'Wij moeten anderen meer rechten geven dan we zelf opeisen'

'Wij moeten anderen meer rechten geven dan we zelf opeisen'

Erik Borgman.jpg

29 juli 2020 om 11:01 by Lambert Pasterkamp (onderzoeker)

Interview met theoloog Erik Borgman

‘Zonder geloof geen democratie’, schreef theoloog Erik Borgman in 2005 in een essay voor De Groene Amsterdammer. Als publiek theoloog mengt Borgman zich regelmatig in het debat over geloof in het publieke domein. Met boeken als Metamorfosen (2006), Wortelen in vaste grond en Overlopennaar de barbaren (beiden 2009) biedt Borgman een verrassend perspectief op de betekenis van geloven, ook in publieke zin. De paradox is daarbij nooit ver weg. De zogenaamd seculiere cultuur is voor hem religieuzer dan menigeen denkt, terwijl gelovigen zelf vaak veel te cultureel denken over hun godsdienst. Borgman verstaat de kunst om ruimte voor religie te ontdekken op de meest onverwachte plekken. Reden om hem voor Groente bevragen – op anderhalve meter afstand – over religie en het publieke domein.

Wekunnener niet omheen: de coronacrisis. Hoe kijkt u daar als publiek theoloog naar? | “Er gebeuren allerlei dingen waar we nog even op moeten kauwen denk ik. Eén van de dingen die mij opvallen is dat we erg naar binnen gekeerd raken van deze crisis. Het gaat de hele tijd over ‘onze’ coronacrisis. We zien onszelf wat dit betreft helemaal niet als onderdeel van een groter geheel, maar als mensen die het zelf hier in dit land moeten doen. Wij zijn de beheersers, wij willen de baas zijn. En als we dat niet zijn, dan weten we eigenlijk niet zo goed wat we dan wel moeten doen. Corona is voor mij, mede hierom, ook een crisis van de maakbaarheid. Ik ben er eerlijk gezegd niet optimistisch over, maar een crisis in het maakbaarheidsdenken zou ons kunnen leren dat we uiteindelijk niet leven van wat we zelf voor elkaar krijgen. We leven van genade.”

Corona laat zich dus verbinden met het thema religie. Waar zit dat hem in? | “Religie is weten dat je onderdeel uitmaakt van iets dat groter is dan jij en weten dat je daar ook op een bepaalde manier van afhankelijk bent. Corona bepaalt ons bij de vraag of we ons kunnen overgeven. Dat is een religieuze vraag, maar ook een vraag van politiek en bestuur. Moderne samenlevingen zijn zichzelf steeds meer gaan poneren als een morele macht. Daarmee vullen ze als het ware de religieuze ruimte. Ze kunnen niet anders. Want waar een dictator mensen met geweld dwingt om mee  te  doen, daar  hebben  moderne  samenlevingen het nodig dat mensen innerlijk overtuigd zijn bij een land te willen horen. De moderne samenleving wil dus niet alleen maar gehoorzaamheid van burgers, ze wil ook het hart van burgers.”

U bedoelt dat de moderne samenleving concurreert met God? | “Ja. Dit moderne denkkader is zeer dominant, ook bij gelovigen. Wij moderne mensen hebben onszelf als het ware opgesplitst. Wij maken een scheiding tussen het publieke en het private, en religie delen we in bij het private. Kerkmensen klagen voortdurend dat ze er niet meer toe doen in de samenleving.
Maar dat verraadt dat zij hun geloof ‘van buiten’ bekijken. Alsof we steeds moeten laten zien, ook aan onszelf, dat geloven ergens goed voor is. Waarom willen we steeds erkenning dat we het ‘algemene’ belang dienen als gelovigen? Dat is heel raar. Je vraagt je toch ook niet af waar het goed voor is dat jij met je vrouw samenwoont. Dat doe je omdat je dat intrinsiek goed vindt. Religie heeft uiteindelijk daarmee te maken: het goede leven. Als we het leven goed leiden, heeft dat betekenis. Kijk dus met een zekere ontspannenheid naar waar het al goed gaat, en kijk of je daarbij aan kunt knopen en verder kunt bouwen. Dat is, zou ik zeggen, de taak van christenen.”

Iemand als Thierry Baudet doet ook een beroep op het christendom. Hoe kijkt u daar tegenaan, ook wat betreft het samenwerken met de goede krachten? | “Ik denk dat rechtlijnigheid hier het beste is. Wat Baudet zegt dat  het christendom is, dat is het christendom helemaal niet. Een christendom dat uitsluit is helemaal niet het christendom waar wij voor staan. Ik zelf denk niet over onze cultuur als een christelijke cultuur, en zie die dus ook niet als iets dat we als zodanig zouden moeten bewaren. Het christendom kent juist een voortdurende neiging tot openheid voor anderen. Het is daarom buitengewoon ongeschikt om een samenleving af te sluiten. Als mensen als Baudet hun zin krijgen en het christendom werkelijk het hart van de Nederlandse cultuur wordt, dan zal er precies het tegenovergestelde gebeuren van wat zij willen. Dan worden we allemaal gutmenschen.”

