Waarom de jeugdhulp verstopt zit
Waarom de jeugdhulp verstopt zit
1 december 2019 om 12:00
Binnen de ChristenUnie worden waardevolle initiatieven ingezet voor jonge mensen in onze samenleving. Er is veel aandacht voor de druk en de stress waarin jongeren opgroeien. Vooral ChristenUnie-voorman Gert Jan Segers zet dit punt steeds vaker op de agenda. En terecht zo wil ik betogen. Deze aandacht betekent namelijk ook een erkenning van het aantal kinderen dat uitvalt in deze samenleving en jeugdhulp nodig heeft. Die jeugdhulp is vastgelopen, een andere benadering van jeugdproblematiek nodig. Daartoe geeft dit artikel een aanzet.
Medicalisering | De afgelopen jaren steeg het aantal kinderen dat een vorm van jeugdhulp nodig heeft weer met 12%. In sommige gemeenten heeft zelfs 1 op de 8 kinderen en/of jongeren jeugdhulp nodig. Deze stijging is niet van recente datum, maar is al jarenlang gaande en vormde (mede) ook de aanleiding voor de overheveling van de jeugdhulp naar de gemeenten. Over deze stijging en de daaruit voortkomende tekorten bij gemeenten is veel te doen. Dat is ook logisch, want niets wijst erop dat deze stijging zal stoppen. Het water staat de gemeenten aan de lippen. Tegelijk dwingt deze situatie ons om ook iets verder te kijken. De stijging van het aantal kinderen dat jeugdhulp nodig heeft wijst op een samenlevingsprobleem en dus op een politiek probleem. Wat zegt het over onze samenleving als kinderen en jongeren alleen staande blijven als zij in grote getale jeugdhulp ontvangen? Hoe kunnen we daar verandering in brengen?
Binnen de jeugdhulp wordt sterk medisch-psychologisch gekeken naar kinderen en problemen van kinderen worden sterk medisch-psychologisch geduid. Het medisch-psychologisch kijken naar problemen betekent dat oorzaken voor problemen allereerst gezocht in het kind (belangrijkste startvraag: “misschien heeft dit kind ADHD?”) of mogelijk in de directe interactie rond het kind (belangrijkste startvraag: “misschien mist deze ouder opvoedingscompetenties”). De medische handelingspraktijk bestaat dan uit een ‘behandeling’ waarbij eerst het nulpunt in kaart gebracht wordt: waar staat het kind nu en wat was de levensloop tot nu toe: classificatie en diagnose. Vervolgens wordt het behandelingsdoel geformuleerd: waar willen het kind en de ouders naartoe. Daarna wordt de route uitgestippeld: welke, liefst wetenschappelijk verantwoorde, praktijken kennen we om dit doel te bereiken?
Een belangrijk nadeel van deze manier van zoeken naar oorzaken van problemen is dat de context buiten beeld raakt. Dat doet deproblematiek tekort. Als depressiviteit bij jongeren vooral wordt opgevat als stoornis in het individu, dan is een behandeling vaakhet eerste waarnaar men kijkt. Oorzaken van deze depressie buiten het individu (de samenleving die door- dendert, keuzestress,enz.) blijven buiten beeld. Als bij jongetjes massaal ADHD gediagnosticeerd wordt, blijft buiten beeld dat de jongste jongetjes in de klas deze diagnose krijgen en wordt mogelijk niet de koppeling gelegd met het feit dat de context verwacht dat deze jongetjes steeds langer op hun stoel moeten blijven zitten om aan de cito normen te voldoen.
Normaliseren | Tegenover het medicaliseren staat het normaliseren. Het normaliseren is een belangrijke doelstelling van de Jeugdwet en wordt al langer bepleit. Dit normaliseren betekent in ieder geval minder gerichtheid op professionele ingrepen. Normaliseren gaat minder uit van het idee dat voor elk probleem een werkzame oplossing is en gaat juist meer uit van het verdragen van problematiek die eigenlijk bij het leven hoort. Onlangs hoorde ik een ervaringswerker de volgende definitie hanteren: “het probleem wel serieus aanpakken, maar niet te groot maken. Liever uitgaan van geruststellen dan van meegaan in deproblematiek van de patiënt en daarmee diens probleem alleen maar zwaarder maken”.
