'Laten we ons hoeden voor een defensieve strategie'
'Laten we ons hoeden voor een defensieve strategie'
29 juli 2020 om 11:51
Directeuren van wetenschappelijke instituten SGP, CDA en ChristenUnie over religie en politiek
Nederland kent een bijzondere traditie als het gaat om religie in het publieke domein. Het nationale parlement kent niet één maar wel drie politieke partijen die zich expliciet christelijk noemen. Intussen is de samenleving drastisch veranderd als het gaat om religie en het publieke domein. Hoe kijken de christelijke partijen naar deze veranderingen? Wat doet dit met hun positie daarin? Wordt die positie van christelijke partijen zelf niet ook problematisch in een post-christelijke tijd? Iemand die deze laatste stelling uitdraagt is Cors Visser - partijloos burger, voormalig directeur van ForumC en momenteel werkzaam bij IFES. Daarom vroeg Groen hem de directeuren van de wetenschappelijke instituten van SGP, CDA en ChristenUnie aan de tand te voelen over christendom en politiek.
Heren, is Nederland een christelijk land, en zo nee, zou het dat moeten zijn? | Wouter: “Volgens mij kan je het predicaat christelijk niet op een samenleving plakken. Het woord christelijk drukt eerst en vooral een verlangen uit, de wens om Jezus na te volgen. Nederland bestempelen als christelijke samenleving is bijna hooghartig, dat zou ik als gelovige niet aandurven. Maar het verlangen heb ik wel degelijk.”
Jan: “Veel mensen in Nederland stellen hun vertrouwen op iets anders dan God, maar in de wortel is Nederland een christelijke samenleving. Zonder de Reformatie was de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bijvoorbeeld nooit ontstaan. Zonder kerk geen staat in Nederland. Dat geldt ook nu nog: zonder kennis van de christelijke godsdienst kun je het democratische stelsel niet goed begrijpen.”
Pieter Jan: “Nederland is getalsmatig gezien geen christelijke samenleving. De Nederlandse cultuur is wel diepgaand gestempeld door het christendom. Denk aan de inrichting van onze samenleving, van de rechtspraak en het onderwijs tot de architectuur. Denk ook aan ons begrip van de fundamentele gelijkwaardigheid tussen mensen, ongeacht hun overtuiging of achtergrond. Dat heeft Bijbelse wortels. En denk zelfs aan de publieke ruimte als een mogelijkheid om het gesprek met elkaar te voeren. Die ruimte is deels ontstaan door het optreden van twaalfde- en dertiende-eeuwse kloosterorden. De Franciscaanse en Dominicaanse monniken trokken uit hun kloosters, spraken in het openbaar en luisterden naar de zorgen van de mensen in de snelgroeiende steden. Die zorgen vertolkten ze vervolgens bij de bestuurders. Zodoende ontstond er gesprek tussen bestuurders en onderdanen, ergo: de publieke ruimte.”
Monniken als de eerste christelijke politici, mooi! Hoe zit dat met christenen in de politiek vandaag de dag? | Pieter Jan: “Ik kan me als christendemocraat niet de spreekbuis maken van een christelijke minderheid in het seculiere Nederland. Democratie is samenleven met verschil. Ik zou voorzichtig willen zijn met de term ‘christelijke’ politiek. Het is onjuist om christelijke idealen als norm aan de natie voor te houden. Dat strijdt ook met de bescheiden strekking van het politieke bedrijf. Politiek gaat slechts over macht en tegenmacht, over regels voor het samenleven. Het is veel te pretentieus om in naam van de Bijbel politiek te bedrijven. Niet omdat de Bijbel niet duidelijk is, maar omdat wij mensen beperkt zijn. Dus wees erg voorzichtig met je christelijke idealen in de politiek.”
Wouter: “Ik word hier toch een beetje onrustig van. Je kunt politiek niet helemaal platslaan tot macht en regels. Politiek is ook het gesprek over de goede samenleving. In dat gesprek heb je inderdaad te maken met waarheid en recht. Welke richting slaan we in met elkaar? Als we dat gesprek niet met elkaar voeren, dan hangen onze maatschappelijke instituties maar een beetje in de lucht. We hebben geëngageerde burgers nodig, en dus moeten we het ook hebben over waarheid en over recht.”