Tijs van den Brink pleit er in zijn bijdrage elders in dit nummer voor om cultuurchristenen niet te snel van het christelijk erf af te jagen. | “Nee, maar wat is het erf? Begrijp me goed, in politiek opzicht kunnen dit lastige afwegingen zijn. Maar je kunt uitgangspunten niet opgeven omwille van wat of wie dan ook. Dan speel je het cynisme  in de kaart. En het cynisme is onze grote vijand. Als kiezers het idee krijgen dat je gewoon kijkt waar de winst zit en daar naartoe gaat, is dat een veel groter probleem dan wanneer ze worden tegengesproken. Vervolgens zijn wat mij betreft twee zaken van belang. Enerzijds zou het vanzelfsprekend moeten zijn dat wij natuurlijk niet gaan onderhandelen over bijvoorbeeld een verbod op de koran, op minaretten of islamitische scholen. Anderzijds moeten we wel oog hebben voor de gevoelens van vervreemding, zoals die bijvoorbeeld tot uitdrukking komen in anti-islamgevoelens. Die vervreemding is reëel. Baudet, en eerder Wilders hebben die vervreemding op een bepaalde manier politiek gemaakt. Daar zou een andere manier tegenover moeten worden gesteld.”

Wat bedoelt u met dat dit politiek gemaakt is en dat dit op een andere manier gemaakt moet worden? | “Baudet en Wilders raken juist aan iets dat andere politici steeds maar niet begrijpen. Zij snappen dat politiek niet gaat over de laatste cijfers achter de komma van het koopkrachtplaatje. Zij weten dat politiek altijd ook symboliek is. In de politiek moet je ook iets zichtbaar maken van wat je vindt. Zo ‘maakt’ een politicus de samenleving als hij zegt: ‘Jullie staan tegenover elkaar, en ik kies voor die en die’. Daartegenover zou je moeten zeggen: ‘Jullie staan helemaal niet tegenover elkaar en dat gaan wij laten zien’. Wij geloven niet dat mensen ten koste van elkaar leven. En dus laten we menswaardige vluchtelingenopvang niet ten koste gaan van mensen die moeilijk aan een huis kunnen komen. Met Wilders en Baudet meegaan en de vragen stellen als ‘Kan de islam wel in Nederland?’, werkt averechts. Over dergelijke vragen gaan wij niet. Moslims zijn er gewoon.”

Maarsnapt u dat mensen in de strijd om die symboliek hun toevlucht zoeken tot het christendom, als is het maar in culturele zin? | “Ja, als verlangen naar het vermeend vertrouwde. Maar zoals gezegd is het christendom buitengewoon slecht in staat om die rol te vervullen. Het christendom gelooft niet dat alleen christenen echte mensen zijn. Bovendien: als je geen christen bent, dan kun je dat altijd nog worden. Het probleem van mensen als Baudet is dat het culturalisten zijn. Zij denken dat als je niet van een cultuur bent, dat je er dan eigenlijk ook niet bij kunt komen. Dat de verschillen onoverbrugbaar zijn. Maar Je- zus zegt: heb je vijanden lief. En dan zijn het opeens geen vijanden meer. Je kunt alleen je vijanden maar liefhebben als je weet dat vijandschap niet het laatste is, maar dat er iets onder zit dat fundamenteler is dan de verschillen.”

Denkers als Tom Holland en Larry Siedentop stellen dat juist dit soort christelijke ideeën bepalend waren voor het ontstaan van de Westerse liberale democratie en daarmee voor ons zelfbegrip. | “Dat klopt. Maar ik zou zelf zeggen dat dat nooit betekent dat je daar vervolgens het alleenrecht op hebt. Dat is het Westers experiment: democratie is er niet alleen voor mensen die in democratie geloven. Een publiek domein is pas werkelijk publiek op het moment dat we er geen fundamentele grens aan stellen.
Dus alles moet aan de orde gesteld kunnen worden. Je kunt de discussie niet beperken tot degenen die de publiek ruimte willen bewaren zoals ze is. Want wie zou dat arbitreren? Wij christenen kunnen onze eigen overtuiging niet tot onze grondslag maken. We hebben maar één anker, en dat is de waarheid. Of God, maar God is de waarheid en niet het beeld dat ik ervan heb. Wij zeggen van die waarheid niet dat we die ‘bezitten’. Evenmin bezitten we de publieke ruimte.”

