweringen, die in de beschouwingen der socialisten den boventoon voeren”.1 Een liberale krant schreef afkeurend over zijn gebruik van christelijke principes in zijn betoog: “Wat niet mag, dat is: Jezus Christus tot een Communist maken en dezen groots- ten onder alle grooten op éene lijn te plaatsen met de demagogen, waarvan  Dr. Kuyper zelf er een schijnt te willen zijn.”2 Daarnaast pleitte Kuyper met betrekking tot de kiesrechtkwestie al in 1879 voor een algemeen kiesrecht voor alle gezinshoofden.
Kuyper ging met deze progressieve voorstellen de socialisten voor, die pas echt meer aanhang kregen in de jaren 1880. In 1881 werd de socialistische vakbond omgevormd tot de Sociaal Democratische Bond (SDB), de tweede politieke partij in Nederland. De krant Recht voor Allen werd in 1884 haar officiële medium, waarin Nieuwenhuis, net als Kuyper in De Standaard, regelmatig commentaar gaf op politieke gebeurte- nissen. Net als bij de ARP had een groot deel van de achterban van de SDB nog geen kiesrecht, omdat dat verbonden was aan de hoogte van inkomen. De Bond was medeorganisator van demonstraties voor algemeen kiesrecht, waaronder in 1885 de grootste politieke demonstratie tot  dan toe in de Nederlandse geschiedenis.

Verwantschap met links | De SDB stond echter ook bekend om haar revolutionaire taal. Als de politiek niet hervormd zou kunnen worden van binnenuit, moest ze volgens hen hardhandig omver worden geworpen. In 1886 ontstond er in Amster- dam een groot volksoproer tegen de au- toriteiten, waarbij door de reactie van de politie 29 burgers omkwamen. Hoewel de leiding van de SDB zich distantieerde van het geweld, waren er veel partijleden bij betrokken en werden er vanaf de barri- cades socialistische leuzen geschreeuwd en met rode vlaggen gezwaaid. Kuypers aanhang in Amsterdam werd ook snel geassocieerd met deze gebeurtenissen.
Kuyper had net een paar maanden eerder in dezelfde stad de consistoriekamer van de Nieuwe Kerk met harde hand bezet om zijn oprichting van de Gereformeerde Kerk, de Doleantie, te bezegelen. Dit werd door zowel socialisten als liberalen gezien als een revolutionaire daad.
Tijdens de landelijke verkiezingen van 1888 lukte het de socialisten voor het eerst om een zetel te bemachtigen. Nieuwenhuis werd verkozen vanuit het Friese district Schoterland. Zijn verkie- zing veroorzaakte heel wat commotie. De uiteindelijke strijd in het district vond plaats tussen een liberaal en Nieuwenhuis. De antirevolutionaire kandidaat was bij de eerste ronde al weg- gestemd. Kuyper schreef voor de herver- kiezing in De Standaard dat men nooit op een liberaal zou moeten stemmen zelfs als Nieuwenhuis het enige alternatief was. Veel antirevolutionaire stemmers zagen dit als een impliciet stemadvies en stemden zo op de socialist. Na de verkie- zingen nam Kuyper afstand van het idee dat hij stemmen op Nieuwenhuis had aangemoedigd, maar toen had de libe- rale pers er al uitgebreid over geschreven: de antirevolutionairen en de socialisten zouden onder één hoedje spelen.
In de jaren 1880 ging Kuyper door met het uiten van zijn progressieve standpunten over kiesrecht en de sociale kwestie. Terwijl de socialisten grote demonstraties hielden voor algemeen kiesrecht, ging Kuyper in De Standaard steeds meer over dit onderwerp schrijven. Hij werkte zijn idee uit tot het ‘huismans-kiesrecht’ en schreef hoe het een schande was dat al- leen de rijken, die vooral liberaal waren, het recht hadden om te stemmen. Net als bij de socialisten vormden bij hem de liberalen het grote mikpunt van kritiek. In De Standaard schreef Kuyper erover in bijna marxistische bewoordingen: “Het liberalisme heeft nooit het mededoogen, nooit het goddelijk schoon der ontfer- ming, nooit het glinsteren van het goud der barmhartigheid verstaan”, het is “Bourgeoisie-politiek in hart en nieren”. De socialisten konden bij Kuyper altijd op – een heel voorzichtige – sympathie rekenen.