Jan: “Als je in het debat als christen niet ingaat tegen wat Groen van Prinsterer benoemt als ongeloof, wat is dan nog je rol in de politiek? Natuurlijk moet je geen staatsdwang toepassen, maar als christenpoliticus wil je rechtdoen aan de samenleving. En recht en waarheid zijn aan elkaar verbonden. Zonder waarheid geen recht.”
Pieter Jan: “Natuurlijk wil ik niet zeggen dat je je overtuigingen thuis moet laten. Integendeel. Maar in de politiek ben ik christendemocraat. In die combinatie zit voor mij de crux. We denken voluit vanuit christelijke waardeoriëntaties en een christelijk mensbeeld en tegelijkertijd doen we een handreiking naar de pluriforme, seculiere samenleving. Daar, in die samenleving, begint het gesprek. En opvallend genoeg resoneert daar genoeg aan christelijke denkbeelden. Ook al omdat die een heel redelijke grondslag hebben. De Nederlandse samenleving is weliswaar van de kerk los, maar niet van God los.”
Jan, mijn typering van de SGP is dat bij jullie het herkersteningsideaal buiten beeld is geraakt. Jullie zetten je intussen in voor godsdienstvrijheid, maar niet van harte. | Jan: “Dat is enigszins karikaturaal. Godsdienstvrijheid is ook voor ons heel principieel. De staat mag geen dwang uitoefenen inzake geloof en geweten, dat is een wezenlijk uitgangspunt voor ons. Tegelijkertijd heb je meer en meer te maken met relativering van waarheid. Hoe kun je dan weten wat recht is? Als je voor totale godsdienstvrijheid bent, heb je geen enkel houvast meer om beleid te voeren op basis van een deugdelijk onderscheid tussen goed en kwaad. Voor de SGP geldt dat het nu de verkeerde kant opgaat in Nederland. Zonder goed geloof zal een samenleving niet wel varen.”
Pieter Jan, het CDA zie ik als een partij die het christelijk geloof als beginsel losgelaten heeft. Jullie zijn principieel voor godsdienstvrijheid, gecombi- neerd met een haast romantische inzet voor een soort christelijke cultuur. | Pieter Jan: “In wezen hebben wij de discussie over secularisatie al in jaren zestig en zeventig gevoerd. Het CDA en zijn voorlopers zijn echte volkspartijen. Het CDA is niet een partij van alleen maar christenen. CDA-politici zijn aan te spreken op hun politieke idealen, niet op hun geloof of ongeloof. We kunnen niet anders dan ons vertrekpunt nemen in de democratisch rechtsstaat. Die is voor alle mensen goed. De christelijke traditie is niet zozeer gevestigd cultuurgoed,maar doet een appel op eenieder om de samenleving te helpen opbouwen. Alleen dat is wat mij betreft een legitieme reden om je in te zetten voor een christelijke waardeoriëntatie.”
Wouter, de ChristenUnie heeft geaccepteerd dat de samenleving in meerderheid seculier is. Ze is principieel voor godsdienstvrijheid, maar komt in praktijk vooral op voor de eigen, christelijke, groep. | Wouter: “Ik moet wel lachen om deze typering. Ja, we zijn ook maar partij van mensen en we komen inderdaad soms wel heel sterk op voor gebieden waar veel mensen uit achterban wonen. Voor mij wordt christelijke politiek het meest waardevol als het gaat over de grondwet van het koninkrijk. Jezus draait eigenlijk alle menselijke verhoudingen om. Ja, ook wij kennen soms een hang naar bescherming die politiek soms zo eigen is – noem het achterbannenpolitiek. Jezus zegt: wordt vredestichter, zoek het recht. Dat kan in onze tijd ook. Christelijke politiek is op z’n best als die honger erin doorklinkt. Denk aan de discussie over voltooid leven. Durven we om elkaar heen te staan, barmhartig te zijn?”