Het normaliseren staat echter ook nog voor iets anders: het ruimhartig verdisconteren van de context waarbinnen de problematiek plaatsvindt in de analyse van de oorzaken van problematiek. En juist daarin ligt een belangrijke sleutel. Als we de problematiek van het aantal kinderen met jeugdhulp willen bekijken, dan zullen we moeten uitzoomen en een andere bril dan de medisch-psychologische jeugdhulpbril op moeten zetten.
Uitzoomen | Als we uitzoomen, wordt het probleem van angst, depressiviteit en stress bij kinderen veel interessanter, omdat we dan zien dat we in onze samenleving steeds meer vormen van angst en depressiviteit als problematisch zijn gaan zien. Dat zien we formeel, doordat in de laatste DSM 5 (hethandboek voorpsychologen en psychiaters waarin de afspraken zijn opgenomen over wat we ziek vinden) veel ruimere criteria zijn opgenomen dan in de criteria in de DSM-uitgaven ervoor. Dat betekent dat behandeling steeds sneller is gelegitimeerd. We zien het ook informeel: in de samenleving en op sociale media zijn tal van informele verwachtingen waaraan jongeren moeten voldoen, rond bijvoorbeeld studieschuld en baan..
Bij het uitzoomen zien we niet meer alleen het kind als individu of in relatie met de ouders, maar zien we ook de verwachtingen van de context. Neem bijvoorbeeld het perspectief van de school. Daar zien we dat cito-normen steeds verder stijgen, terwijl elk jaar de eindtoets ongeveer op hetzelfde niveau gemaakt wordt. We zien dat steeds meer basisscholen continu-roosters invoeren waarin pauzes korter gemaakt zijn, zodat er veel minder rusttijd- en uitraastijd is voor kinderen. Door toegenomen bio-psychosociale kennis wordt het niet goed presteren van kinderen algauw toegeschreven aan iets ‘in’ het kind: misschien ‘heeft het wel ADHD’,‘misschien is hij wel depressief’ of ‘misschien heeft hij wel dyslexie’. Terwijl de vraag over de stijgende verwachtingen aan kinderen, lees het presteren in steeds minder tijd, eigenlijk niet geproblematiseerd wordt. Dit heeft alles te maken met het feit dat psychologen en jeugdhulpmedewerkers nauwbetrokken zijn op scholen.
Preventie | De politiek heeft veel aandacht voor preventie, denk aan het preventieakkoord van Blokhuis. Gemeenten zien preventie als een belangrijke manier om de instroom in de jeugdhulp te beteugelen. Het gevaar is echter dat juist door de vorm waarin preventie nu georganiseerd wordt, steeds meer kinderen jeugdhulp nodig hebben.
Maar preventie gericht op het individu of op de relaties rond het individu bereiken veelal het tegenovergestelde. Als het gevoel van een jongere is dat hij of zij de wereld niet kan overzien door alle keuzes die hij of zij moet maken en hij of zij het gevoel heeft daar alleen voor te staan, dan heeft preventie met als doel de jongere weerbaarder te maken (met als expliciete boodschap: ‘inderdaad, jij moet het alleen doen, wil je in deze maatschappij staande blijven’) niet veel nut. Als we onzekere ouders massaal bestoken met wat goed ouderschap is (ouderschapscurssus- sen, de 1000-dagen aanpak) waaraan ze niet kunnen voldoen, dan bekrachtigen we alleen maar de onzekerheid en de stress rondom opgroeien en opvoeden, in plaats van dat we het normaliseren.
Binnen het domein van jeugd is daarbij een opvallende verschuiving waarneembaar, ook binnen de ChristenUnie. Waar we tot een aantal jaren geleden de bescherming van het gezin tegen invloeden vanuit buitenaf erg belangrijk gevonden werd, lijken nu de dominante mores te worden dat het gezin vooral beschermd moet worden tegen bedreigingen van binnenuit. Bedreigingen zoals dat ouders hun kind niet opvoeden volgens de wetenschappelijke standaarden. ‘Een kind opvoeden kan eigenlijk niet meer zonder professionele hulp of kennis’, zo lijkt de nieuwe preventieve norm.