Kuypersalternatiefvoor socialisme Kort na 1888 gaf Kuyper drie teksten uit waarin hij zijn visie op democratie, de sociale kwestie en het socialisme verder toelichtte. Ten eerste het pamflet Handenarbeid uit 1889. De hoofdvraag was hier hoe de staat kon helpen tegen de onderdrukking van de arbeidersklasse.
Kuyper beschreef hoe de hogere klasse in Nederland de macht over de staat had gegrepen na de Franse Revolutie en het land regeerde ten koste van de lagere klasse. De socialisten wilden dit pro- bleem oplossen door de lagere klasse aan het roer te zetten van de staat. Kuyper zag een andere oplossing: het was noodzakelijk dat de staat zelf meer ruimte zou laten voor maatschappelijke initiatieven. Arbeiders zouden zo de mogelijkheid krijgen om hun eigen organisaties op te richten en zo sterk te staan tegenover hun werkgevers. Uiteindelijk zou de arbeids- klasse ook landelijk via de Eerste Kamer, die omgevormd moest worden tot een ‘Kamer van Belangen’, vertegenwoordigd moeten zijn. In de tweede brochure, Maranatha uit 1891, schrijft Kuyper dat de “oligarchie der financieel en intellectueel bevoorrechte klasse” op zijn retour is. Het calvinisme, de traditie van de  antirevolutionaire partij, was volgens hem altijd al een progressieve beweging en kon, juist nu, een “Christelijk-democratische ontwik- keling van onzen volksstaat” bewerkstel- ligen. Juist om antichristelijke krachten het hoofd te bieden moest de christelijke politiek nu onomwonden kiezen voor de democratie. De term democratie was in het laatste decennium aan een opmars bezig, maar had nog steeds een revoluti- onaire connotatie en dat maakt Kuypers betoog dus aardig provocatief.
Ook het derde document, Het sociale vraagstuken de christelijke religie, waar we al even bij stilstonden, wist te provoceren. Kuyper stelde daarin dat de oplossingen voor de problemen van zijn tijd lagen “op den socialistischen weg”, daaraan toevoegend: “mits ge onder socialistisch nu maar niet verstaat het  programma der Sociaal-democratie”. Want Kuyper wilde in tegenstelling tot de socialisten de maatschappij zien als “een van God gewilde gemeenschap, een levend men- schelijk organisme”, iets dat niet zomaar om te gooien is, maar waar wel kritiek  op te leveren is als het door mensen is beschadigd. Volgens hem was daarom een politiek geleid door christelijke principes een beter antwoord op de sociale kwestie dan de liberale en soci- alistische ideologieën. Beide groepen zouden redeneren vanuit materialistische principes, afkomstig uit het denken van de Franse Revolutie, die de organische samenstelling van de maatschappij negeerden. Net als in Maranatha zien we hier al een beweging richting Kuypers bekende antithese: het benadrukken van de fundamentele verschillen die Kuyper zag tussen christelijke en niet-christelijke politiek. Toch is het opmerkelijk hoe Kuyper in Het sociale vraagstuk en de christelijke religie het socialisme verde- digde als een serieus te nemen ideologie waar ook van te leren valt. Hij stelt zelfs dat hij de socialisten wel begrijpt: “den Sociaal-democraat tegenover den Liberalist genomen, hém kan of mag ik geen ongelijk geven”

Voorzichtigheid geboden | De antirevo- lutionaire beweging en de socialistische beweging leken dus behoorlijk veel op elkaar. Net als de antirevolutionairen probeerden de socialisten een alternatief te bieden voor het dominante libera- lisme. Onder invloed van de opkomst van het socialisme plaatste Kuyper zijn progressieve ideeën over kiesrecht en de sociale kwestie meer op de voorgrond. Hij was een van de eerste vooraanstaande politici van zijn tijd die het socialisme zag als een legitieme politieke beweging tegenover het liberalisme. Ondanks dat zijn politieke standpunten in de jaren 1880 radicaler werden, bleef de basis hetzelfde. Hij zag dat de maatschappij beschermd moest worden tegen het groeiende gezag van de staat. De maat- schappij moest veranderd worden: breed gedragen en van onderaf. Niet via een liberale politiek die slechts de belangen van de rijken bevorderde maar ook niet via socialistische politiek die de hele maatschappij zou onderwerpen aan haar gelijkheidsideeën. Voor zijn tijd was Kuyper dus een behoorlijk progressief politicus.
Wat kan de ChristenUnie nu leren van Kuypers worsteling met links? Ten eerste dat elke ideologie, hoe radicaal ook, serieus moet worden genomen, zo ook het socialisme. Maar ten tweede, hoe aantrekkelijk het linkse mededogen ook klinkt, dat het belangrijk is om voorzich- tig te zijn met het uitbreiden van staats- gezag. Staatsgezag kan de vrijheid van burgers aantasten en maakt initiatieven waarin ze verantwoordelijkheid nemen voor elkaar onmogelijk. De staat is er om deze burgerinitiatieven te bevorderen, zodat mensen op het laagste organisa- tieniveau van de samenleving elkaar onderling kunnen steunen, in plaats van dat de afstandelijke en bureaucratische nationale staat dat regelt.
Echter, niet alleen de staat kan een gevaar vormen voor de maatschappelijke vrijheid, ook de markt met haar harde concurrentiestrijd mag niet ons leven gaan bepalen. Hier heeft de staat een rol om de markt te reguleren in overleg met werkgevers en werknemers. De Chris- tenUnie zou er goed aan doen om links te steunen wanneer het vrije marktden- ken doorslaat en een bedreiging vormt voor de maatschappelijke vrijheden. De partij moet echter kritisch zijn op linkse voorstellen die de macht van de staat uit- breiden ten koste van het onafhankelijke maatschappelijke initiatief.

Matthijs van der Stoep is researchmasterstudent geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam en actief voor PerspectieF, de jongerenorganisatievan de ChristenUnie.