Recent is er weer discussie over de godsdienstvrijheid. Hoe kijken jullie hier tegenaan? | Pieter Jan: “Laten we ons hoeden voor een defensieve strategie.Als godsdienstvrijheid alleen maar een verdedigingswal voor verworven rechten wordt, dan wordt het geloof opgesloten in privileges en wordt de godsdienstvrijheid vanzelf uitgehold. Tegelijkertijd kan ik ook wel wat cynisch worden. In de samenleving lijkt soms een bijna nihilistische geest rond te waren waarin we de betekenis van de godsdienstvrijheid niet meer lijken te begrijpen. De ziel wordt niet meer gezien; we snappen niet dat het gaat om een samenleving waarin heel verschillende mensen zich thuis kunnen voelen en waarin we delen in een cultuur van verdraagzaamheid.”
Jan: “We hebben hier in de SGP de afgelopen tien jaar grondig over nagedacht. Ik zou ervoor willen waken dat mijn partij godsdienstvrijheid helemaal gaat omhelzen omdat het een soort laatste beschermingswal zou zijn. Inderdaad, we hebben te maken met een seculiere, nihilistische meerderheid. Het is alle hens aan dek. We hebben iedereen nodig die geen nihilistische opvatting heeft. Dus zoek ook buiten christelijke achterban naar medestanders.”
Maak je godsdienst niet te instrumenteel met die godsdienstvrijheid? Nu zijn jullie allemaal voor rituele slacht met een beroep op godsdienstvrijheid. In de jaren ’70 waren jullie moederpartijen allemaal nog tegen. Dan wordt het toch cynisch? | Jan: “Dat klopt van die rituele slacht. Nog zoiets: in de jaren dertig was de SGP tegen een verbod op schadelijke godslastering. Het ging de SGP niet ver genoeg. Toen in 2013 de afschaffing werd bediscussieerd was de SGP opnieuw tegen, maar dus nu tegen afschaffing. Dit laat vooral zien dat de samenleving intussen is veranderd. Je bedrijft politiek altijd in een context. Dat geldt ook voor christelijke politiek.”
Pieter Jan: “Tegenwoordig wordt het beroep op de godsdienstvrijheid nogal eens weggewuifd met een beroep op gelijke behandeling. Die gelijkheid is van belang, maar die geldt nadrukkelijk alleen voor gelijke gevallen. En dus is een beroep erop niet altijd van toepassing.
Denk aan de zondagsrust: die heeft een economische, maatschappelijke en gelovige dimensie. We beschouwen die zon- dag collectief als rustpunt. Dan gaan we niet moslims ‘gelijk behandelen’ en dus ook vrijdag tot een vrije dag maken. Nee, die zondag is historisch zo gegroeid en onderdeel van een Nederlands cultuurpatroon. Gelijke behandeling moet dus niet te absoluut worden gemaakt.”
Wouter: “Natuurlijk mogen we principieel staan voor godsdienstvrijheid. Tegelijkertijd vind ik dat we ons als christenen veel te vaak uit de tent laten lokken. Dan doen we precies wat er van ons verwacht wordt. Laten we ook stoere keuzes durven maken. Laten we eens meegaan met D66. ‘Jullie willen het verbod op godslastering afschaffen? En de toegang van kerken tot de gemeentelijke basisadministratie? Nou goed, we doen een keer mee.’ Vrijheid komt altijd met verantwoordelijkheid, maar of de wet op godslastering hierbij helpt is de vraag.”
In een religieus analfabete samenleving gaat godsdienstvrijheid in de ogen van velen over een privilege van gelovigen. Wordt het niet te veel een vehikel om het eigen gelijk te markeren? | Jan: “Niet iedereen begrijpt die vrijheid van godsdienst, maar het is bedoeld als een ruimte om de staat op afstand te houden. Kuyper had het over de overheid als woekerplant. Vrijheid van godsdienst gaat dus over een gedeeld belang van iedereen. Niet zozeer over een recht dat je voor jezelf kunt claimen, maar over de vraag of je jezelf kunt zijn binnen de eigen ruimte.”
Wouter: “Eens Jan! Maar kijken jullie bij de SGP juist wat dit betreft niet te veel naar de overheid, bijvoorbeeld als het gaat om de islam in de samenleving? Zetten jullie dan niet stiekem toch overheidsmacht in om een gelovige identiteit te bewaken?”