Agenda voor de ChristenUnie | Maar wat dan wel? Allereest zou het goed zijn om vast te stellen dat het leven niet causaal begrepen moet worden. Het leven loopt niet in een rechte lijn van A tot Z waarbij elke goede keuze automatisch leidt tot gezonde individuen. Daarbij is een mens afhankelijk van andere mensen en wordt hij ook pas mens naast de andere mensen. Bij dit leven hoort een zeker lijden. Iedereen krijgt te maken met weerstand, met perioden van bloei maar ook van tegenslag en dat is helemaal niet erg. Dit lijden wordt pas erg als de omgeving je laat geloven dat lijden niet hoeft (social media), of als de overheid zelf uitstraalt:lijden hoeft niet, want voor elk probleem kopen wij een oplossing in. Een oplossing die te verkrijgen is bij de overheid: jeugdhulp.
Daarnaast zou preventie moeten gaan om uitzoomen en verder kijken. Een herziening van de manier waarop ons onderwijs is georganiseerd is nodig. De sleutel voor echt zinvolle preventie ligt in de herwaardering van het onderwijs: zorg voor voldoende tijd voorleerlingen, voor voldoende docenten, voor langere schooldagen (in plaats van ingedikte continuroosters). Zorg ook voor leraren die hun vak weer gaan zien als een vak waarin men expert is op het gebied van de ontwikkeling van kinderen. Als dat vak weer aanzien krijgt lopen niet meer de psychologieopleidingen vol, maar de lerarenopleidingen.
Ten slotte gaat het nu bij preventie nog te veel over individuen die ‘regisseur’ van hun eigen gezondheid moeten zijn. Alsof pech of een ziekmakende context niet meer bestaan. En als het met die indivi- duen niet meer gaat, dan moeten ze aan de bak. Dan worden ze gestimuleerd en uitgedaagd om de juiste keuzes temaken. En natuurlijk, daar zit ook echt wel een kern van waarheid in. Toch zouden we meer dan ooit moeten kijken naar het collectief. Collectieve preventie doorhet aan- passen van de eisen die in de samenleving leven. Dat begint bij het inzien dat het enorme aantal kinderen dat jeugdhulp nodig heeft vooral een symptoom is van de samenleving die we hebben gebouwd.
In dit betoog gaat het vooral om kinderen en jongeren die te maken hebben met angst en depressiviteit. Preventie is dan niet alleen angst en depressiviteit normaliseren (door campagnes op te zetten, zoals de ‘hey-campagne’ in 2018), maar gaat ook over het bouwen van contexten waarin kinderen deze angst en depressiviteit niet ontwikkelen. Dat kan door terugkeer van rust in het onderwijs, als we cijfers op de basisschool afschaffen, door een verbod op het openbaar maken van toetsgegevens en door de nadruk op excellentie in het onderwijs stoppen. Dat kan als de keuzestress vermindert omdat jongeren geen studieschulden opbouwen en omdat we ouders vooral laten weten dat opvoeden niet makkelijk is en gepaard gaat met onzekerheid en uitproberen.
Ander ideaal | Tegen deze achtergrond vind ik de aandacht die Gert Jan Segers voor de druk op jongeren heeft ook zo belangrijk. Het gaat erom de strijd aan te binden met de samenleving die juist die concurrentie tussen individuen (‘je moet het leven zelf maken’) op het oog heeft, die maar blijft benadrukken dat mensen de goede keuzes moeten maken. Echte preventie gaat over een ander ideaal en een andere vorm van samenleven. Dan blijft er juist ook ruimte voor jeugdhulp voor kinderen die echt psychisch ziek zijn en voor gezinnen waarin sprake is van groot gevaar. Want ook dat past de ChristenUnie; we bannen gebrokenheid deze wereld niet uit.