Is het christendom vandaag de dag nog steeds een bron van de publieke orde? | “Zeker. Dat komt omdat het christendom ervan uitgaat dat mensen in beginsel, omdat ze kinderen van God zijn zal ik maar kortheidshalve zeggen, minstens op verantwoordelijkheid en redelijkheid zijn aan te spreken. Dat betekent ook dat er altijd iemand kan zeggen: ik denk dat het anders zit. En dat moeten we serieus nemen. Christelijk gesproken moeten wij de ander dus de ruimte geven, omdat zij of hij ons iets over God kan leren. Zelfs als zij of hij niet in God gelooft. Christenen hebben een plicht die asymmetrisch is, dat is nou net het ongemak van het christendom: wij moeten anderen meer rechten geven dan we zelf opeisen. De samenleving is dus ook geen contract. God heeft ons eerst liefgehad. Niet omdat wij het waard waren, maar omdat Hij het wilde. In zekere zin moeten wij deze wil doorgeven.”

Betekent dit dat christen een speciale verantwoordelijkheid hebben voor het in stand houden van de publieke orde? | “Ieder heeft z’n eigen bijzondere verant- woordelijkheid. Christenen hebben wat mij betreft een bijzondere verantwoordelijkheid als het gaat om de toegankelijkheid van het publieke domein. Ik vind dat christenen degenen zouden moeten zijn die het eerste op zouden moeten veren op het moment dat groepen mensen stelselmatig – formeel of feitelijk – de toegang tot die publieke orde wordt ontzegd. Dat vergt een actieve houding. Wij moeten ons ervoor inspannen dat anderen ook invloed uit kunnen oefenen op het publieke leven, zelfs als ze opvattingen hebben die ons eigenlijk niet goed uitkomen. Sterker nog, zelfs als zij zich tegen ons keren. Dat is nou  geloof in de waarheid. We moeten blijven zeggen: ‘Jij kunt wel denken dat je niet met mij kan, maar ik denk dat ik wél met jou kan’. Onze limiet is de vijandsliefde.”

Wat betekent dat voor het politieke handelen van christelijke politici? | “Het hele idee dat we eerst zelf vergeven zijn en dat we daarom iets mogen en iets kunnen, dat is voor mij ook in het samenlevingsverband heel fundamenteel. Wij kunnen met elkaar werken omdat we die ruimte krijgen. En dus is onze taak, zoals de paus ooit gezegd heeft, om elkaar de ruimte te gunnen en te geven, actief. Omdat we weten  dat we zelf ook afhankelijk zijn van het feit dat anderen ons ruimte geven. Vertrouw dus op het proces van de samenleving in plaats van dat je als overheid de hele tijd wilt sturen. De simpele waarheid is dat negentig procent van de problemen in de samenleving door de samenleving zelf wordt opgelost. Dat verdwijnt uit beeld door dat maakbaarheidsdenken. Daarmee verdwijnt ook het geloof in de creativiteit van de samenleving. Als mensen nergens op worden aangesproken, verliezen ze het vermogen om iets met elkaar te organiseren. Integratie vindt overal plaats, of het nu beleid is of niet.”

Dat klinkt mooi, maar ook wat idyllisch.Soms raken we toch gewoon echt aaneen grens? | “Het kan soms nodig zijn om te zeggen: nu even niet. Zoals je je huis even dicht mag doen, zo mag je bijvoorbeeld ook je land dichtdoen. Maar dat zijn noodmaatregelen die toch eigenlijk altijd met een slecht geweten zouden moeten plaatsvinden. Ze mogen wel, vanwege de beperktheid van dit leven, maar nooit als principe. Dat geldt ook voor wat we van elkaar tolereren. Er is in Nederland vrijheid van drukpers, en toch verbieden we het drukken van Mein Kampf. Dat kan. Je kunt goede redenen hebben om soms te zeggen: ‘Dit klopt niet helemaal met de regel, maar dat moeten we nu toch doen om allerlei redenen.’ Maar laat de regel dan wel staan. Die regel zorgt er namelijk voor dat we een rem houden op overheidsingrijpen en niet doorschieten in dat quasireligieuze geloof in de maakbaarheid van de moderne samenleving.”

Vasthouden aan de regel en tegelijkertijd de uitzondering toestaan, dat klinkt katholiek. | “Klopt, katholieken kunnen dat beter dan protestanten: katholieken elastieken. Vaak wordt er gedacht dat de grondslag ervoor optimisme is over wat mensen kunnen. Maar het is ook realisme, geloof in de erfzonde. Wij zullen nooit in een ideale samenleving leven. Dat is niet leuk, maar dat is wel zo. Dat betekent dus dat je niet eindeloos kunt doorgaan met je regels te verfijnen totdat die laatste twee procent ook nog gedekt is. Regels werken nou eenmaal nooit voor iedereen goed, de erfzonde zit ook in onze regels. Door regels te laten staan en ruimte te maken voor de uitzondering, leren we om te roeien met de riemen die we hebben. Nog even terug naar de coronacrisis: we doen wat we kunnen, maar ook dat is gebrekkig. Het is helaas echt taboe voor een moderne overheid om dat te zeggen. Moderne overheden zouden moeten durven zeggen: dit kunnen wij niet. Dat zou ons als samenleving helpen. Ik denk dat je meer hebt aan een samenleving die om kan gaan met dreigende missers, dan een samenleving die voortdurend maar probeert dat er nooit meer een misser plaats zal vinden.”