Jan: “Het gaat ons om de voorbeeldfunctie die de overheid heeft. Maar het klopt wel beetje wat je zegt, ook SGP’ers hebben wel eens een overheidsreflex. De overheid moet haar grenzen kennen, en het is tegenstrijdig wanneer je die strikt wilt handhaven, behalve op het punt van de religie. Ik zeg altijd tegen partijgenoten dat ze geen dingen van de overheid moeten vragen die ze in hun eigen geval ook niet zouden wensen.”
Nog even terug naar het terugdringen van die ‘woekerplant’ van de overheid. Daar heb je toch de godsdienstvrijheid niet voor nodig? | Pieter Jan: “De godsdienstvrijheid wordt in grote mate inderdaad gedekt door de andere grondwettelijke vrijheden. En toch ben ik niet voor afschaffing, want dan wordt godsdienstvrijheid een gunst en geen recht. Dat laatste is voor mij erg belangrijk. Klassiek gesproken waren die grondrechten resultaat van een gezamenlijke zoektocht naar het goede samenleven. Die rechten gaan dus over veel meer dan de rechten van alleen het individu. Ze gaan ook over wat ons bindt en over tolerantie. Dat raakt uit beeld bij het opgeven van de godsdienstvrijheid.”
Jan: “Het vertrekpunt dat deze vrijheid goed is voor iedereen zit niet meer tussen de oren. Daar moeten we naar terug. Daar komt bij: als je toegeeft aan de druk op deze vrijheid dan ga je mee in het discours waarin het metafysische er helemaal niet meer toe doet en het alleen nog gaat over de waarneembare, fysische werkelijkheid. Nee, ik ben nog lang niet zo ver om dat op te geven.”
Zou de overheid iets van God moeten erkennen? Denk aan toespraken van de koning of van Rutte, of aan een nationale dankdag na corona. | Wouter: “Formuleringen als ‘bij de gratie Gods’ bepalen machthebbers bij hun beperktheid. Wanneer een staatshoofd persoon- lijk spreekt lijkt me het onderscheid tussen moeten en mogen belangrijk. Het moet niet, maar het is prachtig als het wel mag en blijft mogen. Ik zou het mooi vinden als ook koning of de minister-president zijn geloof een plek mag geven, ook omdat hij dan iets uit wat leeft voor een grote groep in onze samenleving. Ik snap de hijgerigheid van sommige gelovigen niet die vinden dat het zou moeten. Als het ‘moet’, dan is het niet authentiek. En om eerlijk te zijn: als Willem-Alexander moslims werd en hij zou afsluiten met Allahu akbar, dan zou ik dat wel ongemakkelijk vinden.”
Pieter Jan: “Ik zou het zoeken in de historisch-culturele worteling van macht. De koning of de minister-president bezítten die macht niet, die macht was er al. Als de koning spreekt van ‘bij de gratie Gods’ dan is dat een uiting van die afhankelijk- heid. De macht ontleent haar bestaansrecht niet aan zichzelf. Het lastige is echter dat dit soort noties alleen maar kunnen bestaan bij gratie van een soort inhoudsloosheid. Als we daadwerkelijk invulling willen geven aan de rol van God bij koningschap, dan krijgen we een probleem. Ik ben dus voor christelijke rituelen in de publieke ruimte vanuit een besef van historische worteling, maar laten we beseffen dat ze werken bij gratie van inhoudsloosheid.”
Jan: “We hebben te weinig rituelen die ons duidelijk maken dat we afhankelijk zijn, van God en van elkaar. We voelen het wel, maar weten er niet altijd woorden aan te geven. Dat zouden we wel moeten doen, ook al omdat we dan uitdrukking geven aan het geschapen zijn naar Gods beeld. Nu is er wat dat betreft veel te veel vrijblijvendheid in de publieke ruimte.
Het geschapen zijn naar Gods beeld betekent ook een verantwoordelijkheid. Of je belijdt de regering van God over alles, of je ontkent die. Een tussenpositie is de mens niet gegeven. We moeten die vrijblijvendheid voorbij, zonder als christenen onze vriendelijkheid te verliezen.”